Tag: wet franchise

  • Recht op huurvermindering voor hotelexploitanten wegens corona

    Recht op huurvermindering voor hotelexploitanten wegens corona

    Recht op huurvermindering voor hotelexploitanten wegens corona

    22 juli 2022, door Dirk van den Berg

     

    Uitbaters van hotels hebben het de afgelopen twee jaar niet gemakkelijk gehad. Een lichtpuntje voor huurders van hotelvastgoed: mogelijk kunnen zij een deel van hun huurlasten – met terugwerkende kracht – van hun verhuurder terugvragen.

    Onvoorziene omstandigheden, geen huurrechtelijk ‘gebrek’

    Op de website www.rechtspraak.nl is een vijftiental corona-uitspraken over de huurprijsvermindering van hotels gepubliceerd. Zoals vaker het geval is, zijn de zaken waarin is geprocedeerd het topje van de geschillen-ijsberg. Bijna twee jaar was het onduidelijk hoe huurders en verhuurders met de financiële consequenties van de coronamaatregelen moesten omgaan. Maar sinds de Hoge Raad op 24 december 2021 de door rechtbank Limburg gestelde prejudiciële vragen beantwoordde, weten we dat het ‘haakje voor huurvermindering’ onvoorziene omstandigheden heet, en welke formule partijen moeten gebruiken om te berekenen welk deel van de ‘coronapijn’ van de huurder voor rekening van de verhuurder komt.

    In een groot aantal uitspraken hebben lagere rechters de verminderde exploitatiemogelijkheden als een huurrechtelijk ‘gebrek’ aangemerkt, maar die figuur is volgens de Hoge Raad niet van toepassing. Met dat oordeel ben ik erg gelukkig, omdat naar mijn overtuiging het niet kunnen exploiteren niets te maken had met de verhuurde panden zelf, maar met het wegblijven van “het publiek” als gevolg van de overheidsmaatregelen.

    5 Corona-uitspraken over hotels

    In 2020 gaan vijf van de veertig gepubliceerde corona-uitspraken over (meest Amsterdamse) hotels. De meest in het oog springende uitspraak is uiteraard die van 17 juli 2020 over het prestigieuze W Hotel aan de Spuistraat in Amsterdam met een overeengekomen maandhuur die opliep van € 580.255,– in het voorjaar van 2020 tot € 833.333,– in oktober van dat jaar. De huurder vorderde in kort geding een machtiging om over de periode van 12 maart tot en met 15 juni 2020 geen huur te hoeven betalen, en slechts 25% van de huur over de periode van 16 juni tot en met het eind van het jaar. De voorzieningenrechter vond het aannemelijk dat de bodemrechter de huur over het tweede kwartaal van 2020 zou verlagen tot 50%, de huur over het derde kwartaal tot 60% en die over het vierde kwartaal tot 75%. Het meerdere hoefde de uitbater daarom niet te betalen totdat daarover in een bodemzaak definitief zou zijn geoordeeld. Die bodemprocedure moest wel binnen drie weken aanhangig worden gemaakt, anders zou het opschortingsrecht vervallen. Hoe die bodemprocedure is afgelopen heb ik op rechtspraak.nl niet kunnen vinden.

    Hotelexploitanten vingen ook een aantal keren bot in kort geding. Zo kregen op 17 juli 2020 en 27 augustus 2020 de exploitanten van het Museum Hotel en het Element Hotel van de voorzieningenrechter te Amsterdam het lid op de neus omdat zij niet aannemelijk konden maken dat hun omzetderving werd veroorzaakt door de coronacrisis. Element Hotel werd daarbij zelfs tot ontruiming veroordeeld, omdat zij na halvering van de huur over het tweede en derde kwartaal van 2020 nog steeds een huurachterstand van meer dan drie maanden had.

