Categorie: Arbeidsrecht

  • ‘Pappen en nathouden’ bij conflict tussen werknemers kost werkgever €94.000,-

    ‘Pappen en nathouden’ bij conflict tussen werknemers kost werkgever €94.000,-

    ‘Pappen en nathouden’ bij conflict tussen werknemers kost werkgever €94.000,-

     9 januari 2025, door Eva Bokslag

     

    Werkgevers opgelet: sluimerende conflicten tussen werknemers kunnen je duur komen te staan indien je onvoldoende ingrijpt. Dat blijkt uit een recente uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, waarin een passieve werkgever werd veroordeeld tot het betalen van een forse billijke vergoeding.

    Feiten

    De werknemer in kwestie trad in 1996 bij werkgever in dienst en was laatstelijk werkzaam in een leidinggevende functie. Al langere tijd verschilden werknemer en een van zijn collega’s – eveneens werkzaam in een leidinggevende positie – van mening over het gebruik van bepaalde software op de werkvloer.

    De moeizame samenwerking tussen werknemer en zijn collega kwam jarenlang ter sprake in voortgangs- en beoordelingsgesprekken met de leidinggevende. Nadat werknemer vervolgens meermaals expliciet aan de bel trok bij zijn leidinggevende maar nul op rekest kreeg, escaleerde het conflict (verder) in augustus 2021. In een gesprek tussen de beide werknemers en hun leidinggevende gaf werknemer vervolgens aan dat zijn vertrouwen in zijn collega zou zijn verdwenen en er een onwerkbare situatie zou zijn ontstaan.

    Kort na dit gesprek informeerde werknemer ook de HR-adviseur van werkgever over het conflict. Werknemer liet de HR-adviseur daarbij onder meer weten dat zijn collega hem al jarenlang bekritiseert, beledigt en kleineert en hij dat gedrag als ongewenst ervaart. Werknemer gaf voorts aan slecht te slapen, gespannen te zijn en zich niet meer veilig te voelen, maar ook de HR-adviseur greep niet (voldoende) in.

    Omdat er geen oplossing voor het conflict kwam, heeft werknemer zich in oktober 2021 wegens psychische klachten ziek gemeld. Bij zijn ziekmelding noemde hij het conflict met zowel zijn collega als zijn leidinggevende als oorzaak.

    Op advies van de bedrijfsarts heeft er een jaar na de ziekmelding mediation plaatsgevonden tussen werknemer en zijn leidinggevende, maar dat heeft niet tot een oplossing van het conflict geleid.

    Procedure kantonrechter

    Werkgever besloot uiteindelijk een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter in te dienen wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Werknemer gaf ter zitting aan zich neer te leggen bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar verzocht daarbij wel om toekenning van – onder meer – een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van werkgever.

    Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Daarbij kende hij een transitievergoeding van € 72.200,62 bruto toe en een billijke vergoeding van een bruto jaarsalaris inclusief vakantiegeld en overige emolumenten ter hoogte van € 94.000,- bruto.

    Oordeel van het hof

    Partijen stelden hoger beroep in tegen de bestreden beschikking. Hier stond de vraag centraal of de ontbinding het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgever. Daarnaast moest worden beoordeeld of de toegekende billijke vergoeding hoger of lager zou moeten uitvallen dan door de kantonrechter was vastgesteld.

    Het hof komt tot het oordeel dat de ontbinding inderdaad het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van werkgever. Uit de overgelegde stukken blijkt volgens het hof dat lange tijd een sluimerend conflict heeft bestaan tussen werknemer en zijn collega. Mede vanwege de organisatiestructuur binnen de divisie heeft dit probleem zo lang door kunnen sudderen. Tijdens de vele gesprekken die werknemer met zijn leidinggevende heeft gevoerd is de wijze van communicatie van en de slechte samenwerking met zijn collega vaak aan de orde geweest en meerdere keren heeft zijn leidinggevende beloofd er iets aan te doen. Ondanks herhaalde verzoeken en toezeggingen heeft de leidinggevende echter verzuimd actie te ondernemen en bij te dragen aan een duurzame oplossing van het conflict.

    De vraag wie overwegend schuld had aan de conflictsituatie laat het hof buiten beschouwing, omdat deze voor de beoordeling van het onderhavig geschil niet relevant zou zijn. Er was een ernstige conflictsituatie en daar had werkgever, in de persoon van de leidinggevende, iets aan moeten doen. Werkgever ondernam geen serieuze stappen om het conflict op te lossen, maar hield het bij (loze) beloftes. Er was sprake van ‘pappen en nathouden’.

