Categorie: Arbeidsrecht

  • Overheidsmaatregel ‘NOW’: de voorwaarden

    Het coronavirus houdt Nederland en de rest van de wereld in zijn greep en heeft onder andere ingrijpende gevolgen voor de economie. Horeca is gesloten, winkelstraten zijn leeg en ondernemers zien een enorme terugval in hun omzet. Om deze economische gevolgen te verzachten, heeft de overheid meerdere maatregelen aangekondigd. Eén daarvan is de NOW. Deze regeling was al eerder aangekondigd, maar dinsdag 31 maart zijn de voorwaarden voor een beroep op de regeling bekendgemaakt. In dit blog gaan wij in op de belangrijkste aspecten van deze regeling.

    1. Wat zijn de voorwaarden en hoe hoog is de tegemoetkoming?
    Werkgevers kunnen een beroep doen op de NOW indien er sprake is van een omzetverlies van minimaal 20% in een aaneengesloten periode van drie kalendermaanden in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. De andere voorwaarde is dat een werkgever in de periode tussen 18 maart 2020 en 31 mei 2020 bij het UWV geen ontslagaanvraag indient vanwege bedrijfseconomische redenen. De tegemoetkoming bedraagt 90% van de loonsom bij een omzetdaling van 100%. De daadwerkelijke tegemoetkoming is afhankelijk van de precieze omvang van de omzetdaling.

    De aanvraag voor de tegemoetkoming betreft eerst een aanvraag van een voorschot van 80% van de te verwachten tegemoetkoming. Deze wordt vervolgens in drie termijnen uitgekeerd. Bij de aanvraag van het voorschot hoeft nog geen accountantsverklaring te worden bijgevoegd. Bij de aanvraag tot een definitieve tegemoetkoming, welke binnen 24 weken na de compensatieperiode dient te worden gedaan, dient deze accountantsverklaring wel bijgevoegd te worden. Een uitzondering hierop is de situatie waarin het tegemoetkomingsbedrag een nog nader te bepalen drempel niet zal overstijgen.

    2. Hoe wordt het omzetverlies berekend?
    Voor het bepalen van de omzet moet een drie maandelijkse periode in acht worden genomen. De werkgever heeft de keuze om de meetperiode voor de omzetvergelijking te laten ingaan op 1 maart, 1 april of 1 mei 2020. De behaalde omzet in de gekozen periode van drie maanden dient vervolgens te worden vergeleken met de gemiddelde omzet van 2019 (gedeeld door vier). Een werkgever moet de tegemoetkoming per loonheffingsnummer aanvragen.

    De omzetbepaling vindt plaats op concernniveau. Het is dus voor concerns niet mogelijk om de verwachte omzetdaling per entiteit op te geven. De omzet van het concern of de verbonden rechtspersonen zijn dus doorslaggevend om te bepalen of men een beroep kan doen op de NOW.

    3. Wordt het gehele loon meegenomen voor de berekening van de compensatie?
    De tegemoetkoming bedraagt maximaal 90% van de loonsom over de drie maandelijkse periode maart 2020 tot en met mei 2020. Voor de loonsom wordt van het socialeverzekeringsloon uit tegenwoordige dienstbetrekkingen uitgegaan. Ook aanvullende lasten en kosten zoals werkgeverspremies en werknemersbijdragen aan pensioen en de opbouw van vakantiebijslag worden gecompenseerd. Ter bespoediging van de aanvraagprocedure is gekozen voor een opslag voor werkgeverslasten van 30% voor alle gevallen. Als loon wordt maximaal twee keer het maximum dagloon per maand per individuele werknemer in aanmerking genomen. Loon boven
    € 9.538 per maand komt derhalve niet voor tegemoetkoming in aanmerking.

    4. Wat zijn de gevolgen als ik toch overga tot bedrijfseconomische ontslagen?
    Eén van de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op de NOW is zoals hierboven beschreven dat een werkgever in de periode tussen 18 maart 2020 en 31 mei 2020 bij het UWV geen ontslagaanvraag indient vanwege bedrijfseconomische omstandigheden. Indien een werkgever toch besluit daartoe over te gaan, wordt deze aanvraag door het UWV regulier in behandeling genomen. Onafhankelijk wat de uitkomst is van deze aanvraag, heeft dit wel gevolgen voor de hoogte van de tegemoetkoming. Het loon van de werknemers voor wie de ontslagaanvraag wordt ingediend, wordt verhoogd met 50% en in mindering gebracht op de totale loonsom op basis waarvan de hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld.

    5. Komt er een verlenging en wat zijn de voorwaarden?
    De mogelijkheid om de noodmaatregel te verlengen wordt opengehouden. Daarover zal voor 1 juni 2020 besloten worden, zodat deze verleningsperiode aansluit op de eerste aanvraagperiode die eindigt op 31 mei 2020.

    6. Vanaf wanneer kan de NOW aangevraagd worden?
    Het streven van de overheid is om het loket voor de aanvragen aanstaande maandag 6 april 2020 te openen. Aanstaande vrijdag 3 april wordt nader bekeken of dit haalbaar is. De uiterlijke openingsdatum van het loket is dinsdag 14 april 2020. Na opening van het loket, kan een aanvraag ingediend worden op de website van het UWV. Dit kan zonder eHerkenning of een andere vorm van authenticatie of autorisatie. De aanvraag moet uiterlijk 31 mei 2020 ingediend zijn. Het UWV heeft aangegeven er naar te streven om de eerste voorschotten op de aanvragen binnen drie of vier weken na indiening van de aanvraag uit te betalen.

