Categorie: Faillissementsrecht

  • Overnemen van werknemers bij doorstart

    Saneren van het personeelsbestand is een veel voorkomende redding voor een doorstart vanuit faillissement. Dat komt doordat de Wet overgang van onderneming niet van toepassing is in faillissement. Dat betekent dat de werknemers niet automatisch mee gaan wanneer de onderneming wordt verkocht. De doorstarter is dus vrij om te bepalen welke van de oude werknemers hij na de doorstart in dienst neemt.

    Nieuw dienstverband na doorstart

    Een nieuw dienstverband betekent in principe ook nieuwe arbeidsvoorwaarden. Na de doorstart is de koper niet verplicht om dezelfde arbeidsvoorwaarden te bieden. In veel gevallen zal de curator proberen te bedingen dat er in ieder geval ‘marktconforme’ arbeidsvoorwaarden worden geboden. Maar dat is geen wettelijk vereiste.

    Addertje onder het gras

    Er is één addertje onder het gras. In sommige situaties geldt de ‘ketenregeling’ wel. De ketenregeling bepaalt dat een dienstverband voor bepaalde tijd automatisch over gaat in een dienstverband voor onbepaalde tijd wanneer aan bepaalde voorwaarden in voldaan. Het moet daarbij wel gaan om dezelfde werkgever.

    Huidig bestuur pas op!

    Wanneer een externe partij doorstart lijkt het risico, dat deze regeling geldt, beperkt. Maar als het huidig management doorstart, is er een goede kans dat er sprake is van dezelfde werkgever en de regeling dus van toepassing is. Als dat zo is kan bepaalde werknemers geen tijdelijk dienstverband worden aangeboden maar zijn zij meteen voor onbepaalde tijd in dienst.

    Tips bij doorstart

    Hebt u plannen om door te starten? Zorg dan dat u:

    (i) Een goed beeld hebt van de verschillende arbeidsrelaties van de medewerkers, en

    (ii) Beoordeel of de werknemers die u een dienstverband wilt aanbieden, voor bepaalde of onbepaalde tijd in dienst zullen treden.

    Meestal is dit vrij eenvoudig te bepalen.

    Derk van Geel  Thumbnail_LinkedIn is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Europese Commissie wil herstructurering stimuleren

    In een Aanbeveling van de Europese Commissie van 12 maart 2014 presenteert Europa haar visie op de nieuwe aanpak van faillissement en insolventie.

    Waarom deze aanpak van faillissement en insolventie?

    De Commissie vindt dat er momenteel te veel obstakels zijn voor een succesvolle reorganisatie of herstructurering waardoor een faillissement kan worden voorkomen. Daardoor belanden veel levensvatbare ondernemingen in faillissement en gaat er waarde en werkgelegenheid verloren. Dat heeft verschillende oorzaken: procedures kunnen langdradig, kostbaar of te weinig effectief zijn. Ook blijken de verschillende stelsels van de lidstaten niet goed op elkaar aan te sluiten. Hierdoor bestaat er onzekerheid over de kans van slagen van een herstructurering en mondt het vaak alsnog uit in een faillissement.

    Daar komt bij dat de vooruitzichten bij faillissement voor de meeste schuldeisers niet goed zijn.

    Wat wil de Europese Commissie?

    De Europese Commissie wil belemmeringen wegnemen voor een doeltreffende herstructurering. De Commissie wil dat het voor ondernemers makkelijker wordt om een tweede kans te krijgen. Dat is goed voor de werkgelegenheid en uiteindelijk in het voordeel voor de economie. Wanneer het eenvoudiger en transparanter wordt om de schuldenlast te saneren en zo faillissement te voorkomen, zou het aantal zelfstandige ondernemers in een lidstaat stijgen, is de gedachte.

    Lagere kosten reorganisatie

    Een belangrijk doel van de beoogde vereenvoudiging is het reduceren van de reorganisatiekosten. Vooral bij het MKB bestaat vaak een drempel tot reorganisatie met gebruik van de bestaande regelingen. Deze zijn ondoorzichtig en kostbaar. De Europese Commissie wil juist dat er goedkope maar effectieve mogelijkheden komen om de schuldenlast terug te brengen.

