Tag: korting

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Tamelijk Veel Lof

    Dirk van den Berg in Pompshop: Tamelijk Veel Lof

    Tamelijk Veel Lof

    14 juni 2021, door Dirk van den Berg

     

    In het verregende Pinksterweekend liet ik de gevolgen van een jaar coronabeperkingen op mij inwerken. Vooral de horeca heeft een zware tijd achter de rug. Direct daarachter komt de retailsector. Maar geldt dat ook voor de tankstationbranche?

    Ik zal eerst een uitstapje maken naar het toepasselijke huurrecht van bedrijfsruimte. Er is vanaf mei 2020 een groot aantal vonnissen gewezen in geschillen tussen in problemen verkerende huurders verhuurders van bedrijfsruimte, vooral horeca en winkels. Veel rechters hebben huurders die vanwege de coronacrisis maar zeer gedeeltelijk (of helemaal geen) gebruik konden maken van de door hen gehuurde bedrijfsruimte – meestal op grond van “onvoorziene omstandigheden” maar soms ook omdat het gehuurde “een gebrek” zou hebben – een korting op de huurprijs gegeven.

    In de rechtspraak wordt het omzetverlies als gevolg van de coronamaatregelen gezien als “pijn” die tussen huurder en verhuurder moet worden gedeeld. Een vaak terugkomende formule hierbij is: percentage huurkorting = helft van percentage omzetverlies. Als een huurder aan de hand van zijn boekhouding kan aantonen dat hij meer dan 30% van zijn omzet is verloren, neemt de rechter vrij gemakkelijk aan dat deze terugval is veroorzaakt door de coronapandemie en de in verband daarmee geldende vrijheidsbeperkingen. Een omzetverlies van 50% leidt zo tot een huurkorting van 25%.

    Ondernemers in getroffen sectoren worden echter ook door de overheid gecompenseerd, onder andere via de zogenaamde TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten). In de rechtspraak zijn er (nog) geen vaste regels over de manier waarop de steunmaatregelen, waaronder de TVL, moeten verdisconteerd. Dat wordt misschien snel anders, want de kantonrechter te Roermond heeft de Hoge Raad om verduidelijking gevraagd (ECLI:NL:RBLIM:2021:2980). Die komt mogelijk nog dit jaar.

    Nu wordt in de meeste uitspraken de TVL geheel of gedeeltelijk bij de omzet opgeteld, zodat het omzetverlies daardoor wordt gedempt. Maar ook heeft een rechter recent beslist dat een huurder de TVL één op één aan zijn verhuurder moest laten toekomen: een horeca-ondernemer die nog maar 20% van zijn omzet over had, moest van de kantonrechter te Enschede over het eerste kwartaal van 2021 toch 94% van zijn huur betalen. (ECLI:NL:RBOVE:2021:1502).

    In het eerste kwartaal van 2021 dekte de TVL in theorie 85% van de vaste lasten. De Enschedese rechter redeneerde dat de ondernemer dus al voor 85% was gecompenseerd voor zijn doorlopende vaste lasten, zodat er van zijn 80% “pijn” nog slechts 15% te compenseren over was. Op de resterende 12% liet deze rechter de bovenstaande formule los, zodat er een huurkorting van 6% uit de bus kwam. Over het tweede kwartaal van dit jaar bedraagt het TVL-percentage 100, en zal deze rechter helemaal geen korting meer verlenen. Hij heeft er blijkbaar moeite mee de gevolgen van de coronacrisis op de vastgoedeigenaren af te wentelen.

    Ik gebruikte hierboven de woorden “in theorie”. De reden daarvoor is dat voor de berekening van de TVL voor restaurants de vaste lasten worden vastgesteld op 25% van hun omzet in dezelfde periode van 2019. Inclusief de TVL genoot deze ondernemer zodoende 37% van zijn omzet en kreeg daarvoor 6% huurkorting. Volgens de meer gebruikelijke methode zou die korting ongeveer 30% bedragen.

    Voor de tankstationbranche gaat de TVL-regeling uit van de fictie dat de vaste lasten gelijk zijn aan 15% van de omzet. Ik ben benieuwd hoe dat is berekend. Ik verwacht overigens niet dat veel tankstation-ondernemers in aanmerking komen voor TVL. Daarvoor is immers een omzetverlies van 30% of meer nodig. In 2020 werd volgens het CBS 11% minder diesel en ruim 14% minder benzine verkocht dan in 2019, maar omdat tegelijkertijd de brandstoprijzen zijn gestegen, zal er op de brandstoffen niet of nauwelijks omzetverlies zijn (wél verlies op de totale marge). En de shopverkopen? Volgens een bericht in Pompshop van eind vorig jaar hebben tankshops in 2020 “boven verwachting” gepresteerd met een omzetdaling van slechts 3,7 procent; een bijzondere prestatie, waarvoor ze veel lof verdienen. En blijkt hier niet uit dat tankstations ook volgens de consument essentiële winkels zijn?