    In 2021 gingen de overheidsbijdragen die huurders konden krijgen een grotere rol spelen, zo ook in de uitspraak van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 21 januari 2021 in de zaak van Swissôtel tegen haar verhuurder Dam Square. De exploitant van dit door de coronacrisis zwaar getroffen hotel vorderde in kort geding – grotendeels met terugwerkende kracht – opschorting van 50% van haar huurbetalingsverplichtingen over de periode vanaf 15 maart 2020. Voor zover zij meer had betaald dan 50%, vorderde zij dat terug. Aan de hand van de door Swissôtel overgelegde resultaten over heel 2020 oordeelde de rechter dat de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen recht had op volledige huurbetaling, omdat de coronacrisis de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties ernstig had verstoord.

    Er waren toen al verschillende uitspraken (niet over hotels) gepubliceerd waarin de door de huurder te ontvangen Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) werd opgeteld bij de omzet die de huurder had weten te behouden. De verhuurder in deze zaak benaderde het iets anders en voerde aan dat de door Swissôtel (te) ontvangen TVL eerst van de verschuldigde huur moest worden afgetrokken en het restant van de huur 50/50 door beide partijen moest worden gedeeld. De kortgedingrechter ging daar niet in mee. Omdat Swissôtel een substantieel omzetverlies liet zien, en meer vaste lasten had dan alleen de huur, stond zij opschorting van 50% van de huur toe, met de kanttekening dat in de bodemprocedure – die Swissôtel  binnen een maand aanhangig moest maken – opnieuw zou worden gekeken naar de lasten en de opbrengsten. De gevorderde terugwerkende kracht werd in dit kort geding grotendeels afgewezen.

    Formule voor huurvermindering

    Swissôtel begon de bodemprocedure, maar ging ook in hoger beroep van de kortgedinguitspraak. Dat leidde tot de inmiddels fameuze uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 14 september 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:2728) waarin voor het eerst de op 24 december 2021 door de Hoge Raad geadopteerde formule voor huurvermindering is toegepast, te weten:

    Huurvermindering = (werkelijke vaste lasten – aanspraak TVL) x % huurdeel van Vaste Lasten x % omzetdaling x 50%.

    Het hof liet daarbij in het midden of sprake was van een “gebrek”. Amper twee weken na deze hofuitspraak haakte procureur-generaal bij de Hoge Raad Wissink in zijn conclusie van 30 september 2021 (ECLI:NL:PHR:2021:902) met zoveel woorden bij deze formule aan (hij kwam daar wel via de tussenstap van het gebrek). Vervolgens deed de kantonrechter op 5 november 2021 uitspraak in de bodemzaak volgens deze zelfde formule, waarbij zij wegbleef van de gebreksdiscussie.

    Op 24 december 2021 kwam ook de Hoge Raad met deze formule. De Hoge Raad overwoog dat een huurder die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek, en als gevolg van de coronamaatregelen een gehuurde 290-bedrijfsruimte niet of slechts in geringe mate heeft kunnen exploiteren, op grond van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW vermindering van de huurprijs kan verkrijgen als de huurovereenkomst vóór 15 maart 2020 is gesloten. De coronamaatregelen zijn volgens de Hoge Raad geen gebrek. De te nemen stappen zijn de volgende:

    1. Bepaal het percentage van de overeengekomen huurprijs ten opzichte van het totaalbedrag aan vaste lasten, te weten: de afschrijvingen op vaste activa machines, gebouwen, vervoermiddelen, software) en de overige bedrijfskosten (in ieder geval niet: inkoopwaarde van de omzet en de arbeidskosten).
    2. Laat het onder 1 gevonden percentage los op de TVL die de huurder kon verkrijgen.
    3. Verminder de overeengekomen huurprijs met het onder 2 berekende deel van het TVL-bedrag.
    4. Bereken het percentage van de omzetvermindering door de omzet in de periode waarover de huurprijsvermindering berekend wordt (hierna: de lagere omzet) per maand te vergelijken met de omzet in hetzelfde tijdvak in het laatste jaar voorafgaand aan de coronapandemie (hierna: de referentieomzet) volgens de formule: percentage omzetvermindering = 100% – (100% x (de lagere omzet: de referentieomzet)).
    5. Het tussen partijen te verdelen nadeel wordt gevonden door het percentage van de omzetvermindering gevonden onder 4 te vermenigvuldigen met de resterende huurprijs gevonden onder 3.
    6. Vervolgens wordt de huurprijs verminderd met 50% van dit nadeel, tenzij uit de in art. 6:258 lid 1 BW bedoelde redelijkheid en billijkheid een andere verdeling volgt.