    Concrete doelen herstructurering

    Effectief wil de Europese Commissie dat er in de lidstaten:

    • een preventief herstructureringsstelsel komt;
    • onderhandelingen over herstructurering wordt vergemakkelijkt, waarbij bijvoorbeeld een bemiddelaar wordt benoemd;
    • de kansen van herstructureringsplannen verbeteren door een systeem waarbij het plan wordt goedgekeurd door de schuldeisers;
    • financiering van een herstructurering moet gemakkelijker worden;
    • er zou een kwijtscheldingsregeling moeten komen.

    Gaat dit werken?

    Op het gebied van herstructurering is veel winst te behalen. Met name het MKB zou gebaat zijn bij betere saneringsmogelijkheden. Nu gebeurt dat veel langs de weg van de doorstart. Een op zichzelf vaak effectieve manier van herstructurering maar ook niet zonder nadelen. Met name de figuur van de surseance van betaling in Nederland is in de praktijk tandeloos.

    Ook in Nederland zie je een duidelijke vraag naar verandering van herstructureringsmogelijkheden. Te denken valt aan de ‘pre pack’ of stille bewindvoering. Het doel van waardebehoud is nobel. Maar helaas zijn deze figuren ook nog niet zaligmakend.

    Derk van Geel  is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Fiscale tips: (4) Verliescompensatie

    Tips voor verliescompensatie

    Als uw onderneming winst maakt, bent u vennootschapsbelasting verschuldigd over die winst. Als de onderneming verlies lijdt, dan hoeft u uiteraard geen vennootschapsbelasting te betalen. U kunt het verlies zelfs gebruiken om de belasting terug te vragen, die u in voorgaande jaren heeft betaald of in toekomstige jaren moet gaan betalen. Dit wordt verliescompensatie genoemd.

    Verliescompensatie: carry back en carry forward

    Verliescompensatie kan twee kanten op: vooruit en achteruit in de tijd. Als vennootschapsbelasting is betaald in jaar 1 en er wordt verlies geleden in jaar 2 dan kunt u dit verlies verrekenen met de winst uit jaar 1. De winst uit jaar 1 wordt zo gedrukt door het verlies uit jaar 2. De vennootschapsbelasting die u teveel heeft betaald in jaar 1 kunt u terugvragen. Dit wordt carry back of achterwaartse verliesverrekening genoemd. Verliescompensatie kan ook vooruit, namelijk doordat u in jaar 1 verlies maakt en in jaar 2 winst. U kunt dan in jaar 2 de winst verrekenen met het verlies uit jaar 1 en zo de belastingdruk verlagen. Dit heet carry forward of voorwaartse verliesverrekening.

     Termijnen carry back en carry forward

    De termijn voor carry back is 1 jaar. Als crisismaatregel is de termijn in de belastingjaren 2009 tot en met 2011 verruimd tot 3 jaar. Sinds 2012 is de termijn weer 1 jaar. In 2014 kunt u dus voor het laatst uw winst uit 2011 gebruiken om deze te verrekenen met uw winst in 2014. De termijn voor carry forward is 9 jaar, maar als u gebruik maakt van de verlengde carry-back-termijn over 2009 tot en met 2011 wordt de termijn voor de carry forward verkort met het aantal jaren dat u gebruik maakt van die verlengde termijn.

    De maximale compensatie is EUR 10 miljoen per jaar, als er meer verlies is kunt u die niet verrekenen.

    Verval van compensabel verlies

    Het opgebouwde fiscaal compensabele verlies kan overigens vervallen, onder andere indien het aandelenbelang in de onderneming met 30% of meer wijzigt, of als de werkzaamheden afnemen tot minder dan 30% van de originele activiteiten.

  • Rechtsbijstandverzekerde mag eigen advocaat kiezen!

    Het komt vaak voor dat particulieren en bedrijven met een rechtsbijstandverzekering toch voor een advocaat willen kiezen van wie zij via via de (goede) naam hebben gehoord. Zij willen dan dat hun rechtsbijstandverzekeraar de rekening van die advocaat betaalt.

    Tot voor kort was het zo dat in ieder geval in die gevallen waarin voor de behandeling van een geschil geen advocaat hoeft te worden ingeschakeld (vooral procedures bij de kantonrechter en de bestuursrechter) de rechtsbijstandverzekeraar op grond van de polisvoorwaarden de verzekerde geen toestemming gaf een advocaat in te schakelen. De verzekerde kon in zo’n geval slechts kiezen voor bijstand van een medewerker van de rechtsbijstandverzekeraar zelf, bij gebreke waarvan hij de gekozen advocaat zelf moest betalen.

