Categorie: Faillissementsrecht

  • Toch adviesrecht ondernemingsraad bij faillissement

    Toch adviesrecht ondernemingsraad bij faillissement

    De Hoge Raad heeft op 2 juni jl. geoordeeld dat de ondernemingsraad (OR) ook in faillissement in beginsel een adviesrecht heeft. Eerder had de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam bepaald dat dit adviesrecht onverenigbaar is met de rol van de curator. De Hoge Raad heeft deze beschikking vernietigd en verwijst de zaak terug naar de Ondernemingskamer.

    In onderhavige zaak heeft de curator van DA een doorstart gerealiseerd zonder hierover advies te vragen aan de OR. Op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) dient voor een dergelijke transactie voorafgaand advies te worden ingewonnen bij de OR. De curator van DA was echter van mening dat dit adviesrecht niet geldt in geval van faillissement. De Ondernemingskamer gaf hem daarin gelijk en overwoog daarbij dat het adviesrecht van de OR onverenigbaar is met de rol van de curator. Daarnaast overwoog de Ondernemingskamer dat de curator de onderneming niet had voortgezet en de onderneming dus ook niet in stand had gehouden. Dientengevolge was de curator niet verplicht om vooraf advies te vragen aan de OR.

    De Hoge Raad vernietigt deze beschikking en oordeelt dat de gevolgen en doeleinde van het faillissement niet zodanig zijn dat de toepasselijkheid van de WOR zich niet verdraagt met toepasselijkheid van de Faillissementswet. Behoudens de hierna te noemen uitzonderingen is de curator dan ook gehouden om er voor te zorgen dat de voorschriften uit de WOR tijdens het faillissement worden nageleefd.

    Indien de curator goederen verkoopt op grond van artikel 176 Faillissementswet en/of werknemers ontslaat op grond van artikel 40 Faillissementswet is hij niet verplicht de OR voorafgaand om advies te vragen. Deze uitzonderingen gelden ook als hierdoor de onderneming wordt beëindigd.

    Indien de curator goederen verkoopt in het kader van een voortzetting van de onderneming en/of indien hij een doorstart realiseert waarbij mogelijk arbeidsplaatsen blijven behouden is hij wel verplicht om de OR voorafgaand om advies te vragen.

    Tot slot oordeelt de Hoge Raad dat voorschriften uit de WOR niet in alle gevallen verenigbaar zijn met een faillissement als gevolg waarvan deze voorschriften dan niet onverkort hoeven te worden toegepast. Zo mag de curator afwijken van de formele vereisten uit artikel 25 lid 2 tot en met lid 6 WOR als de omstandigheden dit vergen. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de curator en de OR zich bij de verwezenlijking van de doeleinden van de WOR zich jegens elkaar dienen te gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en de billijkheid wordt gevorderd.

    Zodra de Ondernemingskamer zich opnieuw heeft uitgelaten over de zaak berichten wij u nader.

  • Pre-pack onderuit bij Hof van Justitie?

    Pre-pack onderuit bij Hof van Justitie?

    Op 29 maart 2017 heeft de Advocaat-Generaal (A-G) zijn conclusie gepubliceerd waarin hij vragen beantwoord over de toepassing van de Wet overgang van onderneming bij een Pre-Pack. Het is een vraag die mogelijk van groot belang is voor deze praktijk.

    Waarom van belang?

    Een Pre-Pack is een voorgekookte doorstart van een bedrijf. Wanneer een bedrijf voorziet het faillissement te moeten aanvragen maar nog wel kansen ziet voor een doorstart kan er soms vóór faillissement al een ‘curator’ (genaamd: stille bewindvoerder) aan tafel aanschuiven en meekijken hoe er gesproken wordt met overnamekandidaten. Wanneer er met een partij overeenstemming bestaat, wordt het faillissement geëffectueerd en wordt in wezen binnen het uur de doorstart gerealiseerd. Dit wordt wel een Pre-Pack of ‘flitsfaillissement’ genoemd.

    Vaak wordt dan maar een deel van de werknemers overgenomen.