    7. Zijn er mogelijkheden voor sectorale of bedrijfseigen afwijkingsmogelijkheden?
    Dit is niet het geval. De regeling biedt geen sectorale of bedrijfseigen afwijkingsmogelijkheden. Ook seizoensinvloeden met betrekking tot de omzet worden niet meegenomen. Dit heeft ten gevolge dat de regeling niet voor alle bedrijven de benodigde oplossing zal zijn.

    Heeft u meer vragen over de Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtadvocaten via tel. 020-664 5111. Wij helpen u graag verder!

  • De Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud in 10 punten

    Het kabinet heeft een groot noodpakket aangekondigd om de economische gevolgen van de coronacrisis te verzachten. Eén van de maatregelen is de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud, een noodfonds waaruit werkgevers compensatie kunnen krijgen voor loonkosten van werknemers. Wij zetten de belangrijkste punten van de maatregel voor u op een rij.

    1. Invoering tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud

    [vcex_spacing size=0px”]In verband met de economische gevolgen van het coronavirus is per direct de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (‘NOW’) geïntroduceerd. De NOW voorziet in een tijdelijke loonkostensubsidie voor werkgevers die worden getroffen door een omzetdaling. De NOW heeft terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020.

    2. Intrekking werktijdverkorting

    [vcex_spacing size=”58px”]De regeling werktijdverkorting (‘wtv’) is per direct ingetrokken. Reeds gedane aanvragen voor de wtv worden beschouwd als aanvragen voor de NOW.

    3. Voorwaarden NOW

    [vcex_spacing size=”57px”]Er zijn twee voorwaarden voor de NOW: (i) u verwacht een omzetdaling van ten minste 20% vanaf 1 maart 2020 en (ii) u zult niet overgaan tot ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen gedurende de periode waarop aanspraak wordt gedaan op de NOW.

    4. Duur NOW

    De NOW geldt voor een periode van drie maanden. Een eenmalige verlenging van nog een keer drie maanden is mogelijk. Aan deze verlenging kunnen nadere voorwaarden worden gesteld. Welke voorwaarden dit precies zijn, is op dit moment nog niet duidelijk.

    5. Hoogte NOW

    De tegemoetkoming bedraagt 90% van de loonsom bij een omzetdaling van 100%. Is de omzetdaling lager, dan wordt de tegemoetkoming naar evenredigheid van de omzetdaling vastgesteld. Het is nog niet duidelijk welke beloningscomponenten precies tot de loonsom worden gerekend.

    6. Flexibele contracten

    Anders dan bij de wtv vallen ook flexibele contracten, zoals uitzendcontracten en oproepcontracten, onder de reikwijdte van de NOW. Dit is uiteraard gunstig voor sectoren waarin veel gebruik wordt gemaakt van flexibele contracten, zoals de horeca.

    7. Voorschot

    De tegemoetkoming op grond van de NOW wordt op voorschotbasis toegekend. Het voorschot bedraagt 80% van de verwachte tegemoetkoming. Indien bijvoorbeeld een omzetdaling van 50% wordt verwacht, dan bedraagt het voorschot 36% van de loonsom. Achteraf wordt vastgesteld wat de werkelijke omzetdaling is geweest. Bij de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming, kan een correctie plaatsvinden.

    8. Aanvraag NOW

    Aanvragen voor de NOW dienen bij het UWV te worden ingediend. Op dit moment is het nog niet mogelijk aanvragen in te dienen. Zodra deze mogelijkheid er is, wordt u hierover geïnformeerd. Bij aanvragen boven een nader te bepalen omvang, is een accountantsverklaring vereist. Indien u reeds een aanvraag voor de wtv hebt gedaan, is het niet nodig om nog een keer een beroep te doen op de NOW.

    9. Gevolgen NOW voor werknemers

    Werknemers behouden gedurende de NOW recht op doorbetaling van hun volledige loon. Anders dan bij de wtv gaat de NOW niet ten koste van hun WW-rechten.

    10. Zzp’ers

    De NOW geldt niet voor zzp’ers. Voor zzp’ers die hun bedrijf moeten beëindigen, is het Besluit bijstandverlening zelfstandigen van toepassing.

    Update 31 maart 2020

    Lees ook dit blog over de verdere uitwerking van de Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid, die bekendgemaakt is op 31 maart.

  • De tien meestgestelde arbeidsrechtelijke vragen omtrent het coronavirus

    De tien meestgestelde arbeidsrechtelijke vragen omtrent het coronavirus

    U leest een bericht dat is gepubliceerd op 12 maart 2020 en bevat niet de meest recente informatie. Lees hier de meest actuele arbeidsrechtelijke blog over het coronavirus.

    Het coronavirus houdt Nederland en de rest van de wereld in zijn greep. Sinds vandaag gelden aanvullende maatregelen die ook voor werkgevers van belang zijn. Nu het aantal besmettingen in Nederland in hoog tempo oploopt, geven wij in dit blog antwoord op de tien meestgestelde arbeidsrechtelijke vragen omtrent het coronavirus.