    Op 21 februari 2014 heeft de Hoge Raad (naar aanleiding van een prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie) in een baanbrekende uitspraak geoordeeld dat een bepaalde Europese richtlijn zich er tegen verzet dat een rechtsbijstandverzekeraar niet bereid is de kosten van een door een verzekerde zelf uitgekozen advocaat te betalen. Daarbij maakt het (aldus de betreffende uitspraak) dus niet uit of het gaat om het behandelen van een zaak waarvoor geen advocaat nodig is.

    Inmiddels heeft de betrokken rechtsbijstandverzekeraar (DAS) haar polisvoorwaarden wel aangepast en de verwachting is dat andere verzekeraars daarin zullen volgen. Daarbij gaat het voornamelijk over de invoering van een eigen risico en een maximale vergoeding van de advocaatkosten per rechtsgebied. Op die wijze proberen de rechtsbijstandverzekeraars naar eigen zeggen een substantiële stijging van de verzekeringspremie te voorkomen.

    Bedrijven en particulieren met een rechtsbijstandverzekering dienen zich in ieder geval goed te realiseren dat hun polis er niet aan in de weg staat dat zij zelf een advocaat kiezen en de daarmee gemoeide kosten (in ieder geval voor een belangrijk deel) door de verzekeraar betaald zullen moeten worden.

    Marco Meijer is auteur van dit blog.

     

  • Pandhouder mag innen, maar niet schikken

    De pandhouder van een stil verpande vordering heeft het recht om het pandrecht ‘openbaar te maken’ wanneer zijn schuldenaar in verzuim verkeert. Hij stuurt de debiteur van de vordering waarop het pandrecht rust, een brief en doet mededeling van zijn pandrecht.

    Veelal gaat het om de bank die een bedrijf financiert en als zekerheid daarvoor een pandrecht heeft verkregen op de debiteuren van het bedrijf. De bank mag dan, wanneer het bedrijf in verzuim raakt, de verpande vorderingen op de debiteuren van dat bedrijf, zelf gaan innen.

    Verifiëren van het pandrecht

    De debiteuren kunnen na de mededeling van het pandrecht alleen nog bevrijdend betalen aan de pandhouder (de bank). De wet zegt namelijk dat de pandhouder vanaf dat moment exclusief bevoegd is om de betaling te ontvangen. Debiteuren doen er goed aan wanneer zij een brief krijgen van een partij die zegt pandhouder te zijn, dat recht te verifiëren. Wanneer zij aan de verkeerde partij betalen, kunnen ze gehouden zijn om nogmaals (aan de juiste partij) te betalen.

    Terug naar de pandhouder.

    De pandhouder mag dus de vordering innen. Maar mag hij ook meer? Mag de pandhouder bijvoorbeeld een schikking treffen met een debiteur die verweer voert? Mag de pandhouder een afbetalingsregeling treffen, of zelfs de vordering aan een derde overdragen?

    Banken hebben de neiging om die rechten wel uit te oefenen. Maar recentelijk heeft de Hoge Raad bevestigd dat de pandhouder dit niet mag. De Hoge Raad oordeelt (terecht) dat de pandhouder alleen de in de wet genoemde bevoegdheden mag uitoefenen. Niets meer, niets minder. En dat betekent dat de pandhouder wel mag innen  maar niet mag schikken of de vordering mag overdragen. Voor de beslaglegger geldt overigens hetzelfde. Ook die mag niet meer doen dan de in de wet gegeven bevoegdheden (dus wel innen maar niet schikken).

    Bevoegdheden pandgever

    De pandgever blijft aan de andere kant bevoegd handelingen te verrichten zoals het verlenen van kwijtschelding, het treffen van een afbetalingsregeling en het omzetten van de vordering tot nakoming in een schadevergoeding. Ook blijft de pandgever bevoegd tot ontbinding en beëindiging van de overeenkomst waaruit de vordering voortkomt, wat ook weer gevolgen voor de vordering kan hebben.

    Als debiteur die aan de pandhouder moet betalen, biedt dit wellicht mogelijkheden.

    Derk van Geel  is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Eigendomsvoorbehoud: zekerheid bij faillissement

    Eigendomsvoorbehoud: zekerheid bij faillissement

    In tijden van economische crisis doen leveranciers er verstandig aan om zoveel mogelijk zekerheid te bedingen voor hetgeen zij leveren. Daarmee kan worden voorkomen dat zij bij een faillissement van hun afnemer met een onverhaalbare vordering blijven zitten. Een van de manieren waarop ondernemers hun positie aanzienlijk kunnen versterken, is door gebruik te maken van een eigendomsvoorbehoud.