    Ik realiseer mij dat twee jaar na dato veel huurders intussen afspraken met hun verhuurder zullen hebben gemaakt, die niet overeenkomen met deze methode. Als deze afspraken slechts zien op een gedeelte van de periode waarin de coronamaatregelen van kracht waren, zijn partijen aan die afspraak in principe gebonden. Mogelijk kan voor een periode waarover nog geen expliciete afspraken zijn gemaakt nog worden aangesloten bij de Hoge Raad-formule. Het is de moeite waard om te onderzoeken of dit het geval is.

    Heeft u vragen over huurvermindering in verband met corona? Aarzel niet om contact op te nemen met een van onze huurrechtspecialisten.

    https://www.actlegal-netherlands.com/huurrecht/

  • De eindsprint: pas nu uw franchiseovereenkomst aan!

    De eindsprint: pas nu uw franchiseovereenkomst aan!

    De eindsprint: pas nu uw franchiseovereenkomst aan!

    25 juli 2022, door Dirk van den Berg en Frédérique Sarneel

     

    Nog even snel de franchiseovereenkomst aanpassen? Vanaf 1 januari 2023 moeten ook franchiseovereenkomsten die zijn gesloten vóór 1 januari 2021 volledig voldoen aan de Wet franchise. Wij komen nog geregeld franchisenemers en -gevers tegen die (nog) niet bezig zijn met aanpassing van hun overeenkomst aan de wet. Sommigen zijn zich er niet van bewust dat wijzigingen noodzakelijk zijn. Maar wij zien vooral dat de duur van de onderhandelingen wordt onderschat. En juist die onderhandelingen nemen in de praktijk behoorlijk veel tijd in beslag. Snel de overeenkomst aanpassen is in de praktijk dus meestal niet haalbaar.

    Op welke onderwerpen moet de franchiseovereenkomst dan worden aangepast? Ten eerste moet de franchiseovereenkomst een goodwillbepaling bevatten die voldoet aan de wettelijke eisen. Ten tweede stelt de wet ook eisen aan het non-concurrentiebeding voor franchisenemers. Bepalingen die op deze onderwerpen ten nadele van de franchiseovereenkomst afwijken van de wet, zijn vanaf 1 januari aanstaande ongeldig.

    Ten derde is het zeer verstandig om in uw franchiseovereenkomst rekening te houden met het instemmingsvereiste. Heeft u daar in uw franchiseovereenkomst niks over afgesproken, dan kan dat ingrijpende gevolgen hebben voor de slagkracht van de gehele franchiseorganisatie. We leggen u in dit artikel uit wat er verandert en hoe u problemen kunt voorkomen.

    Instemmingsregeling

    Franchiseovereenkomsten zijn vaak zo opgesteld dat de franchisenemer bij voorbaat heeft ingestemd met wijzigingen die de franchisegever wenst door te voeren. Ook komt het voor dat de franchiseovereenkomst zo ruim en abstract is geformuleerd, dat de franchisegever wijzigingen kan doorvoeren zonder toestemming van de franchisenemer nodig te hebben. De wetgever vindt dat onder bepaalde omstandigheden onwenselijk, vooral als de franchisenemer (flinke) financiële offers moet brengen voor een eenzijdig opgelegde wijziging.