    1. Kunnen werkgevers werknemers dwingen om thuis te werken?
      De overheid raadt sinds vandaag (12 maart 2020) aan dat werknemers zoveel mogelijk thuis werken. Werkgevers mogen werknemers in deze omstandigheden hiertoe verplichten. Uiteraard moet het voor de betreffende werknemers wel mogelijk zijn om thuis te werken. Tevens dient de werkgever ervoor zorg te dragen dat ook thuis de verplichtingen uit de Arbowetgeving en arbeidstijdenwetgeving worden nageleefd. Werknemers die enige symptomen vertonen, zoals neusverkoudheid, hoesten en koorts, zijn sinds vandaag verplicht om thuis te blijven. [vcex_spacing size=”20px”]
    2. Welke voorzorgsmaatregelen dienen werkgevers te nemen tegen het coronavirus?
      Werkgevers zijn verplicht om de veiligheid en gezondheid van hun werknemers te beschermen. Van werkgevers mag dan ook worden verwacht dat zij hun werknemers zoveel als mogelijk beschermen tegen besmetting met het coronavirus. Hiertoe zullen werkgevers voorzorgsmaatregelen dienen te treffen. Sinds vandaag (12 maart 2020) zijn bijeenkomsten op het werk met meer dan honderd aanwezigen niet langer toegestaan. Voorzorgsmaatregelen kunnen daarnaast bijvoorbeeld bestaan uit het uitdelen van desinfecterende (hand)gel aan werknemers, het geven van instructies over hygiëne en werknemers afraden naar risicogebied te reizen.[vcex_spacing size=”20px”]
    3. Kunnen werkgevers werknemers verplichten om verlof op nemen?
      Nee, dit is niet mogelijk. Werkgevers kunnen werknemers niet verplichten om verlof op te nemen.[vcex_spacing size=”20px”]
    4. Dienen werkgevers het loon van werknemers door te betalen indien deze verplicht in quarantaine zitten?
      Ja, in principe dienen werkgevers het loon van werknemers die verplicht in quarantaine zitten door te betalen. Indien werknemers die niet thuis kunnen of mogen werken, desondanks thuis blijven, omdat zij bang zijn op het werk besmet te raken met het coronavirus, geldt geen loondoorbetalingsverplichting.[vcex_spacing size=”20px”]
    5. Kunnen werkgevers werknemers verbieden om in privétijd naar risicogebied af te reizen?
      Nee, dit is in principe niet mogelijk. Werkgevers kunnen werknemers uiteraard wel schriftelijk informeren over risicogebieden en hen afraden om daar naartoe te reizen. Hierbij kan worden aangegeven dat indien een werknemer toch afreist naar een risicogebied, eventuele gevolgen voor zijn of haar rekening komen.[vcex_spacing size=”20px”]
    6. Kunnen werkgevers werknemers dwingen zich medisch te laten testen op het coronavirus?
      Nee, dit mag alleen een bedrijfsarts doen. De privacyregels blijven van toepassing. Het coronavirus verandert dit niet.[vcex_spacing size=”20px”]
    7. Kunnen werkgevers werktijdverkorting aanvragen wegens het coronavirus?
      Indien werkgevers financieel worden geraakt als gevolg van het coronavirus, kunnen zij een vergunning voor werktijdverkorting aanvragen bij het ministerie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Met werktijdverkorting kunnen werkgevers werknemers minder laten werken dan is overeengekomen, omdat vanwege een bijzondere situatie minder werk voorhanden is. Om een vergunning voor werktijdverkorting te krijgen, dient voldaan te worden aan twee voorwaarden:
      – de onderneming is getroffen door een bijzondere situatie die niet onder het normale ondernemersrisico valt; en
      – de werkgever verwacht voor een periode van minimaal 2 weken en maximaal 24 weken minstens 20% minder werk. Vervolgens kan een werkgever bij het UWV een WW-uitkering aanvragen voor zijn werknemers. Deze uitkering wordt aan de werkgever uitbetaald. De vergunning voor werktijdverkorting geldt voor maximaal zes weken. Het is mogelijk een verlenging aan te vragen. In totaal mag de werktijdverkorting maximaal 24 weken duren. Voor oproepkrachten en uitzendkrachten kan geen werktijdverkorting worden aangevraagd. Evenmin kunnen zzp’ers een beroep doen op werktijdverkorting. Deze laatsten kunnen wel een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigheden.[vcex_spacing size=”20px”]
    8. Hebben werknemers recht op verlof als de scholen van hun kinderen sluiten vanwege het coronavirus?
      Ja, werknemers hebben in dat geval recht op kortdurend calamiteitenverlof. Calamiteitenverlof geldt voor spoedeisende, bijzondere en onvoorziene omstandigheden. Gedurende dit verlof moeten werkgevers het loon van de betreffende werknemers doorbetalen. Indien er een cao van toepassing is, kunnen daar afwijkende of aanvullende bepalingen in zijn opgenomen. Calamiteitenverlof kan van een paar uren tot een paar dagen duren. Het is dus geen oplossing voor de langere termijn.[vcex_spacing size=”20px”]
    9. Mogen werknemers weigeren om op het werk te verschijnen vanwege angst voor het coronavirus?
      Werkgevers kunnen van werknemers eisen dat zij hun werkzaamheden uitoefenen op de plaats die is overeengekomen in bijvoorbeeld de arbeidsovereenkomst. Werknemers mogen dus niet zomaar weigeren op het werk te verschijnen vanwege angst voor het coronavirus. Blijven werknemers desondanks thuis, dan kan er sprake zijn van werkweigering. Werkweigering kan een reden zijn een werknemer op staande voet te ontslaan. Dit is uiteraard anders indien de werknemers niet op het werk mogen komen, omdat zij symptomen vertonen. [vcex_spacing size=”20px”]
    10. Mogen werknemers weigeren om voor een zakelijke bespreking naar het buitenland te reizen?
      Dit is afhankelijk van het reisadvies van het ministerie van Buitenlands Zaken. Een zorgvuldige afweging is in dit geval van werkgevers vereist. Indien sprake is van een zakenreis naar een rood risicogebied, adviseert het ministerie van Buitenlandse Zaken hier niet naartoe te reizen. Indien het een oranje risicogebied betreft, zal de zakenreis noodzakelijk dienen te zijn.

