Categorie: Franchiserecht

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Gebouwd of niet gebouwd, dat is de vraag

    Dirk van den Berg in Pompshop: Gebouwd of niet gebouwd, dat is de vraag

    Een recent gepubliceerde uitspraak over een onbemand tankstation in Oisterwijk laat weer eens zien dat het opstellen van een eenduidig huurcontract niet eenvoudig is. De partijen verschilden van mening over wat er was verhuurd: een tankstation of onbebouwde grond. Het onderscheid is van groot belang: de huurder van een tankstation is in hoge mate beschermd; de huurder van grond is ‘vogelvrij’.

    In deze zaak heeft (een rechtsvoorganger van) Tamoil in 1993 voor 10 jaar een perceel met daarop een door de vorige huurder (BP) gebouwd onbemand tankstation gehuurd. De partijen zijn het erover eens dat de huurder “de pompen en de automaat en de andere aanwezige zaken, waaronder een luifel” van BP heeft overgenomen. Over de ondergrondse installatie zijn geen afspraken gemaakt. In 2002 gaat een nieuwe huurovereenkomst in. Daarin wordt afgesproken dat Tamoil een Fuel POS, pompen en een luifel zal plaatsen, en dat deze haar eigendom zullen blijven. Ook deze overeenkomst is voor 10 jaar gesloten; daarna wordt hij telkens met een jaar verlengd, tot een van beide partijen opzegt op een termijn van 12 maanden.

    Tamoil wordt in december 2017 onaangenaam verrast door een opzegging per 31 december 2018. Zij heeft in 2016 nog investeringen in het tankstation gedaan, en meent met de verhuurder te hebben afgesproken dat zij nog lang mocht blijven huren. Via-via verneemt Tamoil dat de eigenaar heeft opgezegd omdat hij van een andere partij een hogere huurprijs kan krijgen. Tamoil betwist de geldigheid van de opzegging vanwege de lange duur van de huurovereenkomst, én omdat zij bereid is de door de derde geboden huurprijs te matchen. Het mag niet baten. De verhuurder had de nieuwe huurovereenkomst al getekend, en kon dus niet meer terug. Tamoil stelt dan dat zij bij het einde van de huurovereenkomst “het complete tankstation, inclusief de volledige ondergrondse tankinstallatie en verharding” zal wegnemen.

    De eigenaar heeft het gehele tankstation met ingang van 1 januari 2019 aan een nieuwe partij verhuurd, en vordert daarom in een bodemprocedure dat Tamoil op 31 december 2018 het station ontruimt met achterlating van alles. Tamoil verweert zich tegen de ontruiming.

    De kantonrechter oordeelt eerst over het huurregime, en sluit daarvoor (terecht) aan bij de uitspraak van de Hoge Raad hierover uit 2012 tussen De Haan en de Gemeente Rotterdam (ECLI:NL:HR:2012:BW7172): wanneer een huurder van onbebouwde grond daarop een tankstation bouwt, dan blijft het regime “huur van onbebouwde grond”. Ook bij opvolgende huurovereenkomsten wordt dan uitsluitend grond verhuurd, tenzij partijen uitdrukkelijk iets anders afspreken. Het is bijzonder, maar als de Hoge Raad het zegt, dan moeten we het daarmee doen. De kantonrechter ziet hier geen afwijkende partijbedoeling, dus Tamoil huurt grond en wordt niet beschermd.

    Dan komt de stelling van Tamoil aan de orde dat de redelijkheid en billijkheid aan de opzegging in de weg staan. Daarover oordeelt de kantonrechter dat een huurder die “een overeenkomst als de onderhavige” sluit, erop bedacht moet zijn dat de verhuurder opzegt. De lange duur van de huurovereenkomst maakt dit niet anders. Ook de investeringen van Tamoil in 2016 baten haar niet: dan had Tamoil de afspraak over “langjarige zekerheid” maar op papier moeten laten zetten. De opzegging is dus geldig.

    Vervolgens honoreert de rechter het door Tamoil geclaimde wegbreekrecht (art. 7:216 BW) gedeeltelijk. Vanwege de tekst van de huurovereenkomst en haar commerciële belang mag Tamoil de Fuel POS, pompen en luifel verwijderen. De ondergrondse tanks en leidingen moet Tamoil laten zitten. Die behoren volgens de kantonrechter kennelijk tot het gehuurde.