    Om die reden introduceert de Wet franchise de instemmingsregeling. Deze regeling heeft betrekking op de situatie dat de franchisegever een “wijziging in de franchiseformule” wil doorvoeren waarbij de franchiseovereenkomst niet hoeft te worden gewijzigd, of een “afgeleide formule” wil lanceren. Wat een formulewijziging exact is, bepaalt de wet niet. In de toelichting bij de wet worden wel voorbeelden genoemd, zoals een wijziging van het soort producten of diensten, de manier van aanbieden, of aanpassing van het verdienmodel. Het begrip afgeleide formule is wel gedefinieerd. Het gaat om een formule die in de beleving van het publiek veel gelijkenissen vertoont met de franchiseformule en daardoor sterke associaties oproept met die franchiseformule, bijvoorbeeld door gebruik van dezelfde of vergelijkbare huisstijl en/of merknaam. Klanten kunnen dan ten onrechte denken dat het gaat om dezelfde formule.

    Als de franchisegever hierbij een investering verlangt van de franchisenemer, hem een betalingsverplichting oplegt, verlangt dat hij kosten maakt of een omzetderving van de franchisenemer voorziet, dan moet de franchisegever eerst instemming krijgen.

    Hij mag de wijziging alleen doorvoeren als ofwel de meerderheid van álle in Nederland gevestigde franchisenemers van de franchiseonderneming instemt, of als iedere franchisenemer die door de maatregel wordt geraakt afzonderlijk instemt. De wet zorgt op dit gebied dus voor meer inspraak van franchisenemers.

    Drempelwaarden

    De franchiseorganisatie kan behoorlijk worden afgeremd als de franchisegever voor iedere formulewijziging die een franchisenemer ook maar enigszins financieel raakt, instemming van franchisenemers nodig heeft. Daar is een oplossing voor bedacht: de franchiseovereenkomst mag drempelwaardenbevatten. Instemming is dan alleen vereist als de verlangde investeringen, financiële bijdragen, kosten en/of verwachte omzetderving boven de in de franchiseovereenkomst vastgelegde drempel zullen uitstijgen. Franchisegevers doen er dus verstandig aan drempelwaarden af te spreken.

    Ook de franchisenemer kan baat hebben bij drempelwaarden. De franchisegever zal doorgaans alleen een formulewijziging willen doorvoeren als hij verwacht dat ook franchisenemers daarmee uiteindelijk een positiever resultaat bereiken. De franchisegever heeft immers ook (financieel) belang bij een goed resultaat van franchisenemers. Als iedere wijziging steeds instemming behoeft, dan verliest de franchiseformule slagkracht, en dat kan weer leiden tot een verzwakking van de concurrentiepositie en omzetverlies van de franchisenemer. In de toelichting bij de wet heeft de wetgever franchisenemers die weigeren met (redelijke) drempelwaarden in te stemmen (zodat geen akkoord wordt bereikt en alle wijzigingen altijd instemming behoeven) gewaarschuwd dat zij zich mogelijk niet gedragen als “goed franchisenemer”. De franchisegever kan in dat geval waarschijnlijk een drempelwaarderegeling bij de rechter afdwingen.

    Vertegenwoordiging

    Ook het bestaan van een vertegenwoordiging voor franchisenemers – bijvoorbeeld via de franchisevereniging – kan voor de franchisegever efficiënt zijn ter verkrijging van de vereiste instemming, vooral als dit orgaan bevoegd is de meerderheid van de franchisenemers te binden. Ook dat is een maatregel die kan worden genomen om de slagkracht van de franchiseorganisatie te behouden.

    Hulp nodig? Rondetafelsessies!

    Wilt u de franchiseovereenkomst in overeenstemming brengen met de Wet franchise? Of sparren over de impact van deze wet? Wij helpen u daar graag bij! Wij organiseren op 1 en 8 september 2022 rondetafelsessies waarin we met franchisenemers en -gevers in gesprek gaan over aanpassingen in de franchiseovereenkomst in verband met de nieuwe wet. Als u interesse heeft, stuur ons dan een e-mail: dirk.vandenberg@actlegal-fort.com en frederique.sarneel@actlegal-fort.com.

  • Track record Dirk wet franchise franchisenemers McDonald’s

    Track record Dirk wet franchise franchisenemers McDonald’s

    Adviseren van de franchisenemers van McDonald’s in verband met de invoering van de Wet franchise

  • De eindsprint: pas nu uw franchiseovereenkomst aan!