    Wat is eigendomsvoorbehoud?

    Een eigendomsvoorbehoud houdt in dat verkochte zaken onder voorbehoud van eigendom worden geleverd. In het handelsverkeer is het gebruikelijk dat goederen op rekening worden gekocht: de leverancier levert de zaak, maar de koper betaalt achteraf. Door levering is de koper echter wel al eigenaar geworden. De leverancier moet dan maar hopen dat hij zijn geld krijgt. Bij een eigendomsvoorbehoud gaat het eigendom van de goederen echter niet over door levering, maar pas op het moment dat de koopprijs wordt voldaan.

    Terugvorderen

    Door gebruik te maken van een eigendomsvoorbehoud kan een leverancier ervoor zorgen dat hij het eigendom over de geleverde zaak behoudt. Dat is prettig omdat hij als eigenaar dan het recht heeft om de zaak terug te vorderen zolang zijn factuur niet wordt betaald. Het eigendomsvoorbehoud werkt ook in het faillissement van de koper. Doordat de leverancier eigenaar van het geleverde is gebleven, vallen de geleverde zaken niet in de boedel van de failliet. Hierdoor wordt de leverancier beschermt tegen afnemers die niet kunnen betalen.

    De leverancier die een zaak opeist bij de curator, zal moeten aantonen dat die zaak daadwerkelijk onder voorbehoud van eigendom is geleverd. Het is daarom van belang om bij het aangaan van de koopovereenkomst het eigendomsvoorbehoud uitdrukkelijk vast te leggen.

    Algemene voorwaarden en het eigendomsvoorbehoud

    Gewoonlijk wordt het eigendomsvoorbehoud als onderdeel van de overeenkomst in de algemene voorwaarden van de leverancier opgenomen. Maar ondernemers passen regelmatig hun algemene voorwaarden onzorgvuldig toe. Zo wordt wel eens vergeten om de algemene voorwaarden aan klanten te overhandigen. Het gevolg daarvan is dat de algemene voorwaarden en het daarin opgenomen eigendomsvoorbehoud dan niet tot de overeenkomst behoren. De ondernemer die het zekere voor het onzekere wil nemen, kan er voor kiezen om het eigendomsvoorbehoud in zijn offerte op te nemen.

    Waar het ook wel misgaat is dat het eigendomsvoorbehoud (pas) op de factuur wordt vermeld. Helaas is het in dat geval niet van toepassing. De overeenkomst is immers al gesloten.

    Een overeengekomen eigendomsvoorbehoud kan ook verloren gaan. Een eigendomsvoorbehoud verliest namelijk zijn werking wanneer de zaak waarop het eigendomsvoorbehoud rust, deel is uit gaan maken van een grotere zaak of wanneer die zaak niet langer valt te identificeren. In dat geval zal de curator de geleverde zaken niet teruggeven.

    Conclusie

    Kortom, een eigendomsvoorbehoud verschaft een leverancier zekerheid voor de betaling van zijn factuur. Maar in geval van faillissement van de koper kunnen de belangen van de leverancier gaan botsen met de belangen van de curator. Daarom is het belangrijk om het eigendomsvoorbehoud van te voren goed te regelen.

    Wat als u daadwerkelijk van dit recht gebruik moet maken? In dit artikel wordt uitgelegd hoe dit werkt.

    Dana Hemmink is  de auteur van dit blog.

    Voor vragen over “Eigendomsvoorbehoud: zekerheid bij faillissement” kunt u contact opnemen met Annemiek Nass.

  • Mag een curator zomaar van alles in een openbaar verslag schrijven?

    De curator is op grond van art. 68 van de Faillissementswet belast met het beheer en de vereffening van de boedel. Een belangrijke taak van de curator daarbij is om actief op te sporen, waar nodig te gelde te maken en volgens de wettelijke regels te verdelen onder de schuldeisers.

    Op grond van art. 73a lid 1 Fw brengt de curator periodiek verslag uit over de toestand van de boedel. Dat verslag dient er toe om belanghebbenden, waaronder crediteuren, inzicht te bieden in onder meer het actief van de boedel, de kosten die ten laste van de boedel komen en de werkzaamheden van de curator. De faillissementswet schrijft niet voor wat in een faillissementsverslag moet staan. Wel bieden de praktijkregels voor curatoren vaak handvaten van te behandelen onderwerpen in de verslagen.

