Stadion Arnhem wint kort geding over huurkorting Vitesse
In het kort geding, aangespannen door voetbalclub Vitesse tegen Stadion Arnhem, de eigenaar van het Gelredome, heeft de Voorzieningenrechter Stadion Arnhem in het gelijk gesteld. De zaak draaide om de vraag of Vitesse de huur voor het stadion moet betalen ondanks het huidige verbod om betaald voetbalwedstrijden te spelen. De Voorzieningenrechter oordeelt dat de huidige beperkingen van het gebruik van het stadion in verband met de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid zijn en dat deze bovendien een “gebrek” in de zin van art. 7:204 BW opleveren.
Vitesse vorderde op grond van dit “gebrek” een huurkorting. Een dergelijke huurkorting is uitgesloten in de toepasselijke ROZ-voorwaarden, maar die bepaling kan op grond van onvoorziene omstandigheden opzij worden gezet als een beroep daarop gelet op de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarvan heeft Vitesse de Voorzieningenrechter niet kunnen overtuigen. Voor toewijzing van de vordering in kort geding is het nodig dat Vitesse aannemelijk maakt dat haar vorderingen in de bodemprocedure zullen worden toegewezen. Daarvoor is weer noodzakelijk dat de rechter inzicht krijgt in, en overtuigd raakt van, de aard en de ernst van de betrokken belangen, waaronder de grootte van het verlies en de financiële situatie van Vitesse bij aanvang van de crisis. Ook is volgens de Voorzieningenrechter relevant in hoeverre Stadion Arnhem afhankelijk is van de huuropbrengsten.
De Voorzieningenrechter oordeelt dat Vitesse de impact van de coronamaatregelen onvoldoende heeft onderbouwd, en wijst de vorderingen van Vitesse op die grond af. Hoewel er volgens de Voorzieningenrechter sprake is van een onvoorziene omstandigheid en een gebrek, dient Vitesse de huur dus te blijven betalen.
Fort Advocaten Pieter Twaalfhoven, Derk van Geel en Dirk van den Berg stonden Stadion Arnhem bij in deze zaak. Zij zijn tevreden met de uitspraak, hoewel zij zich niet kunnen vinden in het oordeel van de rechter dat er sprake is van een gebrek, omdat daarvan pas sprake is als de genotbeperkende omstandigheden op grond van de overeenkomst of de verkeersopvattingen niet voor rekening van de huurder komen. Een verbod op het spelen van een betaald voetbalwedstrijd ligt volgens hen duidelijk in de risicosfeer van Vitesse als betaald voetbalclub, omdat een dergelijk verbod helemaal niets met het stadion te maken heeft. De Voorzieningenrechter heeft zich over deze toerekening ten onrechte niet uitgelaten.