    Als het bedrijf buiten faillissement zou worden verkocht, dan geldt de Wet overgang van onderneming. Dat betekent dat de werknemers automatisch mee gaan met het bedrijf en in dienst komen bij de nieuwe eigenaar. De wet regelt echter dat dit niet gebeurt bij een doorstart vanuit faillissement. Bij een doorstart gaan de werknemers dus niet (automatisch) mee over.

    Estro-zaak, Hof van Justitie (HvJ)

    Vakbond FNV heeft in het kader van een Pre-Pack van een kinderdagverblijf een zaak aangespannen bij het HvJ. Het gaat daar over de vraag of de Wet overgang van onderneming niet toch van toepassing is omdat het geen normale doorstart vanuit faillissement is, maar een juist vóór faillissement al beklonken overname.

    Over die vraag heeft de A-G zich nu gebogen. De A-G vindt dat de Wet overgang onderneming wél van toepassing zou moeten zijn. Dat is revolutionair. Zijn conclusie te hier te lezen.

    Als het HvJ de conclusie van de A-G volgt, dan gaat de Pre-Pack onderuit. Wanneer werknemers automatisch in dienst komen van de doorstartende partij, dan is het niet meer haalbaar en aantrekkelijk om dat te doen. Dit zou ook grote gevolgen kunnen hebben voor de Pre-Pack’s die al een feit zijn. Werknemers die niet mee overgegaan zijn (althans, dat dachten zij) zouden dan weer bij de nieuwe eigenaar kunnen aankloppen. Dat gaan om duizenden werknemers dus dat zou enorme gevolgen hebben.

    In Nederland is er een wet in de maak (de WCO I) die de Pre-Pack moet gaan regelen. De wetgever zal dus ook meekijken naar het HvJ en zal mogelijk reparaties moeten uitvoeren. We gaan het zien.

  • In hoger beroep tegen faillissement

    In hoger beroep tegen faillissement

    Opkomen tegen het faillissement

    Als een bedrijf failliet is verklaard maar het niet eens is met het faillissement, bestaat de mogelijkheid om daartegen op te komen. Dat kan via verzet of hoger beroep, afhankelijk van de situatie.

    In dit blogartikel leest u hoe met succes in hoger beroep tegen het faillissement kan worden gegaan. In een ander blogartikel beschrijf ik hoe het verzet werkt.

    Wanneer in hoger beroep tegen faillissement?

    Als een failliet verklaard bedrijf wel op de zitting is geweest, dan kan hoger beroep tegen het faillissement worden ingesteld. Het hoger beroep moet binnen 8 dagen worden ingesteld. Het is van belang om zo snel mogelijk hoger beroep in te stellen zodat de schade kan worden beperkt. Hoe sneller hoger beroep wordt ingesteld, hoe groter bovendien de kans van slagen ervan is.

    Wanneer het gaat om een BV, zullen het de bestuurders zijn die het bedrijf op de zitting moeten vertegenwoordigen. Bij een VOF zijn dat de vennoten.

    Hoe werkt het hoger beroep precies?

    Het hoger beroep moet door een advocaat worden ingesteld. Het bedrijf zal dus een advocaat moeten inschakelen. De kosten kunnen echter niet door het bedrijf worden betaald, maar moeten (meestal) door het bestuur of aandeelhouder worden voorgeschoten.

    Een advocaat dient een beroepschrift in bij het gerechtshof. Nadat de advocaat het hoger beroep tegen faillissement heeft ingesteld, kan het nog ongeveer een maand duren voordat het verzoek door het gerechtshof wordt behandeld. Het bedrijf heeft tot de zittingsdatum de tijd om regelingen te treffen met alle schuldeisers. Gedurende deze periode is het ook belangrijk om nauw samen te werken met de curator. Door samen te werken met de curator, kunnen de gevolgen van het faillissement worden beperkt. In overleg met de curator kan het bedrijf worden voortgezet. De curator dient bovendien de rechter te adviseren over het in stand houden of het vernietigen van het faillissement.