    De eindsprint: pas nu uw franchiseovereenkomst aan!

    Wet franchise in werking per 1 januari 2021

    29 januari 2021, door Dirk van den Berg en Katinka Verdurmen

     

    De nieuwe Wet franchise is op 1 januari in werking getreden. De franchiseovereenkomst is hierdoor een uitdrukkelijk in het Burgerlijk Wetboek geregelde overeenkomst geworden (net als bijvoorbeeld huur, koop en agentuur).

    Een aantal onderdelen van de Wet franchise heeft onmiddellijke werking voor lopende franchiseovereenkomsten. Andere onderdelen worden voor lopende contracten pas in januari 2023 van kracht.

    Alle franchiseovereenkomsten die na 1 januari 2021 worden gesloten vallen direct in volle omvang onder de Wet franchise.

    Deze wet legt de nadruk op vier onderwerpen:

    1. De precontractuele uitwisseling van informatie.
    2. De tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst.
    3. De beëindiging van de franchisesamenwerking.
    4. Het overleg tussen de franchisegever en zijn franchisenemers.

    De nieuwe spelregels hebben aanzienlijke gevolgen voor de franchiserelatie. Franchisegevers en franchisenemers doen er verstandig aan om daarover in gesprek te gaan. Het franchiseteam van FORT heeft een overzichtelijk schema van de hoofdlijnen van de wet gemaakt, dat daarbij behulpzaam kan zijn.

    Directe werking / uitgestelde werking

    Verschillende artikelen van de Wet franchise zijn direct van kracht voor alle lopende en nieuwe franchiseovereenkomsten. Dat betreft de verplichtingen tot informatieverstrekking en overleg in zowel de precontractuele fase als tijdens een lopende franchiseovereenkomst.

    De wet bevat ook bepalingen over het instemmingsrecht van de franchisenemer met wijzigingen van de overeenkomst (drempelwaarden), de waardebepaling van de goodwill van de franchisenemer en concurrentiebedingen. Die zullen voor lopende overeenkomsten pas in 2023 gaan gelden, maar zijn direct van toepassing voor overeenkomsten die vanaf 1 januari 2021 worden gesloten.

    Drempelwaarden (uitgestelde werking)

    Extra aandacht behoeven de artikelen in de Wet die zien op het plegen van investeringen en de mate en wijze waarop de franchisegever dit van de franchisenemer kan verlangen. Er wordt – kort gezegd – een systeem van contractuele “drempelwaarden” geïntroduceerd.

    Dit houdt in dat een franchisegever niet zonder instemming van de franchisenemer(s) een wijziging kan doorvoeren die negatieve financiële impact heeft voor de franchisenemer (investeringen of kosten). Slechts voor zover de financiële impact blijft onder een vooraf contractueel afgesproken drempelwaarde, kan de franchisegever de franchisenemer verplichten tot deze wijziging of investering.

    Bij wijzigingen met een impact boven de drempelwaarde, is instemming vereist van:
    – de meerderheid van de franchisenemers (50% + 1), of
    – de franchisenemer(s) die het betreft.

    Het is van belang goed na te denken over de hoogte van drempelwaarden. Deze mogen in ieder geval niet zo hoog worden vastgesteld, dat er feitelijk nooit instemming is vereist.

    Precontractuele uitwisseling van informatie (directe werking)

    De Wet franchise schrijft voor welke informatie franchisegevers minimaal moeten delen met hun potentiële franchisenemers, zodat kandidaat-franchisenemers een weloverwogen beslissing kunnen nemen om zich wel of niet aan te sluiten bij de formule. Uiterlijk vier weken voor de ondertekening van de overeenkomst moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan hij weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat die voor de beslissing van de franchisenemer van belang is. In deze periode mogen er geen aanvullende voorwaarden gesteld worden of wijzigingen doorgevoerd worden die mogelijk negatief of bezwarend uitpakken voor de kandidaat-franchisenemer (standstill periode). De kandidaat-franchisenemer kan in deze periode de verstrekte documenten bestuderen, zelf onderzoek doen en adviseurs raadplegen.