    De kantonrechter licht in het geheel niet toe waarom hij het gehuurde desondanks geen “gebouwde onroerende zaak” vindt, maar deze uitkomst is wél in overeenstemming met de vorig jaar gepubliceerde uitspraak over het onbemande Tango tankstation op het Circuit Zandvoort. In die uitspraak (ECLI:NL:RBNHO:2017:11434) kwam de kantonrechter tot ditzelfde oordeel, omdat een ondergrondse tank met vloeistofdichte vloer naar normaal spraakgebruik geen “gebouw” is. Daar was geen luifel. Hier was hij er wel, maar behoorde hij niet tot het gehuurde. En dus was hij er ook weer niet.

    Confuus? Lees de hele uitspraak op www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBZWB:2018:6751.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Dirk van den Berg in Pompshop: De Gele Hesjes zijn boos, maar waarover (niet)?

    Dirk van den Berg in Pompshop: De Gele Hesjes zijn boos, maar waarover (niet)?

    Vorige maand zag ik op de Franse televisie veel actievoerders in gele hesjes voorbijkomen. Ze bleken door het hele land blokkade-acties voor te bereiden. “Les gilets jaunes” (Frans voor gele hesjes) is hun geuzennaam. Ze strijden tegen hoge brandstofprijzen, volgens hen veroorzaakt door belastingverhogingen.

    De actie begonnen in september toen een oudere dame een online petitie lanceerde. Haar filmpje ging ‘viral’: het werd zes miljoen keer bekeken. In oktober kwam een vrachtwagenchauffeur met het plan voor een nationale blokkade. De overheid mocht automobilisten niet langer als “melkkoe” behandelen.

    De geuzennaam “gele hesjes” verwijst naar de beweging van de “rode mutsjes” (bonnets rouges) uit 2013, die met succes streed tegen invoering van een extra belasting voor het wegtransport. De tolpoortjes waren al geplaatst en het contract met de exploitant was al getekend toen de regering van president Hollande er toch van afzag. Het gevolg: grote schade voor de Franse schatkist, maar ook voor de reputatie van de president.

    Net als in 2013 is het niet eenduidig wat de actievoerders willen. Het begon met boosheid tegen de hoge brandstofprijzen, maar de protesten richten zich inmiddels ook tegen afgenomen koopkracht, hogere belastingen en zelfs president Macron. Hij wordt door de actievoerders als de schuldige gezien aan de stijging van de brandstofprijzen. De literprijs van diesel is sinds zijn aantreden in mei 2017 met 31 cent gestegen; die van loodvrij met 19 cent. Macron kan niet genoeg uitleggen dat het niet door hem komt, maar door de prijs van ruwe olie. Die was de afgelopen tijd door verschillende oorzaken hoog.

    Macron kan de schuld niet volledig afschuiven. De prijsstijging aan de pomp is wel degelijk mede een gevolg van het regeringsbeleid om de accijnzen op diesel geleidelijk te laten stijgen (al 7 eurocent voor diesel en 4 eurocent voor benzine) en automobilisten zo te stimuleren hun diesels in te ruilen voor schonere auto’s. Ongeveer 60 procent van de Fransen rijdt nu nog diesel. De Franse staat heeft dat ook jaren aangemoedigd.

    De belangrijkste eis van de Gele Hesjes is dat de voor januari 2019 aangekondigde verhoging van de accijns op brandstof (6,5 eurocent voor diesel en 3 eurocent voor benzine) niet doorgaat. De regering heeft al laten weten daaraan geen gehoor te geven. Zij vindt de maatregelen nodig om het dieselrijden terug te dringen en de Fransen aan te zetten tot schoner en minder rijden. Het geld wordt voor een deel gebruikt om inruilpremies te geven.

    De eerste actiedag van de Hesjes was een succes. Op 17 november hebben 300.000 demonstranten Frankrijk ontwricht door op 2.000 plaatsen blokkades op te werpen. Op de tweede actiedag, 24 november, was de animo lager. In heel Frankrijk kwamen iets meer dan 100.000 hesjes op de been. De regering verwacht dan ook dat de protesten spoedig afnemen.

