Tag: Pompstation

  • Dirk van den Berg in Pompshop: De aard van het beestje

    Dirk van den Berg in Pompshop: De aard van het beestje

    De aard van het beestje

    10 april 2019, door Dirk van den Berg

     

    Een half jaar geleden ben ik na ruim 20 jaar van kantoor gewisseld. Binnen mijn nieuwe kantoor is er een ruime ervaring in retail (‘gewone’ winkels) maar werd er niet of nauwelijks gewerkt voor de tankstationbranche. Mijn kantoorgenoten zien op de zakenlijst nieuwe namen verschijnen, in het pand nieuwe gezichten en op de website van kantoor columns over nieuwe onderwerpen. Een belangstellende collega van mij vroeg mij deze week in het voorbijgaan of ik de tankstationhouder – u dus – voor haar kon typeren. Ik kon dat niet direct, maar het bleef in mijn hoofd rondspoken. Deze column is daarvan de uitkomst.

    De gedachte van mijn collega was dat tankstationhouders een voorliefde zouden hebben voor verlaten en soms wat lugubere plekken, omdat tankstations zich vaak langs de snelweg of aan de rand van een stad (“net voordat de ongerepte natuur begint”) bevinden. Zij associeert uw bestaan ook met stillevens van de Amerikaanse schilder Edward Hopper uit de jaren ’50 of de legendarische scene bij het benzinestation uit de film The Birds van Hitchcock (1963). Haar gedachte is dus wel te verklaren, maar staat ver van mijn dagelijkse praktijk.

    Ik heb de afgelopen jaren een groot aantal ondernemers uit de tankstationbranche leren kennen als betrokken ondernemers. In de eerste plaats zijn ze natuurlijk betrokken bij hun onderneming en hun personeel, maar ook bij de maatschappij (en dan bedoel ik niet de “olie’s” zoals Edsko Schuitema ze altijd noemde, maar de wereld waarin wij leven). Ik ken er zelfs een paar met een elektrische auto.

    Toen ik aan het begin van dit millennium de praktijk overnam van mr. Leonard Pels Rijcken, bestond de cliëntenlijst vooral uit exploitanten die één of twee stations van een oliemaatschappij huurden. Deze ‘exploitanten oude stijl’, soms van echte papa-mama-stations die met hun gezin leefden van de inkomsten uit één station, zijn vrijwel uitgestorven of met pensioen gegaan, ofwel nadat de oliemaatschappij hen had uitgekocht, ofwel nadat een meer actieve (of zo u wilt activistische?) ondernemer zich in de plaats had laten stellen (die procedures heb ik een paar jaar geleden ook veel gedaan).

    De ondernemers die vandaag de dag actief zijn in de branche zijn echte ondernemers – vaak de nieuwe generatie – die aan het hoofd staan van >ondernemingen die stuk voor stuk innovatief zijn. Sommige onderscheiden zich door heel goed gesorteerde shops, anderen maken weer meer werk van horeca en verantwoorde (streek-) producten en/of werkplekken (aan de brandstof zelf verdient vrijwel niemand meer iets). Tegelijkertijd is er een groep die is ingegaan op het aanbod van een oliemaatschappij of leverancier om het station aan deze partij te verhuren. Daardoor treed ik nu ook veel voor verhuurders van tankstations op. Als de locatie goed genoeg is, kan er met onderhandelingen veel worden bereikt.

    De aard van het beestje is dus behoorlijk divers, maar de grote gemene deler is toch wel dat zij hart voor de zaak hebben en innovatief zijn. Het liefst werk ik zelf met ondernemers die meedenken en in zekere mate kritisch zijn. Daarmee heb ik ook de beste resultaten behaald. Als advocaat ben je immers voor een groot deel afhankelijk van de feiten, en het is prettig als je die niet zelf hoeft te verzinnen. Wat ik vooral fijn vind aan de tankstation-ondernemers die ik bijsta, is dat zij (in de meeste gevallen) afgaan op mijn juridische oordeel, en willen meegaan in de strategie die ik voor hen uitstippel. Dat is nog wel eens anders als je – bij voorbeeld – een multinational adviseert.