    Vragen over de arbeidsrechtelijke gevolgen van het coronavirus? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtadvocaten via tel. 020-664 5111. Wij helpen u graag verder!

  • Practitioners’ Guide for Labour Law in Europe

    Vraag een gratis exemplaar aan

    U kunt de Practitioners’ Guide for Labour Law in Europe kosteloos aanvragen.Vul hieronder uw gegevens in, dan sturen wij u het boek zo snel mogelijk per post toe.

    [contact-form-7 id=”42665″ title=”39676″]
  • Minister Koolmees beantwoordt vragen over compensatieregeling transitievergoeding

    In aanloop naar de inwerkingtreding van de compensatieregeling op 1 april 2020 blijkt dat in de praktijk omtrent deze regeling een aantal vragen leeft. Minister Koolmees geeft in zijn kamerbrief van 13 december 2019 op een aantal punten meer duidelijkheid.

    Maximale hoogte compensatie transitievergoeding

    Allereerst zijn er vragen over de maximale hoogte van de door het UWV te verstrekken compensatie.

    De wet maximeert het te compenseren bedrag op twee onderdelen:

    1. De compensatie is maximaal de transitievergoeding die is opgebouwd vanaf het begin van het dienstverband tot het moment dat de werknemer twee jaar ziek is;
    2. De compensatie bedraagt daarnaast maximaal het tijdens twee jaar ziekte betaalde loon (het zogenoemde ‘tweede maximum’).

    Met betrekking tot het ‘tweede maximum’ hebben veel werkgevers zich afgevraagd hoe hoog de compensatie is als tijdens de eerste twee jaar van ziekte ook een uitkering of loonkostensubsidie is verstrekt. De compensatieregeling merkt deze niet aan als loon bij ziekte, waardoor de compensatie lager uitvalt. Dat is niet altijd wenselijk. De minister gaat nu onderzoeken of het mogelijk is om bepaalde uitkeringen en subsidies niet van invloed te laten zijn op het maximale compensatiebedrag. Besloten is daarom het ‘tweede maximum’ niet in werking te laten treden per 1 april 2020.

    Arrest Hoge Raad

    Ten tweede leeft de vraag hoe het recente arrest van de Hoge Raad van 8 november 2019 zich verhoudt tot de compensatieregeling. De minister bevestigt dat de vergoeding die door de werkgever betaald wordt op grond van de door de Hoge Raad vastgestelde verplichting, gecompenseerd zal worden door het UWV.

    Werkgevers vragen zich ook af wat de implicaties van de uitspraak van de Hoge Raad zijn voor de opbouw van de transitievergoeding, welke per 1 januari 2020 wijzigt. Dit kan in een groot aantal gevallen leiden tot een lagere transitievergoeding. Het overgangsrecht met betrekking tot de compensatieregeling bepaalt dat wanneer het einde van de 104 weken ziekte vóór 1 januari 2020 ligt, maar de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst na 1 januari 2020 start, de compensatie wordt berekend volgens de nieuwe berekening.

    Om in aanmerking te komen voor een compensatie volgens de oude berekening, dient de werkgever de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst dus voor 1 januari 2020 te starten. In geval van beëindiging met wederzijds goedvinden, dient de werkgever voor 1 januari 2020 met de werknemer tot overeenstemming te zijn gekomen. De daadwerkelijke beëindigingsdatum mag daarbij wel na 1 januari 2020 liggen.

    Het is voor werkgevers dus van belang dat zij slapende dienstverbanden voor 1 januari 2020 beëindigen, althans voor 1 januari 2020 overeenstemming bereiken over een beëindiging, zodat zij in aanmerking komen voor een (in sommige gevallen) hogere compensatie.

    Beslistermijn ‘Oude gevallen’

    Ten slotte zijn er vragen rondom de termijn waarbinnen het UWV beslist als er sprake is van zogenoemde ‘oude gevallen’. Voor zogenoemde ‘oude gevallen’ hanteert het UWV een beslistermijn van zes maanden.

    De langere beslistermijn zal niet alleen gelden in situaties waarin de arbeidsovereenkomst is beëindigd en een vergoeding is betaald voor 1 april 2020, maar geldt ook in situaties waarin het opzegverbod is verstreken voor 1 april 2020 en de formele beëindiging en betaling van de vergoeding pas na 1 april 2020 plaatsvindt.

  • Uitstel tot 1 april 2020 voor administratieve vereisten WW-premiedifferentiatie

    Minister Koolmees laat in een kamerbrief van 9 december 2019 weten dat werkgevers drie maanden extra de tijd krijgen om te voldoen aan de administratieve vereisten voor de lage WW-premie.

    Invoering WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract

    De WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract is onderdeel van de Wet arbeidsmarkt in balans, welke op 1 januari 2020 in werking treedt. Om het aanbieden van een vast contract aantrekkelijker te maken voor werkgevers, betalen werkgevers vanaf 1 januari 2020 een lage WW-premie over het loon van werknemers met een vast contract en een hoge WW-premie over het loon van werknemers met een flexibel contract, zoals tijdelijke of oproepcontracten. De lage WW-premie mag worden afgedragen voor werknemers met een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, mits geen sprake is van een oproepovereenkomst.