    Wat de hoogte van de billijke vergoeding betreft onderschrijft het hof het oordeel van de kantonrechter dat de aan werknemer toegekende vergoeding van een jaarsalaris inclusief emolumenten (€ 94.000,- bruto) in de gegeven situatie billijk is.

    Lessen voor werkgevers

    De uitspraak van het hof maakt pijnlijk duidelijk dat werkgevers niet alleen verantwoordelijkheid dragen voor wat ze doen, maar ook voor wat ze nalaten.

    Voor werkgevers ligt hier een duidelijke les: negeer conflicten tussen werknemers niet, maar handel (pro)actief en pak ze direct en zorgvuldig aan. Het vermijden van ‘pappen en nathouden’ kan bovendien niet alleen juridische claims voorkomen, maar ook bijdragen aan een gezonde werksfeer.

    De volledige uitspraak is te raadplegen via de volgende link: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2024:2881

  • Whitepaper ‘Grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer’

    Whitepaper ‘Grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer’

    Whitepaper Grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer

     11 november 2024, door Eva Bokslag

     

    Sinds de #MeToo-beweging in 2017 is grensoverschrijdend gedrag een actueel thema dat zowel maatschappelijk als politiek gezien veel aandacht krijgt. Bij veel organisaties staat het aanpakken en voorkomen van dergelijk gedrag dan ook hoog op de agenda.

    Hoe kan je als werkgever nu zorgen voor een veilige werkomgeving en wat zijn de (wettelijke) verplichtingen die je in dat kader als werkgever hebt? Belangrijke vragen als het gaat om zo’n gevoelig en ingrijpend thema. In dit Whitepaper geven we u enkele handvatten. Voor de goede orde: we bespreken uitsluitend de arbeidsrechtelijke kanten van grensoverschrijdend gedrag en niet de strafrechtelijke aspecten.

    U kunt de whitepaper opvragen via onderstaand formulier.

    Whitepaper 'Grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer'.pdf
    [gravityform id=”13″ title=”false” description=”false” ajax=”false”]
  • Hervorming van het concurrentiebeding

    Hervorming van het concurrentiebeding

    Hervorming van het concurrentiebeding

    26 maart 2024, door Eva Bokslag en Lize van de Werken

    Op 2 juni 2023 kondigde minister Van Gennip (SZW) in een brief aan de Tweede Kamer aan dat zij een wetsvoorstel zou gaan voorbereiden waarin het concurrentiebeding wordt gemoderniseerd. Dit heeft geresulteerd in het Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding (‘wetsvoorstel’), welk wetsvoorstel op 4 maart 2024 in internetconsultatie is gegaan. Het wetsvoorstel legt de mogelijkheid een concurrentiebeding overeen te komen sterk aan banden.

    Achtergrond

    Werkgevers komen steeds vaker een concurrentiebeding overeen met hun werknemers. Naar schatting is meer dan een derde van alle werknemers gebonden aan een concurrentiebeding. Een concurrentiebeding verbiedt een werknemer om na het einde van zijn arbeidsovereenkomst soortgelijke werkzaamheden uit te oefenen bij een ander bedrijf of als ondernemer. Doel van zo’n beding is werkgevers in staat te stellen hun bedrijfsdebiet, waaronder bijvoorbeeld bedrijfsgeheimen en het klantenbestand, beter te beschermen.

    Uit een onderzoek naar de werking van het concurrentiebeding blijkt dat het concurrentiebeding steeds vaker op oneigenlijke gronden wordt gebruikt. Zo hanteert één op de drie werkgevers een concurrentiebeding als standaardclausule in de arbeidsovereenkomst, terwijl werknemers lang niet altijd kennis hebben van bedrijfsbelangen die de concurrentiepositie van de werkgever kunnen schaden. Het concurrentiebeding wordt in die gevallen ingezet voor een ander doel dan waarvoor het is bedoeld, zoals bijvoorbeeld om te voorkomen dat schaars personeel naar een concurrent vertrekt. Werknemers worden als gevolg hiervan onnodig gehinderd over te stappen naar een andere werkgever, wat de doorstroom op de arbeidsmarkt hindert.

