Categorie: Faillissementsrecht

  • ROZ model bankgarantie voor huurovereenkomst bedrijfsruimte mag door nieuwe verhuurder worden getrokken

    Veel verhuurders willen bij het aangaan van een huurovereenkomst bedrijfsruimte dat de huurder financiële zekerheid stelt. Dat kan bijvoorbeeld met een ROZ model bankgarantie of een concerngarantie. Als de verhuurder het gehuurde vervolgens tijdens de huurovereenkomst verkoopt, kan discussie ontstaan of de garantie met het gehuurde is overgegaan naar de nieuwe verhuurder. Voor de bankgarantie volgens het model van de Raad van Onroerende Zaken (ROZ) oordeelde de rechtbank Amsterdam onlangs dat de bankgarantie bij verkoop van het gehuurde mee overgaat.

    Huurder failliet en verhuurder int ROZ model bankgarantie
    Tijdens de huurovereenkomst – en na het stellen van de bankgarantie – wordt het gehuurde verkocht. De nieuwe eigenaar wordt verhuurder. Een paar jaar daarna gaat de huurder failliet en ontstaat er een huurachterstand. Op verzoek van de verhuurder, maakt de bank het bedrag van de bankgarantie (ruim € 50.000,– ) aan hem over. De bank crediteert de bankrekening van de failliete huurder voor eenzelfde bedrag.

    Volgens de curator van de failliete huurder had de bank niet mogen uitkeren en moet het bedrag aan de boedel worden betaald.

    ROZ model bankgarantie mee overgegaan?
    De ROZ model bankgarantie zegt dat deze overgaat op “rechtsverkrijgenden van de verhuurder”. Wat betekent dit?

    Volgens de nieuwe verhuurder betekent dit dat de bankgarantie bij de verkoop van het gehuurde mee is overgaan. De curator ziet dat anders. Hij zegt dat de bankgarantie zelf ook aan de nieuwe verhuurder had moeten worden overgedragen.

    Nieuwe verhuurder mag bankgarantie trekken
    De curator heeft het nakijken. De rechtbank oordeelt  dat uit de tekst van de ROZ model bankgarantie blijkt dat deze bij de verkoop van het gehuurde mee overgaat op de nieuwe verhuurder.

    Voor de praktijk lijkt dit een wenselijke uitkomst. Al is het maar omdat de huurder anders de mogelijkheid zou hebben om de verkoop te frustreren.

    Het is evengoed begrijpelijk dat de curator de ROZ model bankgarantie anders uitlegde. Hij zal wellicht niet de laatste zijn die dat doet. In het huidige financiële klimaat waarin veel huurders het niet redden, kunnen verhuurders met deze uitspraak dus hun voordeel doen.

    Irene Hofhuis  is advocaat binnen de sectie Vastgoedrecht van FORT. Zij adviseert en procedeert onder meer op het gebied van huur, koop en verkoop van vastgoed. Voor vragen is zij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Gebruik maken van meerdere sets algemene voorwaarden

    Maakt u gebruik van twee of meerdere sets algemene voorwaarden bij het sluiten van een overeenkomst en zijn deze algemene voorwaarden niet gelijkluidend, let dan goed op!

    De deels conflicterende sets algemene voorwaarden kunnen in principe tegelijk onderdeel zijn van een overeenkomst, mits iedere set van toepassing is op duidelijk onderscheiden situatie(s) en de contractpartij redelijkerwijs bekend is met het onderscheid.

    Als het op het moment van de totstandkoming van de overeenkomst voor de contractspartij niet duidelijk is welke van de twee sets voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst, dan volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 28 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2507 (Visser/Avéro) dat geen van de onderling verschillende sets van algemene voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst.

    Stel uw bedrijf biedt zowel laad en los diensten als opslagdiensten. Voor beide diensten hanteert u een andere set algemene voorwaarden. Die dus niet hetzelfde zijn. Een klant maakt gebruik van beide diensten en u sluit één overeenkomst. U verklaart beide sets algemene voorwaarden van toepassing op de overeenkomst. U dient zich er nu van bewust te zijn dat het voor uw klant precies duidelijk moet zijn welke set algemene voorwaarden op welk onderdeel van de overeenkomst van toepassing is. Anders loopt u het risico dat geen van de door u gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing is op de door u geboden diensten!