    Het verstrekken van een prognose is niet verplicht. Ook het ter beschikking stellen van het handboek is in deze fase nog niet verplicht. De wetgever heeft hiermee aangesloten bij geldende jurisprudentie.

    Informatie over tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst (directe werking)

    Wanneer de franchisegever de formule verder wil ontwikkelen (dus: wijzigen) moet hij de franchisenemers tijdig informatie verstrekken over deze wijzigingen. Dit geldt bijvoorbeeld als:
    – de franchisegever de franchiseovereenkomst wil wijzigen (de overeenkomst moet daarin dan wel voorzien);
    – de franchisenemer moet investeren in zijn onderneming (de overeenkomst moet daarin dan wel voorzien);
    – de franchisegever een afgeleide formule wil gaan uitrollen (zoals bijvoorbeeld een webshop).

    Naast informatie over voorgenomen wijzigingen in de formule moet de franchisegever ook informatie geven over hoe de diverse vergoedingen worden besteed. Zo heeft de franchisenemer de kans om te controleren of door de franchisegever gevraagde bijdragen niet onredelijk hoog zijn. De franchisegever hoeft niet alles inzichtelijk te maken, maar moet wel laten zien waaraan deze bijdragen worden besteed.

    Het overleg tussen franchisegever en zijn franchisenemers (directe werking)

    De wet bepaalt dat er tenminste één keer per jaar structureel overleg tussen franchisegever en franchisenemer plaats moet vinden. In de praktijk zullen de meeste formules dit al een aantal keer per jaar doen. De wet bepaalt ook dat franchisegevers hun franchisenemers regelmatig ondersteuning moeten bieden in het kader van de franchiseformule. Hoe ver die ondersteuning moet gaan bepaalt de wet niet.

    De beëindiging van de franchisesamenwerking (uitgestelde werking)

    Duidelijkheid over de waardebepaling van de franchisevestiging
    In de franchiseovereenkomst moet duidelijk staan hoe de waarde van de goodwill van de onderneming van de franchisenemer wordt bepaald wanneer hij zijn onderneming wil verkopen. Er kan een rekenmethodiek worden opgenomen, of – bijvoorbeeld – dat een onafhankelijke derde op een professionele manier de waarde bepaalt.

    Beperking concurrentiebeding
    De Wet franchise bepaalt dat het concurrentiebeding van de franchisenemer niet langer mag duren dan een jaar en qua gebied niet groter mag zijn dan het exclusieve werkgebied waar de ondernemer actief was. Dit beding is in lijn met de bestaande jurisprudentie.

    Advies en hulp bij aanpassing franchiseovereenkomst

    Het franchiseteam van FORT onder leiding van Katinka Verdurmen en Dirk van den Berg helpt zowel franchisegevers als franchisenemers bij het opstellen en aanpassen van franchiseovereenkomsten.

    [pdf-embedder url=”https://www.actlegal-netherlands.com/wp-content/uploads/Schema-wet-Franchise-Fort-Advocaten_2021.pdf” title=”Schema wet Franchise – Fort Advocaten_2021″]
  • Wet franchise in werking per 1 januari 2021

    Wet franchise in werking per 1 januari 2021

    Wet franchise in werking per 1 januari 2021

    29 januari 2021, door Dirk van den Berg en Katinka Verdurmen

     

    De nieuwe Wet franchise is op 1 januari in werking getreden. De franchiseovereenkomst is hierdoor een uitdrukkelijk in het Burgerlijk Wetboek geregelde overeenkomst geworden (net als bijvoorbeeld huur, koop en agentuur).

    Een aantal onderdelen van de Wet franchise heeft onmiddellijke werking voor lopende franchiseovereenkomsten. Andere onderdelen worden voor lopende contracten pas in januari 2023 van kracht.

    Alle franchiseovereenkomsten die na 1 januari 2021 worden gesloten vallen direct in volle omvang onder de Wet franchise.