    In Nederland zijn de accijnzen op dit moment nog hoger dan in Frankrijk. De dieselaccijns bedraagt op dit moment ruim 48 eurocent (34% van de prijs). Daarbovenop komt nog de BTW, zodat de consument 58 eurocent extra betaalt vanwege de accijns. Op benzine is de accijns nog hoger: ruim 77 eurocent (47% van de prijs), waar ook de BTW nog bovenop komt, wat de consumentenprijs ruim 93 eurocent hoger maakt.

    De protesten zijn overgeslagen naar (Franstalig) België, maar niets wijst er nog op dat de Hesjes ook in Nederland voet aan de grond krijgen. Misschien is de Nederlander met kleine beurs nuchterder dan zijn Franse evenknie, en ziet hij/zij wél in dat er geld nodig is voor de energietransitie. Vorige week lekte uit dat adviseurs van onze regering een subsidie van 6.000 euro aan particulieren willen geven bij aanschaf van een elektrische auto. Dat moet ergens van betaald worden.

    Voor de Nederlandse grenspomphouders is het in ieder geval goed nieuws dat de accijnzen in de buurlanden worden opgetrokken naar het Nederlandse niveau.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Knallende kurken, krimpende kansen

    Dirk van den Berg in Pompshop: Knallende kurken, krimpende kansen

    September was een mooie maand. Bij de rijkswegveilingen is het hoogste bedrag ooit geboden voor het huurrecht van een tankstation. Ook de Rotterdamse veiling heeft recordbedragen opgeleverd. Maar is dat allemaal wel zo mooi?

    Eerst de rijkswegveiling. Total bood ruim 24 miljoen euro om 15 jaar lang de locatie Bijleveld langs de A12 bij Harmelen (nu BP) te exploiteren. Zo’n maatschappij zal daar wel een goede onderbouwing voor hebben, maar ik zou zeggen dat Total jaarlijks de eerste 1,6 miljoen euro bruto winst in het potje “afschrijving entrance fee” moet afstorten.  Wat een oliemaatschappij aan een liter benzine verdient kunnen we slechts raden, maar als het de 20 eurocent is die Bovag in haar overzichten vermeldt, en als Total er 16 miljoen liter weet te verkopen, dan gaat zij er pas vanaf 1 juli van elk jaar iets aan de brandstof verdienen. In de tweede helft van het jaar moeten dan ook de huur, de personeelskosten etc. nog voor het hele jaar worden goedgemaakt. Kennelijk kan dat uit.

    Maar concurrerend prijzen wordt lastig als je al 1,6 miljoen euro van je winst hebt weggegeven. De consument – in wiens belang de veilingen ooit zijn bedacht – wordt er ook niet beter van. Ik begreep overigens kort geleden dat de consument nu ook een vuist maakt en dat steeds minder (zakelijke) rijders langs de snelwegen tanken omdat de prijzen daar hoger zijn. Ook snelwegstations zullen hun prijzen moeten aanpassen om hun klanten te behouden.

    Door het nieuws over het ‘monsterbedrag’  dat Total had geboden, vroeg ik mij af hoe het met EG Retail was gesteld, die in het verleden nogal eens voor nieuws zorgde bij veilingen. Was zij er nog wel? EG bleef in de pers onder de radar want zij gaf op deze rijkswegveiling in totaal maar € 7,5 miljoen uit. aan twee minder prominente stations.

    Mijn ongerustheid over EG was snel voorbij toen ik zag dat zij op de Rotterdamse veiling 11 miljoen euro heeft geboden om twee Esso-stations en een Texaco-station te behouden. Voor het Texaco-station aan de Vaanweg (tot op de dag van vandaag geëxploiteerd door Ototol, groot gemaakt door de vorig jaar overleden Martin van Tol) betaalde EG maarliefst € 4.750.000,–. Zij was nog in business.

    De bedragen die recent in Rotterdam zijn geboden beloven niet veel goeds voor de Rotterdamse ondernemers die ingevolge de Motie Harbers (jawel, de huidige staatssecretaris) achteraan in het Rotterdamse veilingschema zijn geplaatst. Vanaf volgend jaar worden er locaties geveild die niet in handen zijn van oliemaatschappijen maar van lokale ondernemers. Deze ondernemers zijn niet in staat om miljoenenbedragen neer te leggen om de exploitatie van de stations voort te zetten, en zullen – als het tot een veiling komt – waarschijnlijk het veld moeten ruimen.