    Voor een geslaagd hoger beroep dienen ook de kosten van de curator te worden voldaan of dient daar zekerheid voor te zijn gesteld. U of een derde kan het salaris van de curator voldoen op een derdengeldenrekening van de curator of uw advocaat.

    In hoger beroep zal het gerechtshof de toestand van ‘te hebben opgehouden te betalen’ toetsen. Daarvan is sprake als het bedrijf twee schuldeisers heeft en hij zijn schuldeisers niet meer betaalt. Er vindt een zogenaamde ‘ex nunc’ toetsing plaats. Dit betekent dat het gerechtshof de faillissementstoestand beoordeelt aan de hand van de omstandigheden en schulden op het moment dat het hoger beroep plaatsvindt. Om met succes hoger beroep tegen faillissement in te stellen moet het bedrijf alle crediteuren voldoen of met alle crediteuren een betalingsregeling treffen. Het faillissement kan niet worden vernietigd door uitsluitend de vordering van de aanvrager te voldoen. Bij een geslaagd hoger beroep draait de rechtbank het faillissement terug en is het alsof er nooit faillissement geweest is (het faillissement wordt ‘vernietigd’).

    Afsluiting

    Wanneer het bedrijf niet op de zitting is geweest, waar de rechter het bedrijf failliet heeft verklaard, dan kan verzet worden ingesteld tegen het faillissement. Hoe met succes in verzet tegen het faillissement kan worden gegaan, leest u in mijn blog over verzet.

  • In verzet tegen faillissement

    In verzet tegen faillissement

    Opkomen tegen het faillissement

    Als een bedrijf failliet is verklaard maar het niet eens is met het faillissement, bestaat de mogelijkheid om daartegen op te komen. In verzet tegen faillissement. Dat kan via verzet of hoger beroep, afhankelijk van de situatie.

    In dit blogartikel leest u hoe met succes in verzet tegen het faillissement kan worden gegaan. In een ander blogartikel beschrijf ik hoe het hoger beroep werkt.

    Wanneer in verzet?

    Als een schuldeiser het faillissement van een partij bij de rechtbank aanvraagt en die partij niet op de zitting verschijnt, wordt hij vaak in zijn afwezigheid failliet verklaard. Wanneer het failliet verklaarde bedrijf niet op de zitting is geweest (‘gehoord’) dan kan verzet worden ingesteld.

    Wanneer het gaat om een BV, zal het de bestuurder zijn die het bedrijf op de zitting zou moeten vertegenwoordigen. Bij een VOF zouden dat de vennoten zijn. Zijn zij niet verschenen, dan kan verzet worden ingesteld.

    Hoe wordt verzet ingesteld?

    Het verzet moet door een advocaat worden ingesteld. Het bedrijf zal dus een advocaat moeten inschakelen. De kosten kunnen echter niet door het bedrijf worden betaald, maar moeten (meestal) door het bestuur of aandeelhouder worden voorgeschoten.

    Een advocaat dient een verzetsschrift in bij de rechtbank. Het verzet moet binnen 14 dagen na faillietverklaring worden ingesteld.

    Indien het bestuur zich op het moment dat het faillissement werd uitgesproken buiten Nederland bevond, kan gedurende één maand verzet worden ingesteld.

    Hoe verloopt de procedure?

    Nadat de advocaat het verzet heeft ingesteld, plant de rechtbank zo snel mogelijk een zittingsdatum. Ervaring leert dat het nog één tot drie weken kan duren voordat het verzet door de rechtbank wordt behandeld. Meestal komt er een zitting. Als al op voorhand duidelijk is dat het verzet slaagt, dan kan het verzet pro forma worden behandeld (zonder zitting, van achter het bureau).

    Gedurende de periode dat het bedrijf failliet is, is het ook belangrijk om nauw samen te werken met de curator. Door samen te werken met de curator, kunnen de gevolgen van het faillissement worden beperkt. In overleg met de curator kan het bedrijf worden voortgezet. De curator dient bovendien de rechter schriftelijk te adviseren over het in stand houden of het vernietigen van het faillissement.

    Wanneer slaagt het verzet?