    Deze wet legt de nadruk op vier onderwerpen:

    1. De precontractuele uitwisseling van informatie.
    2. De tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst.
    3. De beëindiging van de franchisesamenwerking.
    4. Het overleg tussen de franchisegever en zijn franchisenemers.

    De nieuwe spelregels hebben aanzienlijke gevolgen voor de franchiserelatie. Franchisegevers en franchisenemers doen er verstandig aan om daarover in gesprek te gaan. Het franchiseteam van FORT heeft een overzichtelijk schema van de hoofdlijnen van de wet gemaakt, dat daarbij behulpzaam kan zijn.

    Directe werking / uitgestelde werking

    Verschillende artikelen van de Wet franchise zijn direct van kracht voor alle lopende en nieuwe franchiseovereenkomsten. Dat betreft de verplichtingen tot informatieverstrekking en overleg in zowel de precontractuele fase als tijdens een lopende franchiseovereenkomst.

    De wet bevat ook bepalingen over het instemmingsrecht van de franchisenemer met wijzigingen van de overeenkomst (drempelwaarden), de waardebepaling van de goodwill van de franchisenemer en concurrentiebedingen. Die zullen voor lopende overeenkomsten pas in 2023 gaan gelden, maar zijn direct van toepassing voor overeenkomsten die vanaf 1 januari 2021 worden gesloten.

    Drempelwaarden (uitgestelde werking)

    Extra aandacht behoeven de artikelen in de Wet die zien op het plegen van investeringen en de mate en wijze waarop de franchisegever dit van de franchisenemer kan verlangen. Er wordt – kort gezegd – een systeem van contractuele “drempelwaarden” geïntroduceerd.

    Dit houdt in dat een franchisegever niet zonder instemming van de franchisenemer(s) een wijziging kan doorvoeren die negatieve financiële impact heeft voor de franchisenemer (investeringen of kosten). Slechts voor zover de financiële impact blijft onder een vooraf contractueel afgesproken drempelwaarde, kan de franchisegever de franchisenemer verplichten tot deze wijziging of investering.

    Bij wijzigingen met een impact boven de drempelwaarde, is instemming vereist van:
    – de meerderheid van de franchisenemers (50% + 1), of
    – de franchisenemer(s) die het betreft.

    Het is van belang goed na te denken over de hoogte van drempelwaarden. Deze mogen in ieder geval niet zo hoog worden vastgesteld, dat er feitelijk nooit instemming is vereist.

    Precontractuele uitwisseling van informatie (directe werking)

    De Wet franchise schrijft voor welke informatie franchisegevers minimaal moeten delen met hun potentiële franchisenemers, zodat kandidaat-franchisenemers een weloverwogen beslissing kunnen nemen om zich wel of niet aan te sluiten bij de formule. Uiterlijk vier weken voor de ondertekening van de overeenkomst moet de franchisegever alle informatie verstrekken waarvan hij weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat die voor de beslissing van de franchisenemer van belang is. In deze periode mogen er geen aanvullende voorwaarden gesteld worden of wijzigingen doorgevoerd worden die mogelijk negatief of bezwarend uitpakken voor de kandidaat-franchisenemer (standstill periode). De kandidaat-franchisenemer kan in deze periode de verstrekte documenten bestuderen, zelf onderzoek doen en adviseurs raadplegen.

    Het verstrekken van een prognose is niet verplicht. Ook het ter beschikking stellen van het handboek is in deze fase nog niet verplicht. De wetgever heeft hiermee aangesloten bij geldende jurisprudentie.

    Informatie over tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst (directe werking)

    Wanneer de franchisegever de formule verder wil ontwikkelen (dus: wijzigen) moet hij de franchisenemers tijdig informatie verstrekken over deze wijzigingen. Dit geldt bijvoorbeeld als:
    – de franchisegever de franchiseovereenkomst wil wijzigen (de overeenkomst moet daarin dan wel voorzien);
    – de franchisenemer moet investeren in zijn onderneming (de overeenkomst moet daarin dan wel voorzien);
    – de franchisegever een afgeleide formule wil gaan uitrollen (zoals bijvoorbeeld een webshop).