    Werkgevers verzoeken om uitstel

    Om in aanmerking te komen voor de lage WW-premie dienden werkgevers vóór 1 januari 2020 een door beide partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst of een door beide partijen ondertekend schriftelijk addendum voor al hun vaste werknemers in hun loonadministratie op te nemen. Omdat werkgeversorganisaties bij minister Koolmees hebben aangegeven dat dit niet voor alle werkgevers haalbaar is, geeft minister Koolmees werkgevers in samenspraak met de Belastingdienst drie maanden extra de tijd om te voldoen aan de administratieve vereisten voor de lage WW-premie.

    Uitstel administratieve vereisten

    Uit de brief van minister Koolmees volgt dat werkgevers uiterlijk vóór 1 april 2020 een door beide partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een door beide partijen ondertekend schriftelijk addendum in de loonadministratie moeten hebben opgenomen. Voor ondertekening volstaat ook een digitale handtekening, evenals instemming via de e-mail of in een HR-systeem.

    Tot 1 april 2020 mogen werkgevers de lage WW-premie afdragen, ook als de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd nog niet schriftelijk is vastgelegd, of als de arbeidsovereenkomst of het addendum nog niet door beide partijen is ondertekend. In zulke situaties kunnen werkgevers in de loonaangifte de indicatierubriek ‘schriftelijke arbeidsovereenkomst’ invullen met ‘ja’.

    Deze coulance geldt alleen voor arbeidsovereenkomsten van werknemers die voor 1 januari 2020 in dienst zijn getreden; voor andere arbeidsovereenkomsten geldt de coulance niet. Als bovendien niet voor 1 april 2020 aan de gestelde voorwaarden is voldaan maar de arbeidsovereenkomst wel voortduurt na 31 maart 2020, is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020 alsnog de hoge WW-premie verschuldigd.

    Vragen over de Wet Arbeidsmarkt in Balans of over andere arbeidsrecht gerelateerde zaken? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtadvocaten. Wij helpen je graag verder!

  • Hoge Raad maakt einde aan ‘slapende dienstverbanden’

    De Hoge Raad maakte afgelopen vrijdag een einde aan de praktijk van ‘slapende dienstverbanden’. Werkgevers mogen hun langdurig arbeidsongeschikte werknemers niet langer ‘slapend’ in dienst houden, tenzij hiervoor gerechtvaardigde belangen bestaan.

    Wat is een ‘slapend dienstverband’?

    Sinds 1 juli 2015, moeten werkgevers bij de opzegging van een dienstverband met een langdurig zieke werknemer een transitievergoeding betalen. Om deze kosten te omzeilen, kiezen sommige werkgevers ervoor om het dienstverband van een langdurige werknemer niet op te zeggen. Er blijft dan een ‘slapend dienstverband’ over waarbij de werknemer geen werk meer verricht vanwege zijn ziekte en de werkgever ook geen loon meer hoeft te betalen.

    Prejudiciële vragen

    In de afgelopen jaren is er veel discussie gevoerd over de toelaatbaarheid van ‘slapende dienstverbanden’. Dit gaf de rechtbank Limburg aanleiding om hierover een aantal prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad.

    In mijn blog van 20 september 2019 schreef ik al over het advies dat advocaat-generaal De Bock naar aanleiding van deze prejudiciële vragen uitbracht aan de Hoge Raad.

    Uitspraak Hoge Raad

    De Hoge Raad oordeelt nu in lijn met het advies van advocaat-generaal De Bock. Volgens de Hoge Raad is duidelijk dat de wetgever met de Wet compensatieregeling transitievergoeding beoogt een einde te maken aan ‘slapende dienstverbanden’. Op grond daarvan brengt de eis van ‘goed werkgeverschap’ mee dat een werkgever gehouden is om in te stemmen met een beëindigingsvoorstel van de werknemer onder toekenning van de transitievergoeding. Daarbij geldt volgens de Hoge Raad dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen beëindigen.

    Op werkgevers rust dus de verplichting om ‘slapende dienstverbanden’ op verzoek van een werknemer te beëindigen onder betaling van de transitievergoeding. Dit kan slechts anders zijn als de werkgever gerechtvaardigde belangen heeft bij het in dienst houden van de arbeidsongeschikte werknemer. Zo’n belang kan volgens de Hoge Raad bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Zo’n belang kan niet gelegen zijn in de omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt.

    Vragen over het ‘slapende dienstverband’? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtadvocaten. Wij helpen je graag verder!

  • Einde aan ‘Slapende dienstverbanden’?

    Advies aan de Hoge Raad over ‘slapende dienstverbanden’

    Op 18 september 2019 heeft advocaat-generaal De Bock een advies uitgebracht over de toelaatbaarheid van ‘slapende dienstverbanden’. Dit deed zij naar aanleiding van een aantal prejudiciële vragen die de rechtbank Limburg aan de Hoge Raad heeft gesteld in een zaak over ‘slapende dienstverbanden’.