    De rechtbank zal de toestand van ‘te hebben opgehouden te betalen’ toetsen. Er is sprake van een dergelijke toestand als het bedrijf twee schuldeisers heeft en hij zijn schuldeisers niet meer betaalt. Als het failliet verklaarde bedrijf niet in deze toestand verkeert, dan slaagt het verzet.

    In verzet tegen faillissement kan het failliet verklaarde bedrijf bovendien het verweer voeren dat de vordering van de aanvrager niet of niet meer bestaat. Als dit het geval is, kan het bedrijf met succes verzet instellen. Sinds een uitspraak van de Hoge Raad in 2015 wordt in geval van verzet het faillissement vernietigd als de vordering van de aanvrager van het faillissement is voldaan.

    Voor een geslaagd beroep op verzet dienen ook de kosten van de curator te worden voldaan of dient daar zekerheid voor te zijn gesteld. U of een derde kan het salaris van de curator voldoen op een derdengeldenrekening van de curator of uw advocaat. Bij een geslaagd beroep op verzet draait de rechtbank het faillissement terug en is het alsof er nooit faillissement geweest is (het faillissement wordt ‘vernietigd’).

    Afsluiting

    Wanneer u wel op de zitting bent geweest, waar de rechter het bedrijf failliet heeft verklaard, dan kunt u in hoger beroep tegen het faillissement. Wilt u weten hoe met succes in hoger beroep tegen het faillissement kan worden gegaan, lees dan mijn blog over hoger beroep.

  • Kan je in beroep tegen faillissement?

    Kan je in beroep tegen faillissement?

    Rechtbank heeft faillissement uitgesproken

    In Nederland wordt het faillissement redelijk snel uitgesproken. De rechter voert een liquiditeitstest uit: als een vordering van de aanvrager onbetaald is, én daarnaast nog minimaal één andere schuld bestaat, wordt het faillissement uitgesproken.

    Faillissementen worden op dinsdag uitgesproken.

    Niet eens met faillissement

    Als u het niet eens bent met het faillissement van het bedrijf dan kunt u daar tegen opkomen. Dat kan bijvoorbeeld als u meent dat de rechtbank een verkeerd oordeel heeft gegeven maar ook als u niet op de zitting bent verschenen.

    De wet kent twee mogelijkheden om de faillietverklaring aan te vechten:

    1. Wanneer u wel op de zitting bent geweest, waar de rechter het bedrijf failliet heeft verklaard, dan kunt u in hoger beroep tegen het faillissement. Die procedure vindt plaats bij het gerechtshof;
    1. Bent u niet op de zitting geweest, dan kunt u in verzet tegen het faillissement. Deze procedure vindt plaats bij de rechtbank.

    Bij een geslaagd hoger beroep of verzet, wordt het faillissement teruggedraaid (‘vernietigd’) en is het alsof er nooit faillissement geweest is.

    Let op: zeer korte termijnen en advocaat nodig

    Een faillissement heeft grote gevolgen die vaak onomkeerbaar zijn. Om die reden gelden korte termijnen voor hoger beroep en verzet tegen faillissement. Uiterlijk 8 dagen na de dag dat het bedrijf failliet is verklaard is het mogelijk om in hoger beroep te gaan. Verzet is mogelijk binnen 14 dagen na de faillietverklaring. Behalve deze korte termijnen is het van belang om te weten dat het volgens de wet verplicht is om een advocaat in te schakelen voor hoger beroep of verzet tegen faillissement.

    Hoe werkt het verzet en hoger beroep tegen faillissement precies?

    De procedures tot verzet en hoger beroep zijn iets verschillend van elkaar. De gang van zaken is wat anders en de beoordeling door de rechter ook. Wilt u weten waaraan moet worden voldaan om met succes in verzet op hoger beroep te gaan, lees dan mijn blogs over verzet tegen faillissement en hoger beroep.

  • Kan je in beroep tegen faillissement?

    Kan je in beroep tegen faillissement?

    In Nederland wordt het faillissement redelijk snel uitgesproken. De rechter voert een liquiditeitstest uit: als een vordering van de aanvrager onbetaald is, én daarnaast nog minimaal één andere schuld bestaat, wordt het faillissement uitgesproken.