    Een zo’n Rotterdamse ondernemer heeft de strijd nog niet opgegeven. Hij kocht eind 1999 van Esso een oud tankstation op gehuurde gemeentegrond en werd in Esso’s plaats gesteld als huurder. De huur werd door de gemeente tot dan toe steeds “automatisch” met vijf jaar verlengd. De ondernemer heeft een compleet nieuw tankstation laten bouwen. Krap vier jaar later, in december 2003, kwam de gemeente met de mededeling dat huurovereenkomsten niet meer zouden worden verlengd, omdat de gemeente had besloten de locaties te gaan veilen.

    De ondernemer verzet zich tegen de veiling en verweert zich tegen de huurbeeindiging.  De kantonrechter heeft in juli van dit jaar geoordeeld dat de gemeente de veiling door mag zetten omdat het huur van onbebouwde grond betreft, en er steeds voor bepaalde tijd was gecontracteerd (zie ECLI:NL:RBROT:2018:5316). Het laatste woord is daarover nog niet gezegd. Als de veilingopbrengsten op het huidige niveau blijven, is de inzet hoog.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp.
    Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Een schoft met/zonder hoge hoed

    Dirk van den Berg in Pompshop: Een schoft met/zonder hoge hoed

    Ruim zes jaar geleden (Pompshop januari 2012) schreef ik een column met deze titel. Ik refereerde aan een prikkelende uitspraak van een prof in mijn eerste studiejaar: “De Staat is een schoft met een hoge hoed”. De overheid gedraagt zich deftig, maar doet de burger intussen ook onrecht aan.

    Die overheid was de gemeente Rotterdam. Het College van B&W had in 2005 besloten om alle tankstationlocaties op gehuurde gemeentegrond via een veiling aan de hoogste bieder uit te geven voor een periode van 15 jaar. Het systeem lijkt op dat van de rijkswegveilingen, met het belangrijke verschil dat de zittende rijkswegconcessiehouder de opbrengst van de eerste veiling krijgt als hij niet de winnaar is. Wint hij zelf, dan hoeft hij maar ten hoogste 30% van zijn bod te betalen. Bij de eerste veiling was de zittende concessiehouder dus altijd winnaar: óf van de locatie óf van de hoofdprijs.

    Rotterdam kent dat compensatiemechanisme niet. De overboden huurder staat met lege handen. Wél heeft de huidige staatssecretaris Harbers – toen raadslid in Rotterdam – kunnen bereiken dat het College de lokale ondernemers zou beschermen door hun locaties pas na 15 jaar te veilen. Deze veilingen gaan vanaf 2020 plaatsvinden.

    Voor de lokale ondernemers die onderhuurder waren heeft het College – ingevolge de motie Harbers – ook een compensatie ingebouwd. Het veilingbeleid bevat de regeling dat onderhuurders (exploitanten die het tankstation voor een oliemaatschappij exploiteren; de meeste huurders waren oliemaatschappijen) bij de eerste veiling mogen blijven zitten. De bieders op de veiling bieden dan – net als bij de rijkswegveilingen – op een verhuurd object.

    Direct na het bekend worden van deze regeling heb ik de gemeente laten weten dat zes van mijn cliënten van deze regeling gebruik wilden maken. Bij vier van hen antwoordde de gemeente dat de huurder van de betreffende locatie de onderhuurder nooit had aangemeld, zodat sprake was van illegale onderhuur. Het huurcontract bevatte immers een verbod tot onderhuur en zij kwamen daarom niet in aanmerking voor de regeling. De andere twee kwamen wel in aanmerking.

    Drie van deze vier exploitanten heeft met hun verhuurder (oliemaatschappij) een regeling getroffen. Voor één exploitant heb ik een procedure gevoerd om te bereiken dat hij – ondanks dat zijn verhuurder hem nooit had aangemeld – het Harbers-pakket zou krijgen. Dat lukte bij de rechtbank, via het vertrouwensbeginsel. De rechtbank woog zwaar mee dat de gemeente (de gemeentelijke belastingdienst en de dienst die de naleving van milieuregels handhaaft) al meer dan twintig jaar op de hoogte was van de aanwezigheid van deze ondernemer. Hij mocht er daarom op vertrouwen dat hij in aanmerking kwam voor de regeling, omdat de gemeente daaraan pas in tweede instantie had toegevoegd dat deze alleen gold voor onderhuurders voor wie uitdrukkelijk toestemming was gevraagd.