    ‘Slapend dienstverband’

    Sinds de Wet werk en zekerheid op 1 juli 2015 in werking is getreden, moeten werkgevers bij de opzegging van een dienstverband met een langdurig zieke werknemer een transitievergoeding betalen. Om de kosten van een transitievergoeding te omzeilen, kiezen sommige werkgevers ervoor om het dienstverband van een langdurige werknemer niet op te zeggen. In dat geval blijft een dienstverband over waarbij de werknemer geen werk meer verricht vanwege zijn ziekte en de werkgever ook geen loon meer hoeft te betalen. Dit wordt ook wel een ‘slapend dienstverband’ genoemd. Naar schatting zijn er in Nederland inmiddels duizenden langdurig arbeidsongeschikte werknemers met zo’n ‘slapend dienstverband’.

    Wet compensatie transitievergoeding

    De wetgever vindt het fenomeen van ‘slapende dienstverbanden’ onwenselijk. Bovendien is sprake van een cumulatie van financiële verplichtingen voor eenwerkgever bij langdurige ziekte van een werknemer. Om die redenen is de Wet compensatie transitievergoeding in het leven geroepen. Op grond van deze wet kunnen werkgevers vanaf 1 april 2020 bij het UWV een compensatie voor de transitievergoeding aanvragen als zij het dienstverband van een werknemer beëindigen vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. De compensatie geldt met terugwerkende kracht voor transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald.

    Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad

    Over de toelaatbaarheid van ‘slapende dienstverbanden’ is de afgelopen tijd veel discussie geweest. Deze discussie werd bovendien nieuw leven ingeblazen met de komst van de Wet compensatie transitievergoeding. De vraag die speelt is of een werkgever verplicht kan worden om een slapend dienstverband met een zieke werknemer te beëindigen onder betaling van de transitievergoeding. De rechtspraak hierover is wisselend en geeft geen eenduidig antwoord op de vraag of een werkgever gedwongen kan worden om het dienstverband met een werknemer na twee jaar ziekte te beëindigen.

    Om duidelijkheid te krijgen over ‘slapende dienstverbanden’, heeft de rechtbank Limburg op 10 april 2019 een aantal prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. De hoofdvraag is eigenlijk of een werkgever op grond van goed werkgeverschap kan worden gehouden om akkoord te gaan met een voorstel tot beëindiging met wederzijds goedvinden van een ‘slapend dienstverband’ met een zieke werknemer onder toekenning van de transitievergoeding.  

    Advies advocaat-generaal De Bock

    Volgens advocaat-generaal de Bock is duidelijk dat de wetgever af wil van ‘slapende dienstverbanden’. Bovendien gaat het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd niet meer op met de komst van de Wet compensatie transitievergoeding. Advocaat-generaal De Bock vindt dan ook dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een werkgever op grond van de norm van goed werkgeverschap gehouden is om in te stemmen met een voorstel van een werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van de transitievergoeding.  

    Op bovengenoemd uitgangspunt heeft volgens advocaat-generaal De Bock een uitzondering te gelden indien redelijkerwijs niet van de werkgever kan worden
    gevergd om in te stemmen met het voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden onder betaling van de
    transitievergoeding. Daarbij zou volgens advocaat-generaal De Bock aan de volgende omstandigheden kunnen worden gedacht:

    • het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden voor werknemer;
    • financiële problemen van de werkgever door het moeten voorfinancieren van de transitievergoeding (deze uitzondering geldt slechts tot de inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding op 1 april 2020);
    • het niet (geheel of gedeeltelijk) gecompenseerd zullen krijgen van de transitievergoeding;
    • mogelijke andere belangen van de werkgever bij het in dienst houden van de werknemer, anders dan de enkele wens om de transitievergoeding niet te hoeven betalen.

    Uitspraak Hoge Raad

    Van belang is nog om op te merken dat de conclusie van advocaat-generaal de Bock een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad is. Hoewel de adviezen van advocaten-generaal vaak worden gevolgd door de Hoge Raad, staat het de Hoge Raad niettemin vrij hun adviezen al dan niet te volgen. Het blijft daarom afwachten hoe de Hoge Raad zal oordelen over de toelaatbaarheid van ‘slapende dienstverbanden’. Wanneer de Hoge Raad uitspraak zal doen is nog niet bekend.

    Heb je vragen over het ‘slapende dienstverband’? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtadvocaten. Wij helpen je graag verder!

  • Update wijzigingen in het ontslagrecht

    Update wijzigingen in het ontslagrecht

    Het Nederlandse ontslagrecht is voortdurend aan verandering onderhevig. Dat maakt het er voor u als  werkgever of werknemer niet overzichtelijker op. In deze blog geven wij een overzicht van het Nederlands ontslagrecht, inclusief de wijzigingen die de nieuwe Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) met zich meebrengt. De wet is inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer en het is de bedoeling dat de wet op 1 januari 2020 in werking zal treden.

    De voorgestelde wijzigingen uit de WAB geven we schuingedrukt aan.

    Beëindigen van een arbeidsovereenkomst

    Naar Nederlands recht zijn er vier manieren waarop een arbeidsovereenkomst kan eindigen:

    1. van rechtswege;
    2. door overeenkomst (‘wederzijds goedvinden’);
    3. door opzegging; en
    4. door ontbinding.

    Een arbeidsovereenkomst kan allereerst van rechtswege eindigen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd afloopt. De tweede mogelijkheid is het wederzijds goedvinden, waarbij de voorwaarden voor de beëindiging doorgaans worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. De laatste twee mogelijke beëindigingen, de opzegging en de ontbinding, zullen in deze blog verder worden toegelicht.