    Faillissementen worden op dinsdag uitgesproken.

    Niet eens met faillissement

    Als u het niet eens bent met het faillissement van het bedrijf dan kunt u daar tegen opkomen. Dat kan bijvoorbeeld als u meent dat de rechtbank een verkeerd oordeel heeft gegeven maar ook als u niet op de zitting bent verschenen.

    De wet kent twee mogelijkheden om de faillietverklaring aan te vechten:

    1. Wanneer u wel op de zitting bent geweest, waar de rechter het bedrijf failliet heeft verklaard, dan kunt u in hoger beroep tegen het faillissement. Die procedure vindt plaats bij het gerechtshof;
    1. Bent u niet op de zitting geweest, dan kunt u in verzet tegen het faillissement. Deze procedure vindt plaats bij de rechtbank.

    Bij een geslaagd hoger beroep of verzet, wordt het faillissement teruggedraaid (‘vernietigd’) en is het alsof er nooit faillissement geweest is.

    Let op: zeer korte termijnen en advocaat nodig

    Een faillissement heeft grote gevolgen die vaak onomkeerbaar zijn. Om die reden gelden korte termijnen voor hoger beroep en verzet tegen faillissement. Uiterlijk 8 dagen na de dag dat het bedrijf failliet is verklaard is het mogelijk om in hoger beroep te gaan. Verzet is mogelijk binnen 14 dagen na de faillietverklaring. Behalve deze korte termijnen is het van belang om te weten dat het volgens de wet verplicht is om een advocaat in te schakelen voor hoger beroep of verzet tegen faillissement.

    Hoe werkt het verzet en hoger beroep tegen faillissement precies?

    De procedures tot verzet en hoger beroep zijn iets verschillend van elkaar. De gang van zaken is wat anders en de beoordeling door de rechter ook. Wilt u weten waaraan moet worden voldaan om met succes in verzet op hoger beroep te gaan, lees dan mijn blogs over verzet en hoger beroep.

  • Leegstandschade verhalen bij faillissement van huurders

    Leegstandschade verhalen bij faillissement van huurders

    Sinds januari 2011 is er veel veranderd voor verhuurders die leegstandschade willen verhalen bij faillissement van hun huurders. Als een huurder failliet gaat, terwijl het contract nog (bijv.) jaren doorloopt, wil de verhuurder proberen die toekomstige schade te verhalen. Zeker als het pand een tijdje leegstaat door het faillissement. Het ROZ-model van huurovereenkomsten voorziet ook in die mogelijkheid.

    Meestal is er een bankgarantie (of concerngarantie) gesteld. In dat geval kan de verhuurder bij ontstaan van schade de bank (of concernpartij) aanspreken en keert de bank – meestal op eerste verzoek – het bedrag van de garantie uit. De bank doet dat niet zomaar en wil zelf ook zeker weten dat zij haar vordering die zij door uitbetaling verkrijgt op de huurder (zgn. ‘regresvordering‘), kan verhalen. De huurder stelt dan een contra-garantie ten gunste van de bank; vaak een bedrag in depot op een geblokkeerde rekening bij de bank.

    Als het faillissement van de verhuurder wordt uitgesproken en de huurovereenkomst wordt opgezegd, eindigt deze na 3 maanden. Daarna ontstaat leegstand en wellicht dus schade. De verhuurder wil dan gebruik maken van de garantie. Onder andere voor de leegstandschade. De bank keert uit en verhaalt zich op haar beurt weer op de in depot gestelde contra-garantie.

    De contra-garantie behoort dan echter eigenlijk tot de faillissementsboedel van de huurder, en de curator wil dat bedrag ook wel hebben. In de situatie voor 2011 ging de bank vóór en werd de regresvordering daarmee verrekend.

    In 2011 is deze systematiek veranderd, en is door de Hoge Raad bepaald dat leegstandschade niet meer ten laste van de boedel verhaald kon worden.

    Wat nu?