    De gemeente ging tegen deze uitspraak in hoger beroep. Zij hamerde er opnieuw op dat zij de regeling echt alleen toepaste in gevallen waarin uitdrukkelijk toestemming voor onderhuur was gevraagd en de gemeente ofwel had ingestemd ofwel nooit had geantwoord. Voor wie dat gold, wilde de gemeente niet zeggen. Het gerechtshof gaf de gemeente gelijk. De onderhuurder zal na de veiling het veld moeten ruimen.

    Ik zit nu met gemeente om de tafel over de invulling van de regeling voor de twee “erkende” onderhuurders. De gemeente bekent nu dat deze twee onderhuurders de enige twee “erkende” onderhuurders zijn. In beide gevallen is geen sprake van door de oliemaatschappij gevraagde toestemming, maar heeft de gemeente aan de huurders opgelegd dat zij aan deze exploitanten móesten onderverhuren. De gemeente loste daarmee op dat moment een probleem op. Gevallen waarin door de huurder toestemming voor onderhuur is gevraagd, blijken helemaal niet te bestaan.

    Ik moest zodoende weer denken aan de schoft en ik weet het nu zeker. Het is zonder hoge hoed.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Een Whatsapp-gesprek is een gesprek!

    Dirk van den Berg in Pompshop: Een Whatsapp-gesprek is een gesprek!

    In diverse blogs is aandacht besteed aan een uitspraak van de kantonrechter te Roermond, waarin de beëindiging van een huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is afgeleid uit Whatsapp-berichten. De meeste commentatoren constateren dat beëindiging van een huurovereenkomst via Whatsapp dus mogelijk is. Maar dat is nogal wiedes. De beëindiging van een huurovereenkomst is vormvrij en kan ook met gebarentaal of rooksignalen worden afgesproken.

    Een huurster heeft voor haar (beginnende) bedrijf een huurovereenkomst afgesloten. De maandhuur van € 250,– moest vooraf worden betaald, maar zij hoefde de eerste maand niet te betalen. Toen de huurster begin mei nog niets had betaald vroeg de verhuurder per Whatsapp om uitleg. De huurster antwoordde onder meer dat haar bedrijf nog niet zo goed liep en dat ze geen geld had. Ik geef de belangrijkste passages uit het Whatsapp-gesprek weer:

    4 mei 2017 – Verhuurder: (…) Ik ben bereid om je tegemoet te komen en het contract te verbreken, maar je hangt wel voor die 2 maanden en deze zul je moeten betalen.

    Huurster: (…) We kunnen als het jou uitkomt zaterdag de sleutels brengen.

    Verhuurder: Wat gaan we doen? Behalve mijn sleutel terugbrengen? Ik ben bereid om dit met je op te lossen zonder verdere onkosten, maar de maanden die je gebruikt hebt als post en zakelijk adres moet ik je helaas factureren. Ga je daarmee akkoord zal ik mijn boekhouder vragen het contract af te wikkelen en een factuur op te stellen van de 3 maanden.

    Huurster: Dat is goed, het contract afwikkelen. Maart had je cadeau gegeven dan zijn het 2 maanden, misschien ben ik abuis?

    Verhuurder: Goed! Ik ga morgen met mijn boekhouder bellen. Dat wil zeggen dat we het afwikkelen bij betaling van de twee maanden. (…) Dus (…) je komt zaterdag betalen en sleutel inleveren? Dan leg ik nl. alle papieren klaar.

    5 mei 2017 – Huurster: De sleutels lever ik in. Met betrekking tot betalen: als het me gisteren niet lukt, lukt het me morgen (helaas) ook nog niet.

    Verhuurder: Je verplichting blijft lopen tot het geld is overgemaakt helaas. (…) Sorry maar ik ben erg netjes met je gebleven ondanks al dat gedoe eromheen. (…) Je hebt echt tot eind mei. Start de maand juni en dingen zijn niet afgewikkeld, moet ik je helaas ook juni chargen.