    Preventieve ontslagtoets

    In het Nederlandse ontslagrecht geldt een zogenaamde preventieve ontslagtoets. Dit houdt in dat een onafhankelijke derde de redelijkheid van een ontslag vooraf toetst. Op enkele uitzonderingen na, dient iedere opzegging of ontbinding op zijn redelijkheid te worden getoetst door het UWV of de kantonrechter. Een werkgever kan hierdoor – in de meeste gevallen – niet zomaar zelf overgaan tot opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

    Welke instantie het ontslag vooraf toetst, hangt af van de gekozen ontslaggrond.

    Gronden voor ontslag

    Als om opzegging of ontbinding wordt verzocht, moet sprake zijn van een redelijke grond voor ontslag. De Nederlandse wet geeft de volgende, ontslaggronden:

    A: bedrijfseconomische omstandigheden;
    B: langdurige arbeidsongeschiktheid;
    C: frequent ziekteverzuim;
    D: disfunctioneren;
    E: verwijtbaar handelen of nalaten werknemer;
    F: gewetensbezwaar;
    G: verstoorde arbeidsverhouding;
    H: restgrond;
    I: cumulatiegrond – WAB 1 januari 2020.bedrijfseconomische omstandigheden;

    Bovengenoemde ontslaggronden zijn limitatief. Dat wil zeggen dat een ontslag moet vallen onder één van de genoemde gronden. Een ontslaggrond moet daarnaast ‘voldragen’ zijn. Dit betekent dat moet worden voldaan aan alle eisen die de wet aan een bepaalde ontslaggrond stelt. Ontslaggronden die ieder voor zich onvoldoende zijn, mogen niet worden samengeteld om zo samen als redelijke grond te kunnen gelden. De zogenoemde restgrond is daarbij uitdrukkelijk geen ‘veegbepaling’; er kan alleen in specifieke omstandigheden een beroep op deze grond worden gedaan, bijvoorbeeld in geval van detentie van de werknemer of het ontbreken van een werk- of verblijfsvergunning.

    De WAB introduceert een nieuwe grond voor ontslag: de cumulatiegrond (i-grond). Deze grond houdt in dat ook ontslag kan volgen als sprake is van een combinatie van twee of meer ‘niet voldragen’ ontslaggronden zoals bedoeld onder c tot en met h (de persoonlijke ontslaggronden). De combinatie van ontslaggronden moet zodanig zijn, dat van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.

    Indien ontslag wordt aangevraagd vanwege de a-grond of b-grond, zal het ontslag vooraf moeten worden getoetst door het UWV. In de andere gevallen zal de kantonrechter om ontbinding moeten worden verzocht.

    Herplaatsingsplicht

    Naast een redelijke grond voor ontslag, moet ook worden voldaan aan de herplaatsingsplicht. Voordat een ontslag redelijk wordt bevonden, moet herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere functie niet mogelijk zijn of niet in de reden liggen. Er moet dus altijd worden getoetst of een werknemer op een andere plaats, mogelijk met extra scholing, in dienst kan blijven.

    De herplaatsingsplicht geldt niet als sprake is van een ontslag op basis van de e-grond, oftewel verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer.

    Transitievergoeding

    Na opzegging of ontbinding van een arbeidsovereenkomst hebben werknemers die minimaal 2 jaar in dienst zijn geweest sinds 1 juli 2015 recht op een transitievergoeding. Met de invoering van de WAB wil de regering dat het recht op transitievergoeding al ingaat vanaf het begin van de arbeidsovereenkomst.

    De hoogte van de transitievergoeding is afhankelijk van het aantal dienstjaren van de werknemer. Als hoofdregel geldt dat werknemers recht hebben op 1/6 maandsalaris per half dienstjaar in de eerste 10 jaar van hun arbeidsovereenkomst. Voor ieder half dienstjaar dat werknemers langer dan 10 jaar in dienst zijn geweest, krijgen zij 1/4 maandsalaris per half dienstjaar. Tot 1 januari 2020 geldt bovendien een speciale regeling voor 50-plussers (1/2 maandsalaris per half dienstjaar vanaf 50 jaar). De maximale transitievergoeding is op dit moment € 81.000 bruto of, indien dit hoger is, 1 bruto jaarsalaris. De hogere opbouw van de transitievergoeding na tien jaar dienstverband verdwijnt als de WAB van kracht wordt. Vanaf dat moment geldt dus 1/6 maandsalaris voor ieder half dienstjaar.

    Indien de rechter een arbeidsovereenkomst ontbindt op basis van de eerder genoemde “cumulatiegrond”, kan hij de werknemer een extra vergoeding toekennen. Deze vergoeding komt bovenop de transitievergoeding en bedraagt maximaal 50% van de transitievergoeding.

    Indien een werknemer ernstig verwijtbaar handelt, heeft hij geen recht op een transitievergoeding.

    Billijke vergoeding

    Indien een werkgever ernstig of verwijtbaar heeft gehandeld, kan de rechter een werkgever verplichten om een extra ontslagvergoeding te betalen, de zogenaamde “billijke vergoeding”. Deze vergoeding komt bovenop de wettelijke transitievergoeding.

    De regering heeft geen criteria gegeven ter bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding. De rechter bepaalt steeds per geval hoe hoog de billijke vergoeding moet zijn. Daarbij zal de rechter kijken naar de ernst van het verwijtbare gedrag van de werkgever.

    Opzegverboden

    Opzeggen en/of ontbinden is ten slotte niet toegestaan indien sprake is van een zogenaamd opzegverbod. De wet maakt hierbij onderscheid tussen de zogenaamde ‘wegens’ en ‘tijdens’ opzegverboden.