    Onder de oude tekst van de bankgarantie betekende dit dat banken nog wel moesten uitkeren aan de verhuurder, maar zij zich vervolgens niet meer op de contra-garantie mochten verhalen. Die kwam namelijk ten laste van de boedel en dat mocht niet meer van de Hoge Raad. Banken hebben daarom hun standaard bankgarantie gewijzigd en daarin gezet dat zij enkel nog uitkeren aan verhuurders voor zover zij zich op de contra-garantie mogen verhalen. Zo gaat het nu in de praktijk.

    Nieuwe wending

    In een situatie die nog onder de oude tekst van de garantie speelde (dus waarbij de bank wel gewoon volledig moest uitkeren en zich vervolgens probeert te verhalen op de contra-garantie), wilde de curator een stokje steken voor de incasso van de bankgarantie door de verhuurder, omdat deze grotendeels leegstandschade verhaalde. De bank had al verrekend met de contra-garantie en daardoor kreeg de curator niets.

    De curator richtte vervolgens zijn pijlen op de verhuurder, omdat deze in feite in strijd met het systeem van de wet leegstandschade verhaalde. Daarover is hij gaan procederen tot aan de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde afgelopen vrijdag dat de curator de verhuurder toch niet kon aanspreken. De tekst van de garantie gaf namelijk nog gewoon aan dat de bank moest uitkeren en dat is rechtmatig. De Hoge Raad suggereerde eigenlijk dat de curator bij de bank had moeten zijn, omdat die zich ten laste van de boedel verhaalde, maar daar had de curator niet tegen geprotesteerd.

    Heb je als verhuurder dus nog een garantie ‘oude stijl’? Goed vasthouden, deze blijft gewoon overeind.

    Klik hier voor de uitspraak.

  • Status Wet Continuïteit Ondernemingen II

    Status Wet Continuïteit Ondernemingen II

    Medio augustus 2014 is het voorontwerp Wet Continuïteit Ondernemingen II gepubliceerd.  Vervolgens is er een consultatieronde gehouden en zijn 16 reacties, waaronder de reacties van het FNV, de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants gepubliceerd.

    Wet Continuïteit Ondernemingen II

    De Wet Continuïteit Ondernemingen II maakt deel uit van het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht en beoogt: “het proces van herstructurering van problematische schulden bij ondernemingen buiten faillissement te flexibiliseren, te bespoedigen en met zo min formaliteiten, kosten en onzekerheden gepaard te doen gaan”.

    In de huidige wetgeving liggen de eisen voor het verplicht deelnemen aan een buitengerechtelijk akkoord (het dwangakkoord) zo hoog, dat schuldeisers vrijwel nooit worden gedwongen om hieraan medewerking te verlenen. Doordat iedere individuele schuldeiser de mogelijkheid heeft om een buitengerechtelijk akkoord te dwarsbomen slaagt dit maar zelden.

    In het huidige wetsvoorstel is de mogelijkheid opgenomen om een akkoord algemeen verbindend te laten verklaren door de rechtbank ondanks dat één of meerdere crediteuren tegen hebben gestemd. Over de wijze van stemmen en de voorwaarden voor het algemeen verbindend verklaren van een akkoord bericht ik u op korte termijn nader.

    In zijn brief van 4 juli 2016 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie  de Tweede kamer geïnformeerd dat  er goede voortgang is geboekt in het wetgevingsprogramma herijking faillissementsrecht. In deze zelfde brief meldt de minister dat het wetsvoorstel inzake het dwangakkoord in het najaar van 2016 voor advies naar de Raad van State zal worden gestuurd.

    Zodra de Raad van State haar advies openbaar heeft gemaakt bericht ik u nader over dit onderwerp.

    Update: lees meer over de WHOA (voorheen WCO II) op WBRT.nl.

  • Inningsbevoegde pandhouder exclusief bevoegd tot faillissementsaanvraag

    Inningsbevoegde pandhouder exclusief bevoegd tot faillissementsaanvraag

    De Hoge Raad heeft op 9 december 2016 geoordeeld dat een inningsbevoegde pandhouder bevoegd is om het faillissement aan te vragen van een aan hem verpande debiteur.