    Maar – en ik vrees dat collega Mirjam mij hier ook op zal wijzen als ze dit leest – nu betrap ik mij erop dat het inmiddels helemaal niet meer gaat over u, maar over de aard van een ander beestje. Tot de volgende keer.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

     

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Tegen de stroom in voor koffie en broodjes…

    Dirk van den Berg in Pompshop: Tegen de stroom in voor koffie en broodjes…

    Het was even stil, maar op 23 januari jl. heeft de Raad van State uitspraak gedaan in de zoveelste ‘battle’ tussen Fastned en de pomphouders. Fastned wil op haar laadpunten (zij heeft er in Nederland nu ongeveer 70) gebouwtjes neerzetten waar haar klanten naar de wc kunnen en koffie en broodjes kunnen kopen. De pomphouders zien dat als oneerlijke concurrentie, omdat het inbreuk maakt op hun vergunning.

    Voor het bouwen op een verzorgingsplaats is een vergunning nodig op grond van de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken (Wbr). De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent zo’n vergunning (of niet). De strijd spitst zich op dit moment toe op twee locaties: Velder (bij Boxtel) en De Horn (bij Medemblik).

    In de zomer van 2015 weigerde de Minister de door Fastned gevraagde vergunning voor de locatie Velder, en in het voorjaar van 2016 voor De Horn. Fastned heeft daartegen bezwaar ingesteld, maar de bezwaren zijn door de Minister van tafel geveegd. Bij de rechtbank Amsterdam had Fastned meer succes: de rechtbank heeft de beroepen op 4 juli 2017 gegrond verklaard en de Minister opgedragen om binnen zes weken opnieuw op de bezwaren te beslissen. Dat heeft zij in augustus 2017 gedaan: op 22 augustus 2017 heeft de Minister de vergunning voor De Horn alsnog verleend en op 29 augustus 2017 heeft zij die voor Velder opnieuw geweigerd.

    Tegen de beslissing van de Rechtbank hebben de Vereniging voor Particuliere Rijkswegvergunninghouders (VPR) en de belanghebbende vergunninghouders op de locaties Velder (EG Retail) en De Horn (Tinq) beroep ingesteld bij de Raad van State. Daarin is nu uitspraak gedaan. De Raad van State heeft daarin direct ook de nieuwe besluiten van 2017 meegenomen.

    De Raad van State beoordeelde eerst de beslissing van de rechtbank waarin de Minister werd opgedragen haar huiswerk over te doen. De Minister had de vergunningen onder andere afgewezen met het argument dat Fastned van de eigenaar van de grond (de Staat) toch de benodigde privaatrechtelijke toestemming niet zou krijgen omdat de Benzinewet daaraan in de weg zou staan: de zogenaamde “evidente privaatrechtelijke belemmering”. Net als de rechtbank wees de Raad van State deze redenering van de hand. De Raad oordeelde dat een Wbr-vergunning slechts kan worden geweigerd “ter bescherming van waterstaatswerken en ter verzekering van een doelmatig en veilig gebruik van die werken”, en dat van zo’n evidente belemmering geen sprake was,  onder meer omdat daarover nog een procedure loopt.

    Ook de andere argumenten van de vergunninghouders – onder andere dat de “Kennisgeving Voorzieningenbeleid op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen” zoals gewijzigd in 2013, aanvullende voorzieningen bij laadpunten onmogelijk maakt – verwierp de Raad van State. De Raad overwoog uitdrukkelijk dat per geval zal moeten worden beoordeeld of aanvullende voorzieningen het doelmatig en veilig gebruik van de verzorgingsplaats aantasten, en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Minister de vergunningen niet op de genoemde, algemene, gronden kon weigeren.  