    U raadt het al. De huurster heeft op de betreffende zaterdag wel de sleutels ingeleverd, maar niets betaald. De vraag is nu, of de huurovereenkomst is beëindigd en zij behalve twee maanden huur niets is verschuldigd. De verhuurder stelde dat geen overeenstemming was bereikt – betaling vóór eind mei was immers de voorwaarde – en vorderde doorbetaling van de huur, vermeerderd met boetes, rente en kosten.

    De kantonrechter volgde – naar mijn mening ten onrechte – de huurster en honoreerde haar beroep op het Whatsapp-bericht “dat we het afwikkelen bij betaling van twee maanden” omdat door de verhuurder op 4 mei “zonder voorbehoud is voorgesteld om de huurovereenkomst af te wikkelen” en de huurster “voorlopig niet kon betalen”. De verhuurder heeft volgens de kantonrechter pas een dag later gemeld dat de verplichtingen van de huurster nog doorliepen zolang zij niet had betaald, en dat kon niet want dat was “op 4 mei instemmen met een beëindiging van de huurovereenkomst en op 5 mei daaraan de voorwaarde verbinden van tijdige betaling”.

    De kantonrechter zal hebben gedacht dat € 250,– per maand voor de huurster een zwaardere last was dan voor de verhuurder, want ik lees het Whatsapp-gesprek toch echt anders. Een wettelijke plicht om uitsluitend per Whatsapp te communiceren is dus geen garantie voor goede vonnissen, maar Whatsapp blijft een zegen voor de partij die een afspraak moet bewijzen.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Tanken zonder betalen is diefstal!

    Dirk van den Berg in Pompshop: Tanken zonder betalen is diefstal!

    De meeste niet-juristen wisten het natuurlijk al lang, maar de Hoge Raad heeft het op 20 maart jl. bevestigd: tanken zonder te betalen is diefstal. Om precies te zijn: het was in dit geval diefstal, maar het kan ook iets anders zijn.

    Het lijkt op het eerste gezicht eenvoudig, een no-brainer. Maar de Hoge Raad heeft er serieus over gedacht, en heeft een uitspraak gedaan waarmee het eens en voor altijd (in ieder geval voor een hele tijd) duidelijk is.

    De delictsomschrijving van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) bepaalt dat wie een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt met het oogmerk om zich dat wederrechtelijk toe te eigenen, diefstal pleegt, en wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar (of een geldboete van ten hoogste € 20.000,–). Voor diefstal is het wegnemen van een goed dus niet voldoende. Meer toegespitst op het tanken: het wegrijden zonder getankte brandstof te betalen is niet voldoende. Een dief moet al bij het tanken (letterlijk: bij het vullen van de tank) het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening hebben.

    Het gaat om de verdachte “X” aan wie ten laste was gelegd dat hij in de periode 10 januari 2015 tot en met 10 februari 2015 te Deurningen, gemeente Dinkelland, en Hengelo, gemeente Hengelo, en gemeente Apeldoorn hoeveelheden benzine, toebehorende aan anderen dan aan hem, verdachte, had weggenomen, met het oogmerk zich die hoeveelheden benzine wederrechtelijk toe te eigenen, te weten:

    – op 10 januari 2015 een hoeveelheid benzine toebehorende aan Texaco Weerselo,

    – op 26 januari 2015 en 7 februari 2015 hoeveelheden benzine toebehorende aan Roadrunner Parkweg BV,

    – op 10 februari 2015 een hoeveelheid benzine toebehorende aan BP de Hucht.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Dirk van den Berg in Pompshop: Golfbewegingen en gelegenheidsargumenten

    Dirk van den Berg in Pompshop: Golfbewegingen en gelegenheidsargumenten

    Je kunt er niet meer omheen. De gele golven van Fastned rukken op in het landschap. Op een groot aantal verzorgingsplaatsen langs de rijkswegen is er al zo’n opvallend snellaadpunt voor EV’s, en er komen er nog meer. Ze lijken de laatste tijd ook beter te zijn bezet. Ook in de rechtspraak is Fastned de laatste tijd bepaald ‘aanwezig’. Ik sta stil bij enkele recente uitspraken.