    Nadat een pandhouder zijn pandrecht heeft geopenbaard is hij exclusief inningsbevoegd. Openbaarmaking van het pandrecht vindt plaats door melding van het pandrecht te doen aan de debiteur. Na openbaarmaking van het pandrecht is de pandhouder bevoegd tot verhaal van de vordering op het vermogen van de debiteur. Hiervoor kan de pandhouder gebruik maken van de bevoegdheden die voor de verpanding toekwamen aan de pandgever. Indien de verpande vordering was gedekt met daarbij behorende zekerheden, dan kan de pandhouder ook deze zekerheidsrechten uitwinnen.

    Uitspraak

    De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het aanvragen van het faillissement strekt tot het verhaal de vordering op het vermogen van de debiteur. Daarmee moet volgens de Hoge Raad de pandhouder die inningsbevoegd is worden aangemerkt als schuldeiser in de zin van artikel 1 van de Faillissementswet. Omdat de inningsbevoegde pandhouder door de Hoge Raad wordt gekwalificeerd als schuldeiser in de zin van de Faillissementswet is hij bevoegd om het faillissement van zijn debiteur aan te vragen. Nu de bevoegdheid tot het aanvragen van het faillissement in beginsel toekomt aan de pandhouder kan de pandgever alleen het faillissement aanvragen met toestemming van de pandhouder of machtiging van de kantonrechter.

  • Mag de curator van de leverancier een kostenbijdrage vragen, bij teruggave van de goederen?

    Mag de curator van de leverancier een kostenbijdrage vragen, bij teruggave van de goederen?

    Als geleverde goederen niet zijn betaald, en de afnemer failliet gaat, wil de leverancier de onbetaalde goederen terug. Dat kan met een beroep op eigendomsvoorbehoud of recht van reclame. De leverancier kan dan als eigenaar van de goederen zijn eigendom terugclaimen; ook van de curator. Dat heet juridisch ‘revindicatie’.

    De curator heeft er echter werk aan om de rechten die worden ingeroepen te beoordelen, te onderzoeken of de goederen er nog zijn, en ze uiteindelijk terug te geven aan de leverancier. Dat kost de curator geld en dikwijls vraagt hij daarvoor een kostenbijdrage aan de leverancier. Mag dat?

    Op zichzelf wel. Rechters hebben al meerdere keren geoordeeld dat de curator een bijdrage mag vragen van de leverancier. De grote vraag is alleen, hoeveel!? De omvang van de kostenbijdrage is vaak onderwerp van discussie.

    Het uitgangspunt is daarbij dat voor werkzaamheden die behoren tot de wettelijke taak van de curator, geen kostenbijdrage mag worden gevraagd. Alleen voor handelingen die meer behelzen dan dat, en dus echt alleen ten voordele van de leverancier worden gemaakt,  een kostenbijdrage mag worden gevraagd.

    Een voorbeeld

    De curator schakelt een bedrijf in om de validiteit van de rechten mede te beoordelen en de aanwezigheid van de geclaimde goederen te onderzoeken. Mag hiervoor een kostenbijdrage worden gevraagd? Het antwoord is: nee. Het inventariseren van de boedel en het beoordelen van de aanspraken van een leverancier, zijn taken die de curator op grond van de wet heeft en die komen ten laste van de boedel. Er mag voor die werkzaamheden geen bijdrage worden gevraagd.

    Wel mag bijvoorbeeld een bijdrage worden gevraagd voor handling kosten, zoals de fysieke uitlevering van de goederen. Hoewel er discussie bestaat of ook dit mag, nemen rechters aan dat deze kosten specifiek voor de leverancier worden gemaakt en daarvoor een kostenbijdrage mag worden verlangd.

    Hoe hoog mag de kostenbijdrage zijn?

    Hoe hoog de bijdrage mag zijn, hangt een beetje van de situatie af. Doorgaans wordt 3 of 4% van de factuurwaarde als redelijk geacht.

    Tot slot, het voorgaande geldt niet wanneer de curator de goederen heeft verkocht. Daarover later meer.