    Doelen wetsvoorstel

    Om een einde te maken aan het automatisme waarmee werkgevers een concurrentiebeding overeenkomen, is nieuwe wetgeving noodzakelijk. Met het wetsvoorstel worden de volgende doelen beoogd:

    • Afname van het gebruik van het aantal (niet noodzakelijke) concurrentiebedingen, waarbij de vrije arbeidskeuze, de arbeidsmobiliteit en een optimale arbeidsallocatie bevorderd worden;
    • Balans brengen in de belangen van werkgevers en werknemers;
    • Meer rechtszekerheid bieden, zodat op voorhand duidelijk is welke rechten en plichten voor werkgevers en werknemers gelden en de gang naar de rechter minder vaak nodig is;
    • Instandhouding van de mogelijkheid voor ondernemingen tot het beschermen van het bedrijfsdebiet.

    Inhoud wetsvoorstel

    Dit zijn de belangrijkste wijzigingen die het wetsvoorstel met zich meebrengt :

    • Begrenzing van de duur: de maximale duur van het concurrentiebeding wordt beperkt tot twaalf maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst.
    • Geografische afbakening: de werkgever moet de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding vastleggen en onderbouwen.
    • Motivering van het bedrijfsbelang: de werkgever dient in iedere arbeidsovereenkomst te motiveren welke zwaarwichtige bedrijfs- en dienstbelangen er bestaan voor het opnemen van een concurrentiebeding. Deze verplichting geldt momenteel al voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en wordt nu ook geïntroduceerd voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd.
    • Verplichte vergoeding: als een werkgever een vertrekkende werknemer aan een concurrentiebeding wil houden, dient de werkgever de werknemer hiervoor een vergoeding te betalen. De hoogte van de vergoeding is vastgesteld op 50% van het laatstverdiende maandsalaris van de werknemer. De vergoeding dient tijdig aan de werknemer te worden betaald. Dit betekent uiterlijk op de laatste dag van de arbeidsovereenkomst van de werknemer.
    • Tijdig en schriftelijk informeren: de werkgever dient bij het einde van de arbeidsovereenkomst aan te geven of en hoeveel maanden hij de werknemer aan het concurrentiebeding zal houden. Hierbij geldt als hoofdregel dat de werkgever de werknemer uiterlijk één maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk dient te informeren. Op deze hoofdregel gelden een aantal uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld in geval van een opzegging door de werknemer en in geval van een ontslag op staande voet.

    Voldoet het concurrentiebeding niet aan de eerste drie genoemde voorwaarden, dan zal het concurrentiebeding niet rechtsgeldig (‘nietig’) zijn. Als de vergoeding niet tijdig of volledig wordt betaald, heeft het concurrentiebeding alsnog geen werking. Ook indien de werkgever de werknemer niet tijdig en schriftelijk informeert, heeft het concurrentiebeding geen werking.

    Wetsvoorstel geldt ook voor relatiebeding

    Het wetsvoorstel heeft overigens niet alleen betrekking op het ‘klassieke’ concurrentiebeding, maar ook op het relatiebeding. Het relatiebeding valt namelijk ook onder de reikwijdte van artikel 7:653 BW, waarin de regels over het concurrentiebeding zijn opgenomen. De aangekondigde wijzigingen gelden zodoende niet alleen voor bedingen die werknemers ervan weerhouden bij concurrenten in dienst te treden (het ‘klassieke’ concurrentiebeding), maar ook voor bedingen die werknemers ervan weerhouden te werken voor of bij relaties van de werkgever (het relatiebeding).

    Afwijken bij een beëindigingsovereenkomst

    In de praktijk komt het met regelmaat voor dat een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd en de afspraken omtrent het einde van de arbeidsovereenkomst worden vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst. In dergelijke overeenkomsten worden met regelmaat ook afspraken gemaakt over het concurrentiebeding.

    Het wetsvoorstel staat toe dat partijen in onderling overleg andere afspraken maken met betrekking tot de verplichte vergoeding (hoger of lager) en de termijn waarbinnen de werkgever duidelijkheid dient te geven over het concurrentiebeding.

    Overgangsrecht

    Onder het wetsvoorstel blijven bestaande concurrentiebedingen in principe gewoon rechtsgeldig. Werkgevers hoeven reeds overeengekomen concurrentiebedingen dus niet open te breken. De voorgestelde regels met betrekking tot de verplichte vergoeding en het tijdig en schriftelijk informeren zullen wel direct van toepassing zijn.