    Hoe zat het ook alweer? Omdat de Staat uit milieuoogpunt het elektrisch rijden wilde bevorderen, heeft zij bijna 10 jaar geleden bij de vergunninghouders van motorbrandstofverkooppunten langs de rijkswegen (voornamelijk oliemaatschappijen) geïnventariseerd of er belangstelling bestond voor het plaatsen van snellaadpalen bij hun tankstations. De animo was gering. Shell c.s. waren niet geïnteresseerd. Zo’n laadpaal kost geld en neemt ruimte in, en er werd nog niets aan verdiend. Er waren ook nog nauwelijks elektrische auto’s. En waarom was dat? De techniek stond nog in de kinderschoenen, maar uiteraard speelde ook mee dat er geen plekken waren om ze op te laden. Een kip-ei probleem dus.

    Om deze impasse te doorbreken heeft de Minister van I&M in 2011 besloten dat energielaadpunten op verzorgingsplaatsen niet langer alleen als “aanvullende voorziening” (dus bij een bestaand tankstation) konden worden gerealiseerd, maar ook als zelfstandige “basisvoorziening”. In dat gat is Fastned gesprongen. Met succes. De Minister gaf Fastned (na loting) 201 vergunningen. De rijkswegvergunninghouders werden toen wakker en kwamen in verzet. Zij hadden in het convenant dat aan de basis ligt van de Benzinewet immers met de Minister afgesproken dat er tot 2019 geen nieuwe motorbrandstofverkooppunten langs de snelwegen zouden komen. Zij begonnen een kort geding tegen de Minister, en verloren. Ook in hoger beroep. Volgens de rechters was elektriciteit geen motorbrandstof en had de afgesproken exclusiviteit daarop dus geen betrekking. 2-0 voor Fastned in december 2014 dus.

    Maar Fastned was er nog niet. Zij wil ook winkeltjes en horeca bij haar snellaadpunten. Dat is ambitieus, want de Minister maakte in 2013 juist bekend dat dat uitdrukkelijk niet de bedoeling was. Fastned heeft in 2015 en 2016 voor de locaties Velder en De Horn vergunningen voor een shop/horecavoorziening aangevraagd. De Minister wees die af op grond van de afspraken in het convenant, maar ook om redenen van verkeersveiligheid en doelmatigheid.

    In het beroep van Fastned bij de Rechtbank Amsterdam hebben de VPR en de pomphouders van deze twee locaties zich als belanghebbenden gemeld. De Rechtbank heeft de afwijzing in juli 2017 vernietigd omdat de Minister deze “onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd”. De Minister moest van de Rechtbank binnen 6 weken nieuwe besluiten nemen. Maar omdat de Minister hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State – dat wordt dit voorjaar behandeld – is dat nog niet gebeurd. Met name op de locatie De Horn, waar behalve een onbemand Tinq-station alleen een toiletgebouwtje is, lijkt het moeilijk vol te houden dat een (koffie-) shop van Fastned niet doelmatig is. De verkeersveiligheid lijkt ook niet echt te lijden onder een extra gebouwtje op deze verzorgingsplaats.

    Inzichten schrijden voort, en inmiddels investeren de oliereuzen in elektrisch rijden, met als voorlopig hoogtepunt de overname door Shell van stroomaanbieder The New Motion. Shell wil nu wel snelle laadpalen bij haar stations, en verkrijgt daarvoor ook vergunningen. Het is begrijpelijk dat Fastned – dat nog verliesgevend is – hier niet blij mee is. Wel is het opmerkelijk dat zij zelf ook het argument van de verkeersveiligheid gebruikt om Shell te blokkeren, bij voorbeeld in de beroepsprocedure over 2 snellaadpalen bij Shell De Andel. Fastned noemt het plaatsen van laadpalen daar “in strijd met een veilig en doelmatig gebruik van de verzorgingsplaats”. De rechter heeft dit argument in de uitspraak van 22 december 2017 buiten beschouwing gelaten, omdat de betreffende norm (verkeersveiligheid) er niet is om Fastned tegen concurrerende aanbieders van stroom te beschermen. Het beroep is ongegrond verklaard.