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Coronakortingen in de hotelbranche

    Coronakortingen in de hotelbranche

    4 maart 2021, door Dirk van den Berg

     

    Het valt op dat een relatief groot deel van de tot op heden gewezen rechterlijke uitspraken over coronakortingen betrekking heeft op horeca-panden. Cafés, restaurants en clubs zijn tijdens de eerste lockdown verplicht gesloten geweest (en zijn ook tijdens de tweede lockdown weer verplicht gesloten), zodat hun omzet enige tijd geheel is weggevallen. Hotels mochten openblijven, maar vanwege het wegblijven van zowel toeristen als zakenreizigers is hun bezetting vanaf medio maart 2020 zeer laag. De (kort geding) rechters zien dat in, en staan exploitanten van hotels die aannemelijk kunnen maken dat hun omzet sterk is gedaald als gevolg van de coronacrisis (voorlopig) kortingen tot 50% van de huurprijs toe.

    Er zijn vijf kort geding uitspraken over (steeds Amsterdamse) hotels en één nog niet gebouwd appartementenhotel in Rotterdam gepubliceerd. De meest in het oog springende uitspraak is die van 17 juli 2020 van Palace Hotel tegen Deka inzake het prestigieuze W Hotel aan de Spuistraat in Amsterdam met een huur die gedurende 2020 opliep van € 580.255,– per maand in het voorjaar van 2020 naar € 833.333,– vanaf oktober 2020 (ECLI:NL:RBAMS:3494). De huurder vorderde over de periode van 12 maart tot en met 15 juni 2020 een huuropschorting van 100% en een huuropschorting van 75% over de periode van 16 juni tot en met 31 december 2020. De voorzieningenrechter oordeelt dat – ondanks de triple net-overeenkomst – sprake is van onvoorziene omstandigheden, waardoor de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties ernstig is verstoord en Deka naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten. De voorzieningenrechter vond het aannemelijk dat de bodemrechter de pijn gelijk over partijen zou verdelen en aldus de huur over het tweede kwartaal van 2020 zal verlagen tot 50%, over het derde kwartaal tot 60% en over het vierde kwartaal tot 75%, en stond Palace Hotel toe haar verplichtingen voor het meerdere op te schorten. Uitdrukkelijk oordeelde de Voorzieningenrechter: “Of en in hoeverre van dit uitstel afstel komt en zo nee, hoe en wanneer alsnog aan de opgeschorte verplichtingen zal moeten worden voldaan, is aan de bodemrechter.” Die bodemprocedure moest binnen drie weken aanhangig worden gemaakt, bij gebreke waarvan het recht op opschorting zou vervallen.

    Ook de exploitant van een appartementenhotel in Amsterdam krijgt aan het begin van de tweede lockdown op 11 november 2020  op grond van onvoorziene omstandigheden een “korting” van 40% over de maanden april tot en met juni 2020, 25% over juli tot en met september 2020 en (weer) 40% over de periode van oktober 2020 tot en met februari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:5697). De huurder vorderde aanpassing van de huur naar 25% van de omzethuur, een percentage dat in de branche als “gezond” zou worden gezien. De voorzieningenrechter wijst dat af, omdat daarmee het risico van de exploitatie geheel bij de verhuurder zou worden gelegd.

    Over een nog niet gebouwd appartementenhotel in het centrum van Rotterdam is zowel op 11 juni als op 19 oktober 2020 in kort geding gevonnist (ECLI:NL:RBROTT:5218 en ECLI:NL:RBROTT:10799). De eerste uitspraak draait om de vordering van Cityden, die een door de verhuurder nog tot appartementenhotel te verbouwen gebouw heeft gehuurd, tot het afbouwen van het gehuurde. De verhuurder probeert onder haar verplichtingen uit de huurovereenkomst uit te komen met een beroep op de coronacrisis. Dat beroep slaagt niet en de verhuurder wordt veroordeeld de bouwwerkzaamheden te hervatten en het gehuurde volgens plan op te leveren op straffe van een dwangsom. In de tweede zaak vordert de verhuurder primair ontheffing van de eerdere veroordeling en subsidiair de verstrekking van aanvullende zekerheid. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af, zodat de verhuurder de beslissing van de bodemrechter op de vordering tot ontbinding of aanpassing van de huurovereenkomst moet afwachten. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat de coronacrisis op deze overeenkomst niet dezelfde impact heeft als elders in de hotelbranche wordt gevoeld, omdat van hotelexploitatie nog geen sprake is. Het gebouw moet immers eerst nog herontwikkeld worden. Ook de omstandigheid dat tegenover de grote investeringen die de verhuurder nu moet maken op termijn grote opbrengsten staan, terwijl de verhuurder het moment waarop dat gaat gebeuren deels zelf in de hand heeft acht de voorzieningenrechter relevant. De verhuurder betwijfelt of Cityden te zijner tijd de huur zal kunnen betalen en vordert een bankgarantie in plaats van de reeds verstrekte concerngarantie. Bij de afwijzing van dit onderdeel overweegt de voorzieningenrechter nog dat niet vaststaat dat appartementenhotels even hard worden getroffen door de coronacrisis als gewone hotels.