    In het nieuwe besluit over Velder heeft de Minister de vergunning opnieuw geweigerd op grond van veiligheids- en doelmatigheidsoverwegingen. De Raad van State heeft die die weigering opnieuw vernietigd, omdat de Minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vergunning uit oogpunt van doelmatig gebruik van de verzorgingsplaats niet kan worden verleend. De Minister moet haar huiswerk opnieuw overdoen.

    In het nieuwe besluit over De Horn heeft de Minister de vergunning wél verleend. De Minister kon niet echt anders, omdat er op De Horn veel ruimte is, en er behalve benzine en diesel niets te koop is. De op de Benzinewet gebaseerde bezwaren van de pomphouders gaan reeds daarom niet op. De Minister acht de door Fastned gewenste voorzieningen zowel doelmatig als voldoende veilig; ook de klanten van Tinq kunnen er gebruik van maken. De Raad van State heeft in de uitspraak van 23 januari jl. de vergunning in stand gelaten. Die is hiermee onherroepelijk geworden, en Fastned heeft de slag om deze locatie gewonnen.  Of er in het winderige Noordhollandse landschap enige eer (en winst) is te behalen met een shop blijft echter de vraag.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Een schoft met/zonder hoge hoed

    Dirk van den Berg in Pompshop: Een schoft met/zonder hoge hoed

    Ruim zes jaar geleden (Pompshop januari 2012) schreef ik een column met deze titel. Ik refereerde aan een prikkelende uitspraak van een prof in mijn eerste studiejaar: “De Staat is een schoft met een hoge hoed”. De overheid gedraagt zich deftig, maar doet de burger intussen ook onrecht aan.

    Die overheid was de gemeente Rotterdam. Het College van B&W had in 2005 besloten om alle tankstationlocaties op gehuurde gemeentegrond via een veiling aan de hoogste bieder uit te geven voor een periode van 15 jaar. Het systeem lijkt op dat van de rijkswegveilingen, met het belangrijke verschil dat de zittende rijkswegconcessiehouder de opbrengst van de eerste veiling krijgt als hij niet de winnaar is. Wint hij zelf, dan hoeft hij maar ten hoogste 30% van zijn bod te betalen. Bij de eerste veiling was de zittende concessiehouder dus altijd winnaar: óf van de locatie óf van de hoofdprijs.

    Rotterdam kent dat compensatiemechanisme niet. De overboden huurder staat met lege handen. Wél heeft de huidige staatssecretaris Harbers – toen raadslid in Rotterdam – kunnen bereiken dat het College de lokale ondernemers zou beschermen door hun locaties pas na 15 jaar te veilen. Deze veilingen gaan vanaf 2020 plaatsvinden.

    Voor de lokale ondernemers die onderhuurder waren heeft het College – ingevolge de motie Harbers – ook een compensatie ingebouwd. Het veilingbeleid bevat de regeling dat onderhuurders (exploitanten die het tankstation voor een oliemaatschappij exploiteren; de meeste huurders waren oliemaatschappijen) bij de eerste veiling mogen blijven zitten. De bieders op de veiling bieden dan – net als bij de rijkswegveilingen – op een verhuurd object.

    Direct na het bekend worden van deze regeling heb ik de gemeente laten weten dat zes van mijn cliënten van deze regeling gebruik wilden maken. Bij vier van hen antwoordde de gemeente dat de huurder van de betreffende locatie de onderhuurder nooit had aangemeld, zodat sprake was van illegale onderhuur. Het huurcontract bevatte immers een verbod tot onderhuur en zij kwamen daarom niet in aanmerking voor de regeling. De andere twee kwamen wel in aanmerking.