    In een andere recente uitspraak (van 8 december 2017) over een vergunning voor 4 laadpalen bij De Hackelaar heeft de Rechtbank Fastned niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep omdat zij geen belanghebbende was. De argumenten van Fastned zijn in die zaak dus niet eens inhoudelijk beoordeeld. De rechter oordeelde dat Fastned hier geen recht van spreken had, omdat het hier ging om laadpunten als aanvullende voorziening. En op die markt begeeft Fastned zich niet.

    Het verhaal is nog lang niet uit. Ik ben benieuwd wiens argumenten uiteindelijk het zwaarst wegen, en of Fastned dit volhoudt. In de tussentijd vaart de advocatuur er wel bij.

    Deze column is geschreven voor Pompshop. Het onafhankelijke vakblad voor tankstations en carwash. Dirk van den Berg is ruim 15 jaar gespecialiseerd in tankstationszaken en gaat in Pompshop maandelijks in op een juridisch onderwerp. Vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.

  • Verscherping precontractuele informatieplicht franchisegever

    Verscherping precontractuele informatieplicht franchisegever

    De Hoge Raad heeft met het arrest van 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:311 (Street-One) de aansprakelijkheid uitgebreid van de franchisegever die, voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst, een onjuiste prognose omtrent de te verwachten omzet voorhoudt aan haar wederpartij.

    Uit het arrest van de Hoge Raad van 25 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7329 (Paalman/Lampenier) volgde al dat een franchisegever onder omstandigheden aansprakelijk kan zijn voor fouten in een prognoserapport. In deze procedure liet de franchisegever een extern onderzoeksbureau een rapport opmaken omtrent de prognose van de te verwachten omzet en winst. Nadat de franchiseovereenkomst gesloten was bleek dat de omzet sterk achterbleef. De franchisenemer vorderde ontbinding van de franchiseovereenkomst en vorderde schadevergoeding van de franchisegever.

    De Hoge Raad overwoog in Paalman/Lampenier dat de franchisegever die een prognoserapport aan zijn wederpartij verschaft, onder omstandigheden onrechtmatig handelt, indien hij weet dat dit rapport ernstige fouten bevat en hij zijn wederpartij niet op deze fouten opmerkzaam maakt. De Hoge Raad oordeelde dat indien de franchisegever die het onderzoek en het opstellen van het daarop gebaseerde prognoserapport aan een derde heeft uitbesteed, in beginsel op de juistheid daarvan vertrouwen.

    In het recente arrest Street-One werd de aansprakelijkheid van de franchisegever op dit gebied uitgebreid. Ook hier werd door de franchisegever een prognoserapport afgegeven, de franchiseovereenkomst werd gesloten maar de omzet bleef sterk achter.

    De Hoge Raad oordeelde in dit Street-One dat de franchisegever ook aansprakelijk kan zijn indien de franchisegever zelf, of een persoon waarvoor hij aansprakelijk is (ondergeschikte of vertegenwoordiger), onzorgvuldig onderzoek uitvoert met fouten in het prognoserapport als gevolg. In dat geval is het niet vereist dat de franchisegever daadwerkelijk wetenschap had van de fouten in het rapport. Enkel het feit dat er onzorgvuldig onderzoek is uitgevoerd en er fouten in het prognoserapport staan is in beginsel voldoende voor aansprakelijkheid.

    Van aansprakelijkheid van de franchisegever kan momenteel dus sprake zijn indien de franchisenemer kan aantonen dat: 1) dat het prognoserapport fouten bevat; en 2) de franchisenemer kan aantonen dat onzorgvuldigheid van de franchisegever tot deze fouten heeft geleid.

    Met dit arrest is de franchisegever voor een eigen (interne) prognoserapport dus eerder aansprakelijk dan voor een prognoserapport van een derde partij.

  • Franchise+ interviewt Provalliance en act legal over de ‘vertrouwde’ samenwerking

    Franchise+ interviewt Provalliance en act legal over de ‘vertrouwde’ samenwerking

    ‘De drempel is laag’ – Franchise+ interviewt Provalliance en act legal

    28 december 2021, in Franchise+

     

    Dit artikel is tevens gepubliceerd op de website van Franchise+.

    [pdf-embedder url=”https://www.actlegal-netherlands.com/wp-content/uploads/Dubbelinterview-act-FORT-Provalliance.pdf” title=”Dubbelinterview act legal – Provalliance”]