    Hoogte salaris werknemer van belang?

    Los van het wetsvoorstel, is in de Tweede Kamer zeer recent een motie aangenomen inhoudende dat een concurrentiebeding niet geldig is indien deze is overeengekomen met een werknemer die minder dan 1,5 keer modaal verdient (EUR 66.000,- per jaar bij een voltijdsdienstverband).

    Deze motie is nog niet in het wetsvoorstel opgenomen, maar zal worden verkend en voor komende zomer worden opgeleverd. Een en ander zou betekenen dat werkgevers mogelijk nog verder zullen worden beperkt in de mogelijkheid een concurrentiebeding overeen te komen.

    Hoe verder

    Van werkgevers wordt met de voorgestelde maatregelen duidelijk meer verwacht dan onder de huidige wetgeving het geval is. Werkgevers zullen bovendien beter moeten afwegen of zij werknemers wel willen houden aan een overeengekomen concurrentiebeding.

    Of het wetsvoorstel in haar huidige vorm daadwerkelijk wet zal worden, is nog afwachten. De internetconsultatie van het wetsvoorstel sluit op 15 april 2024. Het wetsvoorstel zou daarna – mogelijk na aanpassingen – in behandeling kunnen worden genomen in de Tweede Kamer. To be continued!

  • Hervorming van het concurrentiebeding

    Hervorming van het concurrentiebeding

    Hervorming van het concurrentiebeding

    26 maart 2024, door Eva Bokslag en Lize van de Werken

    Op 2 juni 2023 kondigde minister Van Gennip (SZW) in een brief aan de Tweede Kamer aan dat zij een wetsvoorstel zou gaan voorbereiden waarin het concurrentiebeding wordt gemoderniseerd. Dit heeft geresulteerd in het Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding (‘wetsvoorstel’), welk wetsvoorstel op 4 maart 2024 in internetconsultatie is gegaan. Het wetsvoorstel legt de mogelijkheid een concurrentiebeding overeen te komen sterk aan banden.

    Achtergrond

    Werkgevers komen steeds vaker een concurrentiebeding overeen met hun werknemers. Naar schatting is meer dan een derde van alle werknemers gebonden aan een concurrentiebeding. Een concurrentiebeding verbiedt een werknemer om na het einde van zijn arbeidsovereenkomst soortgelijke werkzaamheden uit te oefenen bij een ander bedrijf of als ondernemer. Doel van zo’n beding is werkgevers in staat te stellen hun bedrijfsdebiet, waaronder bijvoorbeeld bedrijfsgeheimen en het klantenbestand, beter te beschermen.

    Uit een onderzoek naar de werking van het concurrentiebeding blijkt dat het concurrentiebeding steeds vaker op oneigenlijke gronden wordt gebruikt. Zo hanteert één op de drie werkgevers een concurrentiebeding als standaardclausule in de arbeidsovereenkomst, terwijl werknemers lang niet altijd kennis hebben van bedrijfsbelangen die de concurrentiepositie van de werkgever kunnen schaden. Het concurrentiebeding wordt in die gevallen ingezet voor een ander doel dan waarvoor het is bedoeld, zoals bijvoorbeeld om te voorkomen dat schaars personeel naar een concurrent vertrekt. Werknemers worden als gevolg hiervan onnodig gehinderd over te stappen naar een andere werkgever, wat de doorstroom op de arbeidsmarkt hindert.

    Doelen wetsvoorstel

    Om een einde te maken aan het automatisme waarmee werkgevers een concurrentiebeding overeenkomen, is nieuwe wetgeving noodzakelijk. Met het wetsvoorstel worden de volgende doelen beoogd:

    • Afname van het gebruik van het aantal (niet noodzakelijke) concurrentiebedingen, waarbij de vrije arbeidskeuze, de arbeidsmobiliteit en een optimale arbeidsallocatie bevorderd worden;
    • Balans brengen in de belangen van werkgevers en werknemers;
    • Meer rechtszekerheid bieden, zodat op voorhand duidelijk is welke rechten en plichten voor werkgevers en werknemers gelden en de gang naar de rechter minder vaak nodig is;
    • Instandhouding van de mogelijkheid voor ondernemingen tot het beschermen van het bedrijfsdebiet.