    Dit kan erg vervelend zijn. Uw klant kan bijvoorbeeld failliet gaan en u ziet zich dan geconfronteerd met een curator die zich op het standpunt stelt dat geen van de sets algemene voorwaarden van toepassing is.

    Dit overkwam een stuwadoorsbedrijf. Zij hield zich bezig met het laden en lossen van (bulk)goederen van schepen en met de opslag van de door haar te laden of geloste goederen op haar terrein. Ze hanteerde twee sets algemene voorwaarden. In één set algemene voorwaarden was een bepaling opgenomen ter zake de verpanding van de door haar opgeslagen goederen. Een klant van het stuwadoorsbedrijf ging failliet en het stuwadoorsbedrijf stelde zich op het standpunt dat zij een vuistpandrecht had gekregen op de opgeslagen goederen van de klant. De curator stelde zich op het standpunt dat niet duidelijk was welke set algemene voorwaarden van toepassing was en de rechtbank Midden Nederland in de uitspraak van 23 juli 2014, was het met hem eens. De conclusie van de rechter was dat het niet duidelijk was welke set van toepassing was op de overeenkomst en dat zodoende geen van de sets algemene voorwaarden van toepassing waren. Een beroep van het stuwadoorsbedrijf op het vuistpand kon daarom niet slagen.

    Wies van Kesteren  is de auteur van dit blog.
    Voor vragen kunt u contact opnemen met Duco van Dongen op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Belangrijke crediteuren bij een doorstart

    Een van de belangrijke voordelen van een doorstart is dat de over te nemen onderneming schuldenvrij is. Bij een doorstart vanuit faillissement worden immers de bedrijfsmiddelen, klanten en andere goederen (tezamen de ‘onderneming’) overgenomen. De schulden blijven achter in het faillissement en wikkelt de curator af. Dat betekent dat ongunstige contracten, zoals een dure huurovereenkomst, leaseovereenkomsten of distributieovereenkomsten in principe niet worden overgenomen. De onderneming begint als het ware met een schone lei.

    Dwangcrediteuren

    Er kunnen echter partijen bestaan die wezenlijk zijn voor de voortzetting van de onderneming. Te denken valt aan belangrijke leveranciers. Ook de schulden aan deze partijen blijven achter in het faillissement. De doorstartende partij is niet verplicht die te betalen.

    Het zal u alleen niet verbazen dat dergelijke partijen niet staan te springen om weer te gaan leveren. Zeker niet aan de doorgestarte partij. Dezelfde onderneming heeft ze immers juist schade toegebracht. In veel gevallen zullen dit soort partijen uitsluitend weer gaan leveren indien de ‘oude’ schuld wordt betaald of overgenomen. Een doorstartende partij zal zich dit moeten realiseren. Het is verstandig bij het opmaken van de investeringsberekening wanneer er een doorstartplan wordt ontwikkeld, goed te bekijken welke partijen nodig zijn voor een geslaagde doorstart. Het is daarom ook belangrijk bij de curator na te gaan wat de schuldenlast van het failliete bedrijf is en welke belangrijke crediteuren wat te vorderen hebben.

    Overnemen van contracten

    Hetzelfde speelt bij het overnemen van contracten. Veelal worden bepaalde contracten, met name ten behoeve van de infrastructuur zoals telecom, internet, website etc., overgenomen. Om dat te realiseren is een zogenaamde contractsoverneming nodig. Dit wordt veelal gerealiseerd met behulp van standaardformulieren. Belangrijk hierbij is wederom te realiseren dat de leverancier medewerking zal moeten verlenen aan de contractsoverneming en in de regel als voorwaarde zal stellen dat eventueel achterstallige facturen alsnog worden betaald.

    Het is daarom ook verstandig een lijstje te maken van over te nemen contracten en in kaart te brengen wat de eventuele achterstand is. Ook dit dient te worden betrokken bij de doorstartkosten of reorganisatiekosten.