    Een wegens-opzegverbod houdt in dat er niet vanwege een bepaalde omstandigheid mag worden opgezegd/ontbonden, zoals bijvoorbeeld vanwege het lidmaatschap van een vakbond of vanwege het opnemen van ouderschapsverlof.

    Een tijdens-opzegverbod houdt in dat er niet tijdens een bepaalde omstandigheid mag worden opgezegd/ontbonden, zoals bijvoorbeeld tijdens de eerste twee jaar van ziekte of tijdens het lidmaatschap van een medezeggenschapsorgaan.

    Er bestaan ook weer uitzonderingen op de opzegverboden. Zo mag opzeggen en/of ontbinden terwijl sprake is van een ‘tijdens’-opzegverbod bijvoorbeeld wel indien het ontslag geen verband houdt met de omstandigheid waarop het opzegverbod betrekking heeft of indien een werknemer schriftelijk instemt met het ontslag.

    Heb je vragen over het ontslagrecht? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtsadvocaten. Wij helpen je graag verder!

  • Compensatie transitievergoeding bij ontslag langdurig zieke werknemer

    Compensatie transitievergoeding bij ontslag langdurig zieke werknemer

    Op 10 juli 2018 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel dat regelt dat werkgevers een compensatie krijgen voor de transitievergoeding die zij aan langdurig zieke werknemers hebben betaald. Daarmee is het wetsvoorstel aangenomen.

    Achtergrond wetsvoorstel

    Sinds de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Wwz) op 1 juli 2015 heeft iedere werknemer die minimaal twee jaar in dienst is geweest recht op een transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever wordt beëindigd. Dat betekent dat de transitievergoeding ook verschuldigd is bij een ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. Daarvan is in beginsel sprake als een werknemer twee jaar ziek is en de loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever stopt.

    Door veel werkgevers wordt het betalen van de transitievergoeding bij het ontslag van een langdurig zieke werknemer als onrechtvaardig ervaren. Vaak hebben zij dan al twee jaar lang (een deel van) het salaris van de werknemer doorbetaald en kosten gemaakt voor de re-integratie. Om die reden heeft de voormalige regering in december 2016 voorgesteld om werkgevers te compenseren voor de betaalde transitievergoeding bij het ontslag van een langdurig zieke werknemer.

    Uitgangspunten nieuwe regeling

    Inmiddels hebben zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer met het wetsvoorstel ingestemd. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de regeling is 1 april 2020.

    Wat houdt de nieuwe regeling inzake compensatie transitievergoeding voor u als werkgever in? Ik zet hieronder graag de hoofdlijnen op een rij:

    • Werkgevers ontvangen een compensatie voor de betaalde transitievergoeding bij ontslag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid.
    • Het UWV zal de compensatie transitievergoeding aan de werkgever betalen. Dat gebeurt vanuit het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Daar staat voor werkgevers een verhoging van de (uniforme) premie tegenover.
    • De vergoeding zal niet hoger zijn dan de transitievergoeding waar de werknemer recht op had op het moment dat de loondoorbetalingsverplichting eindigde (in beginsel na twee jaar ziekte).
    • De vergoeding zal niet hoger zijn dan het door de werkgever betaalde brutoloon (exclusief werkgeverslasten) tijdens de gehele periode van ziekte van de werknemer.
    • De compensatie transitievergoeding geldt voor het geval de arbeidsovereenkomst met een langdurige zieke werknemer is opgezegd (na een verkregen ontslagvergunning van het UWV), door de kantonrechter is ontbonden of is beëindigd met wederzijds goedvinden (vaststellingsovereenkomst).
    • De compensatie transitievergoeding moet door de werkgever binnen zes maanden na het betalen van de transitievergoeding bij het UWV worden aangevraagd. Het UWV zal hiervoor een aanvraagformulier beschikbaar stellen.
    • De compensatieregeling geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2015. Transitievergoedingen die zijn betaald tussen 1 juli 2015 en 1 april 2020 moeten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de regeling worden aangevraagd bij het UWV.

    Wat te doen?

    Met de nieuwe regeling is het als werkgever in beginsel niet langer zinvol om een dienstverband van een langdurig zieke werknemer slapend te houden. De verschuldigde transitievergoeding wordt bij een beëindiging van het dienstverband namelijk door het UWV gecompenseerd. Houdt de werkgever een zieke werknemer na het einde van de loondoorbetalingsverplichting toch (slapend) in dienst, dan wordt bij een eventuele beëindiging op een later tijdstip alleen het deel van de transitievergoeding gecompenseerd waar de werknemer recht op had op het moment dat de loondoorbetalingsverplichting eindigde.

    Let er als werkgever op dat de compensatie voor de betaalde transitievergoeding tijdig (binnen zes maanden!) bij het UWV wordt aangevraagd. Voor transitievergoedingen die aan langdurig zieke werknemers zijn betaald tussen 1 juli 2015 en 1 april 2020 is het van belang de betreffende gegevens goed te bewaren. De compensatie transitievergoeding moet uiterlijk binnen een half jaar na de invoering van de regeling (dus vóór 1 oktober 2020) worden aangevraagd bij het UWV. Houd de termijnen dus goed in de gaten!

    Heeft u vragen over compensatie transitievergoeding bij langdurige ziekte? Neem dan (vrijblijvend) contact op met Stéfanie van Creij, advocaat arbeidsrecht bij FORT.