    Naast informatie over voorgenomen wijzigingen in de formule moet de franchisegever ook informatie geven over hoe de diverse vergoedingen worden besteed. Zo heeft de franchisenemer de kans om te controleren of door de franchisegever gevraagde bijdragen niet onredelijk hoog zijn. De franchisegever hoeft niet alles inzichtelijk te maken, maar moet wel laten zien waaraan deze bijdragen worden besteed.

    Het overleg tussen franchisegever en zijn franchisenemers (directe werking)

    De wet bepaalt dat er tenminste één keer per jaar structureel overleg tussen franchisegever en franchisenemer plaats moet vinden. In de praktijk zullen de meeste formules dit al een aantal keer per jaar doen. De wet bepaalt ook dat franchisegevers hun franchisenemers regelmatig ondersteuning moeten bieden in het kader van de franchiseformule. Hoe ver die ondersteuning moet gaan bepaalt de wet niet.

    De beëindiging van de franchisesamenwerking (uitgestelde werking)

    Duidelijkheid over de waardebepaling van de franchisevestiging
    In de franchiseovereenkomst moet duidelijk staan hoe de waarde van de goodwill van de onderneming van de franchisenemer wordt bepaald wanneer hij zijn onderneming wil verkopen. Er kan een rekenmethodiek worden opgenomen, of – bijvoorbeeld – dat een onafhankelijke derde op een professionele manier de waarde bepaalt.

    Beperking concurrentiebeding
    De Wet franchise bepaalt dat het concurrentiebeding van de franchisenemer niet langer mag duren dan een jaar en qua gebied niet groter mag zijn dan het exclusieve werkgebied waar de ondernemer actief was. Dit beding is in lijn met de bestaande jurisprudentie.

    Advies en hulp bij aanpassing franchiseovereenkomst

    Het franchiseteam van FORT onder leiding van Katinka Verdurmen en Dirk van den Berg helpt zowel franchisegevers als franchisenemers bij het opstellen en aanpassen van franchiseovereenkomsten.

    [pdf-embedder url=”https://www.actlegal-netherlands.com/wp-content/uploads/Schema-wet-Franchise-Fort-Advocaten_2021.pdf” title=”Schema wet Franchise – Fort Advocaten_2021″]

  • Overzicht hoofdpunten Wet franchise

    Overzicht hoofdpunten Wet franchise

    De nieuwe wet Franchise is op dinsdag 30 juni jl. afgedaan als hamerstuk door de Eerste Kamer en inmiddels gepubliceerd in het Staatsblad. De wet is daarmee in definitieve vorm aangenomen. De planning is dat de nieuwe wet ingaat per 1 januari 2021.

    Vanaf die datum zal een aantal onderdelen van de wet Franchise onmiddellijke werking hebben voor lopende franchiseovereenkomsten. Andere onderdelen worden later van kracht. Alle franchiseovereenkomsten die na 1 januari 2021 worden gesloten, vallen direct in volle omvang onder de nieuwe wet Franchise.

    Deze wet legt de nadruk op vier onderwerpen:

    1. De precontractuele uitwisseling van informatie.
    2. De tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst.
    3. De beëindiging van de franchisesamenwerking.
    4. Het overleg tussen franchisegever en zijn franchisenemers.

    De nieuwe spelregels hebben aanzienlijke gevolgen voor de franchiserelatie. Franchisegevers en franchisenemers doen er verstandig aan om daarover in gesprek te gaan. Wij hebben op een overzichtelijk schema gemaakt van de inhoud van de wet op hoofdlijnen dat daarbij behulpzaam kan zijn. Dit schema is hieronder te bekijken en hier te downloaden.

    Voor vragen over het schema of andere franchise gerelateerde vragen kunt u terecht bij onze franchiserecht advocaten.

    [pdf-embedder url=”https://www.actlegal-netherlands.com/wp-content/uploads/Schema-wet-Franchise-Fort-Advocaten_2021.pdf” title=”Schema wet Franchise – Fort Advocaten_2021″]