    Derk van Geel  is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail

  • Hoe verpand ik een vordering?

    Hoe verpand ik een vordering – Wat is een pandrecht?

    Een pandrecht is na het eigendomsrecht het sterkste recht dat ons rechtsstelsel kent. Degene die een pandrecht geeft, wordt de pandgever genoemd. Degene die het pandrecht krijgt, heet de pandhouder. Een pandrecht kan gevestigd worden op alle roerende zaken en vorderingen (inclusief aandelen) van de pandgever. In dit blog beperk ik me verder tot een pandrecht op vorderingen op derden (debiteuren).

    Stil pandrecht en openbaar pandrecht

    Een pandrecht op vorderingen kan stil of openbaar gevestigd worden. Als het een stil pandrecht betreft, wordt er geen mededeling van de verpanding gedaan aan de debiteuren. Als het pandrecht openbaar is, ontvangen de debiteuren wel mededeling van de verpanding. Een stil pandrecht kan worden omgezet in een openbaar pandrecht. Dat gebeurt door mededeling te doen aan de debiteur van het pandrecht. Hiertoe is de pandhouder in elk geval bevoegd als de pandgever zijn afspraken niet nakomt of aanleiding bestaat om daarvoor te vrezen.

    Betaling aan pandhouder

    Het gevolg van de omzetting van een stil pandrecht in een openbaar pandrecht is dat de debiteuren vanaf dat moment alleen nog bevrijdend kunnen betalen aan de pandhouder. Als het pandrecht van het begin af aan openbaar is, moeten de debiteuren sowieso betalen aan de pandhouder. Als de debiteuren ondanks de mededeling van het pandrecht aan de pandgever betalen, kan de pandhouder hen dwingen nogmaals aan hem te betalen. De betalingen die de pandhouder ontvangt van de debiteuren mag hij verrekenen met zijn vordering op de pandgever.

    Faillissement is niet van invloed

    Als de pandgever failliet gaat, wordt het pandrecht daardoor niet geraakt. De pandhouder mag nog steeds de verpande vorderingen incasseren. Als sprake is van een stil pandrecht, mag de pandhouder ook nog steeds zijn pandrecht omzetten in een openbaar pandrecht door mededeling te doen aan de debiteuren. Het geld dat de pandhouder rechtstreeks van de debiteuren incasseert, hoeft hij niet af te staan aan de curator. De pandhouder kan zich blijven gedragen alsof er geen faillissement is.

    Hoe verpand ik een vordering?

    Een pandrecht is dus een sterk recht. Hoe vestig je een pandrecht op een vordering? Voor een openbaar pandrecht vereist de wet een onderhandse akte (schriftelijk document) en mededeling aan de debiteuren. Voor een stil pandrecht hoeft geen mededeling aan de debiteuren te worden gedaan, maar moet de onderhandse akte wel worden geregistreerd bij de Belastingdienst. Beide pandrechten kunnen ook worden gevestigd via een notariële akte. In de akte moet de pandgever verklaren dat hij bevoegd is tot de verpanding en dat er geen beperkte rechten rusten op de vorderingen of welke beperkte rechten dat zijn.

     

  • Overleg met Bijzonder Beheer van de bank

    Overleg met Bijzonder Beheer

    Bijzonder beheer is veel in het nieuws. En meestal niet al te positief. Zie bijvoorbeeld: http://www.ftm.nl/column/bankiers-van-bijzonder-beheer-ze-bedoelen-het-goed/. Ook is de AFM een onderzoek gestart naar de praktijken bij deze afdeling bij banken. De uitkomsten worden verwacht in april 2015.

    Moeilijke gesprekken met Bijzonder Beheer

    Veel gesprekken tussen ondernemers en dossierbehandelaars van de afdeling Bijzonder Beheer van de bank verlopen moeizaam. Op zichzelf is dat niet gek; er is immers iets aan de hand.

    Maar ook de communicatie verloopt vaak stroef. Dat kan verschillende redenen hebben. Eén van de belangrijkste is dat de gesprekspartners niet precies weten wat ze aan elkaar hebben. De bank heeft een duidelijke visie maar wil zien dat de ondernemer betrouwbaar is en zijn zaakjes op orde heeft.