    Inhoud wetsvoorstel

    Dit zijn de belangrijkste wijzigingen die het wetsvoorstel met zich meebrengt :

    • Begrenzing van de duur: de maximale duur van het concurrentiebeding wordt beperkt tot twaalf maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst.
    • Geografische afbakening: de werkgever moet de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding vastleggen en onderbouwen.
    • Motivering van het bedrijfsbelang: de werkgever dient in iedere arbeidsovereenkomst te motiveren welke zwaarwichtige bedrijfs- en dienstbelangen er bestaan voor het opnemen van een concurrentiebeding. Deze verplichting geldt momenteel al voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en wordt nu ook geïntroduceerd voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd.
    • Verplichte vergoeding: als een werkgever een vertrekkende werknemer aan een concurrentiebeding wil houden, dient de werkgever de werknemer hiervoor een vergoeding te betalen. De hoogte van de vergoeding is vastgesteld op 50% van het laatstverdiende maandsalaris van de werknemer. De vergoeding dient tijdig aan de werknemer te worden betaald. Dit betekent uiterlijk op de laatste dag van de arbeidsovereenkomst van de werknemer.
    • Tijdig en schriftelijk informeren: de werkgever dient bij het einde van de arbeidsovereenkomst aan te geven of en hoeveel maanden hij de werknemer aan het concurrentiebeding zal houden. Hierbij geldt als hoofdregel dat de werkgever de werknemer uiterlijk één maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk dient te informeren. Op deze hoofdregel gelden een aantal uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld in geval van een opzegging door de werknemer en in geval van een ontslag op staande voet.

    Voldoet het concurrentiebeding niet aan de eerste drie genoemde voorwaarden, dan zal het concurrentiebeding niet rechtsgeldig (‘nietig’) zijn. Als de vergoeding niet tijdig of volledig wordt betaald, heeft het concurrentiebeding alsnog geen werking. Ook indien de werkgever de werknemer niet tijdig en schriftelijk informeert, heeft het concurrentiebeding geen werking.

    Wetsvoorstel geldt ook voor relatiebeding

    Het wetsvoorstel heeft overigens niet alleen betrekking op het ‘klassieke’ concurrentiebeding, maar ook op het relatiebeding. Het relatiebeding valt namelijk ook onder de reikwijdte van artikel 7:653 BW, waarin de regels over het concurrentiebeding zijn opgenomen. De aangekondigde wijzigingen gelden zodoende niet alleen voor bedingen die werknemers ervan weerhouden bij concurrenten in dienst te treden (het ‘klassieke’ concurrentiebeding), maar ook voor bedingen die werknemers ervan weerhouden te werken voor of bij relaties van de werkgever (het relatiebeding).

    Afwijken bij een beëindigingsovereenkomst

    In de praktijk komt het met regelmaat voor dat een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd en de afspraken omtrent het einde van de arbeidsovereenkomst worden vastgelegd in een beëindigingsovereenkomst. In dergelijke overeenkomsten worden met regelmaat ook afspraken gemaakt over het concurrentiebeding.

    Het wetsvoorstel staat toe dat partijen in onderling overleg andere afspraken maken met betrekking tot de verplichte vergoeding (hoger of lager) en de termijn waarbinnen de werkgever duidelijkheid dient te geven over het concurrentiebeding.

    Overgangsrecht

    Onder het wetsvoorstel blijven bestaande concurrentiebedingen in principe gewoon rechtsgeldig. Werkgevers hoeven reeds overeengekomen concurrentiebedingen dus niet open te breken. De voorgestelde regels met betrekking tot de verplichte vergoeding en het tijdig en schriftelijk informeren zullen wel direct van toepassing zijn.

    Hoogte salaris werknemer van belang?

    Los van het wetsvoorstel, is in de Tweede Kamer zeer recent een motie aangenomen inhoudende dat een concurrentiebeding niet geldig is indien deze is overeengekomen met een werknemer die minder dan 1,5 keer modaal verdient (EUR 66.000,- per jaar bij een voltijdsdienstverband).

    Deze motie is nog niet in het wetsvoorstel opgenomen, maar zal worden verkend en voor komende zomer worden opgeleverd. Een en ander zou betekenen dat werkgevers mogelijk nog verder zullen worden beperkt in de mogelijkheid een concurrentiebeding overeen te komen.