    Op 17 juli 2020 en 27 augustus 2020 krijgen de exploitanten van Museum Hotel respectievelijk Element Hotel van de voorzieningenrechter te Amsterdam het lid op de neus omdat zij niet duidelijk wisten te maken dat hun omzetderving kon worden toegeschreven aan de coronacrisis (ECLI:RBAMS:2020:3508 en ECLI:RBAMS:2020:4253). Element Hotel werd daarbij tot ontruiming veroordeeld, omdat zij – na halvering van de huur over het tweede en derde kwartaal van 2020 – een huurachterstand van meer dan drie maanden had en zij niet kon aangeven wanneer zij weer een betaling kon doen.

    In de jurisprudentie gaan de overheidsbijdragen die huurders (kunnen) krijgen langzaam een grotere rol spelen, zo ook in de uitspraak van de voorzieningenrechter te Amsterdam in de zaak van Swissôtel tegen haar verhuurder (ECLI:NL:RBAMS:2021:120). De exploitant van dit door de coronacrisis zwaar getroffen hotel op het Damrak vorderde in kort geding opschorting van 50% van haar huurbetalingsverplichtingen over de periode van 15 maart tot en met 31 december 2020. Voor zover zij meer had betaald dan die 50% vorderde zij dat terug. Aan de hand van de door Swissôtel overgelegde resultaten over heel 2020 oordeelde de rechter dat de coronacrisis voor Swissôtel klemmende gevolgen heeft en dat de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties daardoor ernstig is verstoord, zodat sprake is van “onvoorziene omstandigheden die bovendien van dien aard zijn dat de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst niet mag verwachten”. De verhuurder voerde aan dat de door Swissôtel (te) ontvangen TVL eerst van de verschuldigde huur moest worden afgetrokken en het restant daarna 50/50 door beide partijen moest worden gedeeld. De rechter oordeelde dat dat niet opgaat omdat naar het totaalplaatje moet worden gekeken. Omdat Swissôtel een substantieel lagere omzet heeft, en meer vaste lasten dan alleen de huur, stond hij opschorting van 50% van de huur toe, met de kanttekening dat in de bodemprocedure opnieuw zal worden gekeken naar de lasten en de opbrengsten. De voorzieningenrechter ging niet mee in de vordering tot terugbetaling van reeds betaalde huur over 2020. Wel mag Swissôtel – voor zover zij de huur voor de maanden november en december 2020 en januari 2021 al volledig heeft voldaan – het (voorlopig) teveel betaalde verrekenen met de huurbetalingen voor de komende maanden. Aan de veroordeling is verder de voorwaarde verbonden dat Swissôtel binnen één maand na het vonnis een bodemprocedure aanhangig maakt.

     

    Deze blog is gebaseerd op het uitgebreidere artikel van Dirk in de nieuwste editie van het tijdschrift TvHB.

     

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Adviesprijs nog steeds niet exit?

    Dirk van den Berg in Pompshop: Adviesprijs nog steeds niet exit?

    In mijn column in het juninummer van 2013, dus ruim 7 jaar geleden, stelde ik de adviesprijzen en de – toen al – uit de pan rijzende kortingen daarop aan de orde. Ik moet helaas constateren dat het, na 7 magere jaren, alleen maar slechter is geworden voor de dealers en exploitanten.

    Aan de doorsnee automobilist is het bijna niet meer uit te leggen. Geregeld krijg ik (als ‘branchedeskundige’) de vraag hoe het toch kan dat je bij het ene tankstation (meestal langs een rijksweg) geen korting krijgt, en bij het andere zo 15 cent. Ik probeer het dan toch maar weer.

    Allereerst leg ik uit dat uitbaters van tankstations (oliemaatschappijen, dealers en exploitanten) experimenteren met het kortingsniveau, en bekijken wat de korting met de brandstoffendoorzet doet. Leidt een cent meer korting (dus ongeveer 0,8 cent minder marge) tot veel meer liters, dan loont dat. Vooral omdat elke verkochte liter ook leidt tot extra bestedingen in de shop. Leidt het terugschroeven van de korting niet tot een daling van de liters, dan is dat nog beter.

    Maar meer nog dan dat speelt het verschil in contractsvoorwaarden. Een dealer die inkoopt op basis van Platts is veel beter in staat om mee te gaan met de kortingen die oliemaatschappijen op (sommige van hun) eigen stations geven dan een dealer die een afspraak heeft op basis van een korting op de adviesprijs.

    Zo was een cliënt van mij vorig jaar nog zeer te spreken over de aanbieding die Shell hem deed, van 19 cent (exclusief btw) op de adviesprijs. Hij geeft 13 cent (inclusief btw) korting op benzine, dus hij houdt nog ongeveer 7,5 cent (exclusief btw) op een liter over. Maar een korting aan de pomp van 13 cent is vandaag de dag – na het instorten van de olieprijs en het maar gedeeltelijk meebewegen van de adviesprijzen – geen publiekstrekker meer. Het is helemaal niet zo lang zoeken naar een Shell-pomp die 15 cent korting geeft. Om over andere merken nog maar te zwijgen.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.