    De ondernemer aan de andere kant van de tafel wil het liefst zo snel mogelijk weer weg en is niet gewend dat de bank zich ineens zo intensief bemoeit met het bedrijf.

    De gesprekken met de bank zijn echter enorm belangrijk voor de toekomst van het bedrijf. Er is veel aan gelegen dat het gesprek goed verloopt en er een stap voorwaarts wordt gemaakt.

    Adviezen voor overleg met Bijzonder Beheer

    Hieronder daarom een aantal tips om het gesprek makkelijker te laten verlopen en doelmatiger overleg met Bijzonder Beheer.

    1. Ben een betrouwbare gesprekspartner. Dat wil zeggen: kom op tijd, kom afspraken na en doe geen beloftes die niet waargemaakt kunnen worden. Zorg ook voor betrouwbare cijfers; ga niet creatief boekhouden. De bank moet vertrouwen hebben in de ondernemer aan wie het krediet is verleend.
    1. Zorg voor een goede voorbereiding en laat dat zien. Plan een bespreking met uw adviseur en bereid de onderwerpen gezamenlijk voor. Parate kennis van de cijfers, het bedrijf, de knelpunten laten zien dat u weet waar u mee bezig bent.
    1. Vraag de bank om een agenda van de onderwerpen en vraag wie namens de bank aanwezig zijn. Dat geeft u meer inzicht in het te voeren gesprek.
    1. Stel niet te ambitieuze doelen; voorzichtigheid is belangrijk. Het heeft geen zin de bank een te rooskleurig beeld te schetsen. De kans is groot dat u het doel niet haalt en binnen de kortste keren weer bij de bank aan tafel zit. Nu staat u wel 1-0 achter.
    1. Heb oog voor de belangen van de bank. Zorg voor een goede analyse van de positie van de bank. Wanneer u begrijpt waar de mogelijke knelpunten van de bank zitten, dan bent u beter in staat een gezamenlijke oplossing aan te dragen. De kans is groot dat u met een beter plan komt. Het gaat immers om uw bedrijf.
    1. De analyse van de bank is sterk financieel gedreven, betrek zelf ook juist de operationele kant van het probleem in de oplossing. Welke bedrijfsprocessen kunnen verbeterd worden? Is innovatie vereist? Stel vervolgens een duidelijk plan op. Neem daarin ook de gewenste aanpassing van het convenant mee.

     

    Derk van Geel is de schrijver van dit blog
    Derk van Geel is advocaat en partner binnen de sectie insolventierecht. Derk is breed opgeleid maar vooral gespecialiseerd in het faillissementsrecht. Zo treedt Derk vaak op als curator in faillissementen. Derk staat daarnaast vele bedrijven en particulieren bij die vaak ongevraagd met een faillissement te maken krijgen, of dit willen voorkomen.

     

  • Hoe om te gaan met Bijzonder Beheer van de bank?

    Omgaan met Bijzonder Beheer

    Het gaat al een tijdje slechter met de onderneming. Na het aanleveren van de jaarrekening belt een onbekende man van de bank; hij is van bijzonder beheer. U wordt uitgenodigd voor een gesprek.

    Omgaan met Bijzonder Beheer: hoe pakt u dat aan?

    Bijzonder beheer

    Allereerst is het goed te realiseren dat het feit dat u bent overgeplaatst naar bijzonder beheer nog niet het einde hoeft te betekenen.

    Er zijn in feite twee typen bijzonder beheer. Bij de eerste variant wil de bank gewoon extra monitoren. Er zijn wat zorgwekkende signalen en de bank wil meer inzicht in haar positie en de problemen die er mogelijk spelen. Het doel is dan om het probleem te analyseren en zo nodig een bepaalde reorganisatie toe te passen. Beoogd wordt om daarna weer terug te gaan naar het reguliere beheer.