    Visie van de curator
    Uit de aard van het faillissementsverslag, namelijk het doen van verslag over de stand van de boedel en de door de curator ondernomen activiteiten, vloeit reeds voort dat daarin de visie van de curator wordt weergegeven. Het is niet nodig dat de curator daarbij steeds expliciet opschrijft dat het zijn mening betreft.

    In de praktijk wordt ook melding gemaakt van door de curator, met toestemming van de rechter-commissaris, aangespannen gerechtelijke en tuchtrechtelijke procedures. Dus ook als bestuurders en andere betrokken personen aansprakelijk worden gesteld zal de curator hier doorgaans melding doen in het verslag.

    Belangenafweging
    Van de curator mag worden verwacht dat hij daarbij een belangenafweging maakt, namelijk tussen enerzijds het belang van de betrokkenen om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en anderzijds het maatschappelijk belang van de curator om het publiek volledig te informeren. Hetzelfde geldt voor meldingen die hij doet in de pers over het faillissement.

    Zie: rechtbank Amsterdam, 24 oktober 2012 JOR 2013/286

    Auteur: Dagmar Meijers-Ploegmakers

    Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met Duco van Dongen. Duco van Dongen werkt sinds mei 2014 als advocaat bij Fort Advocaten binnen de sectie Faillissementsrecht.

  • Doorstarttips: Dwangcrediteuren

    Een van de gewenste voordelen van een doorstart vanuit faillissement is dat de oude schulden worden achtergelaten en de onderneming met schone lei kan beginnen. De schuldeisers hebben immers een vordering op de gefailleerde vennootschap en zijn dan in principe aangewezen op het faillissement. De schulden gaan bij de overname van de onderneming in het kader van een doorstart in principe niet mee over. Er zijn enkele uitzonderingen maar daar ga ik hier niet verder op in.

    Belangrijke leveranciers
    Bij sommige crediteuren is dit praktisch gezien anders. Bij het realiseren van een doorstart is het verstandig rekening te houden met het fenomeen ‘dwangcrediteuren’. Dwangcrediteuren zijn partijen die vanwege hun feitelijke macht betaling van de doorstartende partij kunnen afdwingen. Goed voorbeeld is de leverancier van telefonie. De doorstartende partij zal in de regel het telefoonnummer van de onderneming willen overnemen. De leverancier zal dit in principe prima vinden maar aan de overname doorgaans wel de voorwaarde verbinden dat eventuele openstaande facturen van de gefailleerde partij worden betaald.

    Ook moet worden gedacht aan belangrijke leveranciers van bijvoorbeeld grondstoffen of producten. Wanneer de leverancier in het faillissement met een vordering achter zou blijven maar de doorstartende partij verzoekt opnieuw te gaan leveren, zal de leverancier veelal eisen dat (een deel van de) oude facturen worden voldaan. Ook dient rekening te worden gehouden met andere betalingsvoorwaarden (bij vooruitbetaling, kortere betaaltermijnen, of voorschotten). Dit kan van invloed zijn op het werkkapitaal en de cash flow.

    Reorganisatiekosten
    Deze handelwijze is op zichzelf toegestaan en daarom is het goed daarmee rekening te houden bij het maken van een financiële opstelling van de doorstart. Door deze reorganisatiekosten goed in kaart te brengen komt de doorstarter niet voor verrassingen te staan en neemt het succes op de doorstart toe.

    Derk van Geel   is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Blog 4 Werking concurrentiebeding tijdens faillissement

    TIP Let op! De curator kan u onder omstandigheden bij een faillissement aan uw concurrentiebeding houden.