    Drie van deze vier exploitanten heeft met hun verhuurder (oliemaatschappij) een regeling getroffen. Voor één exploitant heb ik een procedure gevoerd om te bereiken dat hij – ondanks dat zijn verhuurder hem nooit had aangemeld – het Harbers-pakket zou krijgen. Dat lukte bij de rechtbank, via het vertrouwensbeginsel. De rechtbank woog zwaar mee dat de gemeente (de gemeentelijke belastingdienst en de dienst die de naleving van milieuregels handhaaft) al meer dan twintig jaar op de hoogte was van de aanwezigheid van deze ondernemer. Hij mocht er daarom op vertrouwen dat hij in aanmerking kwam voor de regeling, omdat de gemeente daaraan pas in tweede instantie had toegevoegd dat deze alleen gold voor onderhuurders voor wie uitdrukkelijk toestemming was gevraagd.

    De gemeente ging tegen deze uitspraak in hoger beroep. Zij hamerde er opnieuw op dat zij de regeling echt alleen toepaste in gevallen waarin uitdrukkelijk toestemming voor onderhuur was gevraagd en de gemeente ofwel had ingestemd ofwel nooit had geantwoord. Voor wie dat gold, wilde de gemeente niet zeggen. Het gerechtshof gaf de gemeente gelijk. De onderhuurder zal na de veiling het veld moeten ruimen.

    Ik zit nu met gemeente om de tafel over de invulling van de regeling voor de twee “erkende” onderhuurders. De gemeente bekent nu dat deze twee onderhuurders de enige twee “erkende” onderhuurders zijn. In beide gevallen is geen sprake van door de oliemaatschappij gevraagde toestemming, maar heeft de gemeente aan de huurders opgelegd dat zij aan deze exploitanten móesten onderverhuren. De gemeente loste daarmee op dat moment een probleem op. Gevallen waarin door de huurder toestemming voor onderhuur is gevraagd, blijken helemaal niet te bestaan.

    Ik moest zodoende weer denken aan de schoft en ik weet het nu zeker. Het is zonder hoge hoed.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Tanken zonder betalen is diefstal!

    Dirk van den Berg in Pompshop: Tanken zonder betalen is diefstal!

    De meeste niet-juristen wisten het natuurlijk al lang, maar de Hoge Raad heeft het op 20 maart jl. bevestigd: tanken zonder te betalen is diefstal. Om precies te zijn: het was in dit geval diefstal, maar het kan ook iets anders zijn.

    Het lijkt op het eerste gezicht eenvoudig, een no-brainer. Maar de Hoge Raad heeft er serieus over gedacht, en heeft een uitspraak gedaan waarmee het eens en voor altijd (in ieder geval voor een hele tijd) duidelijk is.

    De delictsomschrijving van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) bepaalt dat wie een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt met het oogmerk om zich dat wederrechtelijk toe te eigenen, diefstal pleegt, en wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar (of een geldboete van ten hoogste € 20.000,–). Voor diefstal is het wegnemen van een goed dus niet voldoende. Meer toegespitst op het tanken: het wegrijden zonder getankte brandstof te betalen is niet voldoende. Een dief moet al bij het tanken (letterlijk: bij het vullen van de tank) het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening hebben.

    Het gaat om de verdachte “X” aan wie ten laste was gelegd dat hij in de periode 10 januari 2015 tot en met 10 februari 2015 te Deurningen, gemeente Dinkelland, en Hengelo, gemeente Hengelo, en gemeente Apeldoorn hoeveelheden benzine, toebehorende aan anderen dan aan hem, verdachte, had weggenomen, met het oogmerk zich die hoeveelheden benzine wederrechtelijk toe te eigenen, te weten:

    – op 10 januari 2015 een hoeveelheid benzine toebehorende aan Texaco Weerselo,

    – op 26 januari 2015 en 7 februari 2015 hoeveelheden benzine toebehorende aan Roadrunner Parkweg BV,

    – op 10 februari 2015 een hoeveelheid benzine toebehorende aan BP de Hucht.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.