    De andere variant is zorgwekkender. De bank ziet weinig toekomst meer in de onderneming en is erop gericht het uitstaande krediet terug te halen. Dat heet ook wel de afdeling ‘recovery’. Het doel van de bank is, in tegenstelling tot de eerste variant, veel minder gericht op continuïteit van de onderneming maar voornamelijk op haar eigen belang. De achtergrond van de gesprekken en maatregelen is fundamenteel anders.

    Het is daarom belangrijk dat u zich afvraagt bij welke variant u wordt geplaatst om ook de belangen van de onderneming te waarborgen.

    Vertrouwen, vertrouwen, vertrouwen

    Zoals het bij vastgoed veelal draait om locatie, zo draait het bij bijzonder beheer om vertrouwen. De bank zegt ook wel: ‘de vent is de tent’. Met andere woorden, de bank wil weten of het management goed en betrouwbaar is. Het loodsen van de onderneming door zwaar weer vereist immers goede stuurmanskunsten van het bestuur. Of het krediet wordt terugbetaald hangt mede af van die stuurmanskunsten.

    Vertrouwen kweken bij de bank is belangrijk en niet eenvoudig. Hier een paar tips:

    • schets altijd realistische scenario’s: het is verleidelijk de bank een positieve lijn voor te spiegelen. Maar als deze vervolgens niet wordt gehaald, twijfelt de bank aan uw inschattingsvermogen. Realiteitszin is cruciaal.
    • zorg voor ter zake kundige adviseurs. De bank begrijpt dat u zich in een bijzondere situatie bevindt. De bank begrijpt dat u niet overal verstand van kunt hebben. Het getuigt van leiderschap en wekt vertrouwen wanneer u inziet dat het inschakelen van deskundige adviseurs in sommige gevallen nodig is.
    • kom gemaakte afspraken stipt na: ook al gaat het om de meest futiele afspraken, kom deze na.
    • vertrouwen komt te voet en gaat te paard: het opbouwen van vertrouwen is moeilijker dan u denkt, maar schade is zo aangericht.

    Tot slot, probeer altijd meerdere scenario’s op te stellen en leg deze naast elkaar. Weeg de gevolgen en risico’s goed af. Wellicht komt u met de bank tot hetzelfde scenario. Mogelijk ook niet. Als dat het geval is hebt u een conflict met de bank. In de volgende blog daarover meer.

     

    Derk van Geel is de schrijver van dit blog
    Derk van Geel is advocaat en partner binnen de sectie insolventierecht. Derk is breed opgeleid maar vooral gespecialiseerd in het faillissementsrecht. Zo treedt Derk vaak op als curator in faillissementen. Derk staat daarnaast vele bedrijven en particulieren bij die vaak ongevraagd met een faillissement te maken krijgen, of dit willen voorkomen.

     

  • Kopen van de curator: garantie tot aan de deur!

    Gaat u een bedrijf kopen van de curator? Reken dan niet op garanties, verklaringen en andere risicobeperkende faciliteiten zoals die bij een reguliere overname wel aan bod zouden komen.

    In vrijwel elk faillissement zal de curator op zoek gaan naar een koper voor het failliete bedrijf. De verkoop van het bedrijf, geheel of in afgeslankte vorm ‘going concern’, wordt een doorstart genoemd. Naast een volledige doorstart kan de curator ook besluiten het bedrijf in afzonderlijke delen te verkopen.

    De activaovereenkomst

    De verkoop van het bedrijf of van (een deel van) de boedel wordt vastgelegd in een activaovereenkomst of doorstartovereenkomst. In die overeenkomst worden doorgaans alle risico’s van de transactie naar de koper geschoven. Curatoren hanteren in veel gevallen standaardmodellen.

    De curator verkoopt ‘voetstoots’. Dit betekent dat wordt verkocht zonder dat de koper er op terug kan komen. De curator staat niet in voor een bepaalde omzet, de waarde van activa of het afbreukrisico vanwege het faillissement. Wanneer het bedrijfsonderdeel later toch niet beantwoordt aan de verwachtingen van de koper, kan hij daar niet op terugkomen. In de activaovereenkomst worden bepaalde zaken steevast opgenomen, zoals:

    • Voetstootse verkoop en levering;
    • Geen recht op teruggaaf van de koopsom bij teleurgestelde verwachtingen;
    • Uitsluiting van aansprakelijkheid van de curator;
    • Dat de curator geen enkele garantie geeft;
    • De koper alle risico’s kent en die accepteert;
    • Ontbinding, dwaling en andere reguliere mogelijkheden om de overeenkomst aan te tasten, worden uitgesloten;
    • De koopsom mag niet worden verrekend of opgeschort.