    Werkgevers nemen vaak een concurrentiebeding op in de arbeidsovereenkomst van werknemers om te voorkomen dat ze bij vertrek concurrerende activiteiten jegens hun voormalige werkgever verrichten. Hoewel bij een faillissement vrijwel altijd alle werknemers direct door de curator worden ontslagen, is de wet onduidelijk over de werking van een concurrentiebeding bij een faillissement.
    [space5]
    In de rechtspraak is bepaald dat een concurrentiebeding in geval van faillissement onder omstandigheden wel degelijk werking kan hebben. Bijvoorbeeld in het geval er sprake is van een doorstart. Een curator en de koper van de activa van het failliete bedrijf kunnen er namelijk belang bij hebben dat de door de curator ontslagen werknemers aan hun concurrentiebedingen worden gehouden.
    [space5]
    Voldoende zwaarwegende belangen, bijvoorbeeld in geval van een doorstart, kunnen een beroep op een concurrentiebeding door de curator rechtvaardigen. Wanneer is er sprake van een zwaarwegend belang? Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als de werknemers bijzondere kennis hebben van de orderportefeuille en het klantenbestand van failliet en met deze kennis de doorstartpartij kunnen beconcurreren of het slagen van de doorstart dwarsbomen. De werknemer die van de werking van het concurrentiebeding af wil, dient daarnaast aan te tonen dat hij bij het in stand blijven van het concurrentiebeding te veel beperkt wordt in zijn mogelijkheden om een andere baan te vinden. Het spreekt voor zich dat een dergelijke stelling zeer goed onderbouwd moet worden.
    [space5]
    Indien een curator een beroep op een concurrentiebeding wenst te doen, zal hij dat bij de opzegging aan de werknemer moeten laten weten en daartoe zwaarwegende belangen benoemen.

    Leest u ook Blog 1: uw werkgever is failliet verklaard.
    Leest u ook Blog 2: ontslag tijdens faillissement
    Leest u ook Blog 3: misbruik faillissementsaanvraag

    Auteurs: Dagmar Meijers en Wies Janssen-van Kesteren

    Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met Bob Heijne. Bob Heijne is sinds 2013 werkzaam bij FORT als advocaat bij de sectie Faillissementsrecht.

  • Hoge Raad: faillissementspauliana geen grondslag voor vernietiging van een juridische splitsing

    Juridische afsplitsing

    Een vennootschap kan door een juridische afsplitsing haar vermogen overdragen aan een of meer nieuwe vennootschappen. De vennootschap waarvan wordt afgesplitst heeft normaal gesproken diverse contractspartijen, zoals bijvoorbeeld de verhuurder van haar winkelruimte. Bij een afsplitsing kan de huurovereenkomst dan worden overgedragen op een van de verkrijgende vennootschappen. Dit zorgt ervoor dat de verhuurder tegen zijn zin te maken krijgt met een nieuwe huurder. Deze kan financieel zwakker zijn dan zijn eerdere huurder. Mogelijk gaat de nieuwe huurder zelfs op korte termijn failliet.

    Verzet

    Voor de splitsing is geen medewerking van contractspartijen nodig. Deze partijen staan echter niet per se met lege handen: de wet geeft hen – in sommige gevallen – mogelijkheden in verzet te gaan tegen een (voorgenomen) splitsing. FORT heeft recent een artikel gepubliceerd waarin deze mogelijkheden worden besproken. Ook wordt in het artikel besproken hoe een verhuurder – in een vroeg stadium – waarborgen kan bedingen voor het geval een huurder over wil gaan tot splitsing.

    Naast de mogelijkheden van verzet en het bedingen van waarborgen kan een splitsing in beperkte gevallen ook (door de rechter) worden vernietigd (artikel 2:334u BW). In geval van faillissement is een belangrijke vraag of ook een curator de splitsing kan terugdraaien (op grond van artikel 42 Faillissementswet). Het idee van artikel 42 Fw is dat een curator onder omstandigheden een vroegere rechtshandeling van een vennootschap kan vernietigen als deze onverplicht was aangegaan en de schuldeisers van de failliete partij daardoor zijn benadeeld. Voor de verhuurder kan dit relevant zijn omdat bij een vernietiging van de splitsing de eerste (wellicht gezondere) vennootschap weer in beeld komt.

    Faillissementspauliana

    In een recent arrest van de Hoge Raad is deze vraag aan de orde gekomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat naast de gronden van artikel 2:334u BW, geen plaats is voor vernietiging van een splitsing op grond van de faillissementspauliana. De gronden om een splitsing te vernietigen zijn dus uitputtend geregeld in artikel 2:334u BW. Voor bijvoorbeeld een verhuurder is het daarom belangrijk direct in actie te komen zodra een huurder het voornemen tot splitsing kenbaar heeft gemaakt.

    In genoemd door Fort Advocaten gepubliceerd artikel over de juridische splitsing, wordt het splitsingstraject en de juridische positie van huurder en verhuurder uitgebreid behandeld.