    Hoe verder

    Van werkgevers wordt met de voorgestelde maatregelen duidelijk meer verwacht dan onder de huidige wetgeving het geval is. Werkgevers zullen bovendien beter moeten afwegen of zij werknemers wel willen houden aan een overeengekomen concurrentiebeding.

    Of het wetsvoorstel in haar huidige vorm daadwerkelijk wet zal worden, is nog afwachten. De internetconsultatie van het wetsvoorstel sluit op 15 april 2024. Het wetsvoorstel zou daarna – mogelijk na aanpassingen – in behandeling kunnen worden genomen in de Tweede Kamer. To be continued!

  • Vacature advocaat-stagiair Arbeidsrecht

    Vacature advocaat-stagiair Arbeidsrecht

    Vacature advocaat-stagiair Arbeidsrecht

     

    Vind jij het leuk om onderdeel uit te maken van een dynamisch en groeiend team van zeer gedreven advocaten? Zie jij jezelf door het vuur gaan voor cliënten en het onmogelijke mogelijk maken als de grootste uitdaging van het vak? Ben jij altijd op zoek naar oplossingen, hou je van werken met leuke collega’s en staat de klant bij jou op nummer één? Lees dan verder.

    Bij act legal zijn we gespecialiseerd in, onder andere, de ondernemingsrechtelijke kant van het arbeidsrecht. Dit betekent dat we grote en middelgrote ondernemingen bijstaan en adviseren over het arbeidsrecht in de breedste zin van het woord. Als onderdeel van het Europese advocatenkantoor act legal, met ruim 600 professionals en kantoren in 18 landen, werken we voor veel internationaal opererende cliënten.  Door onze specialisaties en internationale footprint hebben wij veel kennis en ervaring in huis waar jij als advocaat-stagiaire je voordeel mee kunt doen.

    Wie zoeken wij?

    Wij zoeken een talentvolle, ambitieuze en initiatiefrijke advocaat-stagiair arbeidsrecht. Een sterke teamplayer die pragmatisch is ingesteld, een goede beheersing heeft van de Nederlandse en Engelse taal, een gezonde dosis humor heeft en echt voor deze rol wil gaan. Daarnaast ben je gedreven, direct, slagvaardig en dienstverlenend.

    Wat bieden wij?

    Wij bieden je een veelzijdige, spannende en uitdagende baan in ons prachtige kantoor aan het Museumplein in Amsterdam, waarin jij je als advocaat en als mens sterk kunt ontwikkelen. Samen met ongeveer 70 kantoorgenoten creëren wij een open, informele sfeer en werken wij samen aan interessante dossiers.

    Je draait vanaf het begin volledig mee in het team van arbeidsrechtpartners Nicole Six en Elias van Kampen, wordt direct betrokken bij verschillende zaken en werkt nauw samen met onze andere secties. Als advocaat-stagiaire binnen de sectie Arbeidsrecht adviseer je cliënten onder andere over individuele- en collectieve ontslagen, onrechtmatige werknemersconcurrentie, arbeidsongeschiktheid, medezeggenschap, pensioenen en fraude op de werkvloer. Ook krijg je gedurende je advocaat-stage regelmatig de kans om te procederen.

    Naast uitstekende arbeidsvoorwaarden, biedt act legal allerlei extra’s zoals de wekelijkse bootcamp, de jaarlijkse ski-reis, kantoorborrels en sectie- en kantooruitjes.

    Wekt dit je belangstelling en sluit dit aanbod aan bij jouw ambities?

    Wil je meer informatie over act legal en deze uitdagende vacature, neem dan contact op met Maurits Schellekens, Head of People & Culture. Direct solliciteren? Stuur een e-mail voorzien van je motivatie, cv, cijferlijst(en) en stagebeoordeling(en) naar via solliciteren@actlegal-netherlands.com.

    Maurits Schellekens
    Head of People & Culture, act legal
    solliciteren@actlegal-fort.com
    +31 (0)20-6645111

     

     

    Acquisitie naar aanleiding van deze vacature wordt niet op prijs gesteld.