    Het is verstandig bewust te zijn van de inhoud van de te sluiten overeenkomst. Dat kan van invloed zijn op de bieding die wordt gedaan, of op de risicoanalyse voorafgaand aan het bod. Over de punten die hier zijn genoemd kan meestel niet worden onderhandeld. Op andere punten wel. Bijzonderheden van een bepaalde transactie vergen immers een taylormade aanpak. Dat biedt ruimte.

    De essentie zal echter altijd blijven: garantie tot aan de deur!

    Derk van Geel  is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail

    Duco van Dongen  is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Voorkomen van een faillissement via een akkoord

    Een van de manieren waarop bedrijven proberen een faillissement te voorkomen, is door schuldeisers te vragen akkoord te gaan met het (gedeeltelijk) kwijtschelden van de schuld: een herstructurering. De aanbieder van een zogenaamd buitengerechtelijk akkoord laat zijn schuldeisers dan vaak weten dat indien niet alle schuldeisers akkoord gaan, faillietverklaring volgt. Het gevolg van de  faillietverklaring is dat gewone schuldeisers niets krijgen, omdat bijvoorbeeld de Belastingdienst voorgaat. Voor gewone schuldeisers is “iets” vaak beter dan niets en zij doen daarom aan het akkoord mee.

    In de praktijk blijkt dit buitengerechtelijk akkoord vaak niet haalbaar, omdat één enkele rancuneuze schuldeiser het akkoord kan torpederen. De wet geeft geen mogelijkheden om de dwarsliggende schuldeiser aan boord te krijgen. Rechters zijn slechts onder zeer bijzondere omstandigheden bereid om een dwarsligger te dwingen aan het akkoord mee te werken.

    Er is dus grote behoefte aan een dwangakkoord. Bij de opfrisbeurt van de Faillissementswet (programma Herijking Faillissementsrecht) wordt hier ook aandacht aan besteed. Daarom is er nu een wetsvoorstel dat beoogt de herstructurering via een akkoord buiten faillissement te bespoedigen en met zo min mogelijk formaliteiten, kosten en onzekerheden gepaard te laten gaan. De voorgestelde regeling verschilt niet veel van een faillissementsakkoord: indien het akkoord door de meerderheid van schuldeisers wordt ondersteund, kunnen schuldeisers die zich er op onredelijke gronden tegen verzetten, worden gedwongen door een algemeen verbindend verklaring door de rechter. In het voorstel zijn waarborgen opgenomen, zodat schuldeisers hun stem kunnen laten horen bij eventuele onregelmatigheden. De inhoud van het akkoord is vormvrij, waardoor de voorwaarden van het akkoord per geval kunnen verschillen.

    De komende periode kunnen partijen hun visie geven op het wetsvoorstel. Het voorstel zal daarom niet voor 2015 in werking treden. Bij het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord kan natuurlijk wel al verwezen worden naar de aanstaande wetgeving.

  • Nieuw wetsvoorstel bestuursverbod

    Minister Opstelten heeft op 27 augustus het gewijzigde wetsvoorstel tot het invoeren van het civielrechtelijke bestuursverbod aan de Tweede kamer gezonden.

    Wanneer dit wetsvoorstel wordt geaccepteerd is het straks voor de curator mogelijk de rechter te vragen een bestuurder van een failliete BV te verbieden nog bestuurder te zijn.

    Bestrijding fraude

    Het doel van het verbod is om faillissementsfraude en onregelmatigheden rondom het faillissement te bestrijden. Het wetsvoorstel maakt deel uit van het wetgevingsprogramma herijking van faillissementsrecht. Dat programma bestaat nog uit twee andere onderdelen, namelijk de herziening van strafbaarstelling van faillissementsfraude en het wetsvoorstel tot versterking van de positie van de curator. Op korte termijn wordt op dat vlak ook een voorstel verwacht.

    Wanneer kan het worden opgelegd?

    Het verbod kan worden opgelegd als de bestuurder in de drie jaren voorafgaand aan het faillissement:

    –       aansprakelijk is als bedoeld in artikel 2:248 BW (bestuurdersaansprakelijkheid voor het tekort in de boedel);

    –       doelbewust handelingen heeft verricht die de schuldeisers hebben benadeeld (pauliana);

    –       weigert de curator te informeren of zijn medewerking te verlenen;

    –       tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft;

    Maximaal vijf jaar

    De bestuurder kan dan voor maximaal vijf jaren worden verboden bestuurder te zijn van een rechtspersoon. Het bestuursverbod wordt ingeschreven in het Handelsregister, zodat dit voor iedereen te raadplegen is. Zelfs kan de rechtbank ter handhaving van het verbod, een dwangsom opleggen.

    Het bestuursverbod kan ook worden uitgesproken tegen voormalige bestuurders, commissarissen en feitelijk bestuurders.

     

  • Incassokosten vorderen van consumenten: één brief is genoeg

    Iedere ondernemer krijgt er wel eens mee te maken: wanbetalers. Wanbetalers veroorzaken bij bedrijven grote financiële schade en zorgen voor veel ergernis. Ondernemers hoeven echter niet lijdzaam toe te kijken of zij hun geld wel krijgen. Er staan hun verschillende (juridische) instrumenten ter beschikking in de strijd tegen wanbetaling. Zo heeft de wederpartij van een (rechts)persoon die zijn betalingsverplichting niet nakomt naast  recht op betaling van zijn factuur en wettelijke rente, onder omstandigheden ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.

    [space5]

    Incassokosten zijn de redelijke kosten die de schuldeiser heeft moeten maken om te zorgen dat hij zijn factuur betaald zal krijgen.
    [space5]

    Voordat een schuldeiser aanspraak kan maken op vergoeding van incassokosten is echter vereist dat zijn schuldenaar ‘in verzuim’ verkeert. Daartoe moet die schuldenaar een aanmaning hebben ontvangen waarin hem een redelijke termijn is geboden om alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

    [space5]

    Als de schuldenaar een consument is, dan bepaalt de wet tevens dat die schuldenaar na het intreden van verzuim opnieuw moet worden aangemaand om binnen een termijn van veertien dagen tot betaling over te gaan.

    [space5]

    Tot voor kort bestond er onduidelijkheid over de vraag hoe vaak een consument-schuldenaar moest worden gewaarschuwd voordat incassokosten verschuldigd werden. Rechters oordeelden vaak dat na genoemde veertiendagenbrief nog een laatste aanmaning moest volgen.

    [space5]

    De Hoge Raad heeft onlangs (in juni 2014) een einde gemaakt aan die onduidelijkheid. Bij het uitblijven van betaling na het verstrijken van de veertiendagentermijn mag een schuldeiser direct incassokosten vorderen, zonder dat hij daarvoor nog andere incassohandelingen hoeft te verrichten.

    [space5]

    De exacte vergoeding waarop een schuldeiser aanspraak kan maken, is afhankelijk van de hoogte van zijn vordering en is in het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten’ opgenomen. Een link naar dit besluit vindt u hier.

    [space5]

    Voor vragen over dit blog kunt u contact opnemen met Annemiek Nass.

    Annemiek Nass  is advocaat binnen de procespraktijk van de sectie Ondernemingsrecht. Annemiek houdt zich voornamelijk bezig met ondernemingsrechtelijke geschillen en procedures. Annemiek studeerde Nederlands recht, afstudeerrichtingen Aansprakelijkheidsrecht en Ondernemingsrecht, aan de Radboud Universiteit Nijmegen en is in 2013 op beide richtingen afgestudeerd. Tevens behaalde zij in 2011 haar bachelor Notarieel recht en volgde de master Notarieel recht.