  • Voorgenomen wetsvoorstel gaat concurrentiebeding aan banden leggen

    Voorgenomen wetsvoorstel gaat concurrentiebeding aan banden leggen

    Voorgenomen wetsvoorstel gaat concurrentiebeding aan banden leggen

    5 juni 2023, door Eva Bokslag en Lize van de Werken

     

    Afgelopen vrijdag, op 2 juni 2023, heeft minister Van Gennip in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd dat zij een wetsvoorstel zal voorbereiden waarin het concurrentiebeding wordt gemoderniseerd. Er zullen nieuwe, strengere regels gaan gelden ten aanzien van de invoering en handhaving van het concurrentiebeding.

    Achtergrond

    Werkgevers komen steeds vaker een concurrentiebeding overeen met hun werknemers. Nederland telt naar schatting ruim 3,1 miljoen werknemers die aan een concurrentiebeding zijn gebonden. Het wordt hen op grond van een dergelijk beding kortgezegd verboden om na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in dienst te treden bij een concurrent.

    Het doel van een concurrentiebeding is werkgevers in staat te stellen hun bedrijfsbelangen, waaronder bijvoorbeeld bedrijfsgeheimen, beter te beschermen. Uit een onderzoek naar de werking van het concurrentiebeding in de praktijk blijkt echter dat het concurrentiebeding steeds vaker op oneigenlijke gronden wordt gebruikt. Zo hanteert één op de drie werkgevers een concurrentiebeding als standaardclausule in de arbeidsovereenkomst, terwijl werknemers niet altijd toegang hebben tot kennis en relaties die de concurrentiepositie van de werkgevers kunnen schaden. Daarnaast zegt 35% van de werkgevers dat zij een concurrentiebeding overeenkomen om schaars personeel vast te houden, terwijl het concurrentiebeding daar nadrukkelijk niet voor is bedoeld. Werknemers worden als gevolg hiervan onnodig beperkt in een overstap naar een andere werkgever, hetgeen de doorstroom op de arbeidsmarkt hindert.

    Aangekondigde wijzigingen

    Minister Van Gennip kondigt nu aan dat zij het concurrentiebeding wil hervormen om zo nodeloos gebruik van het concurrentiebeding tegen te gaan. Een concurrentiebeding dient alleen te worden ingezet ter werkelijke bescherming van een noodzakelijk bedrijfsbelang en niet langer standaard, zonder noodzaak, in de arbeidsovereenkomst te worden opgenomen.

    Met inachtneming van het bovenstaande is minister Van Gennip voornemens om de volgende wijzigingen uit te werken in een wetsvoorstel:

    • Het concurrentiebeding wordt wettelijk begrensd in duur;
    • Het concurrentiebeding dient in de arbeidsovereenkomst geografisch te worden afgebakend en gemotiveerd;
    • Werkgevers dienen ook in arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd te motiveren dat en welk zwaarwichtig bedrijfsbelang zij hebben bij het overeenkomen van een concurrentiebeding, zoals dat momenteel ook al is vereist voor het opnemen van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd; en
    • Als een werkgever een vertrekkende werknemer aan een concurrentiebeding wil houden, dient hij in beginsel een vergoeding te betalen aan die werknemer. Deze vergoeding wordt vastgesteld op een wettelijk bepaald percentage van het laatste verdiende salaris.

    Hoewel de aangekondigde plannen nog nader moeten worden uitgewerkt in een wetsvoorstel, is duidelijk welke kant de regering op wil met het concurrentiebeding. Werkgevers zullen in de toekomst beter moeten afwegen met welke werknemers zij een concurrentiebeding overeen willen komen. Het wetsvoorstel zal naar verwachting eind 2023 worden aangeboden voor internetconsultatie.

  • Wetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’

    Wetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’

    Wetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’

    27 oktober 2023, door Lize van de Werken

    In april dit jaar kondigde het kabinet een aantal plannen aan voor de hervorming van de arbeidsmarkt. Onderdeel van deze hervormingsplannen was het voornemen om het wettelijk kader omtrent de beoordeling van arbeidsrelaties aan te passen: wanneer is iemand nu werknemer, en wanneer een zzp’er? Ter invulling van de aangekondigde hervormingsplannen heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 6 oktober jl. het wetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ gepubliceerd. Dit wetsvoorstel past bij het politieke streven om schijnzelfstandigheid tegen te gaan en de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Deliveroo van eerder dit jaar. In lijn met het voorgaande past ook de aankondiging van de Belastingdienst van augustus dit jaar, waarin staat dat haar modelovereenkomst ‘vrije vervanging’ vanaf 1 januari 2024 wordt ingetrokken. Gebruikmaking van deze modelovereenkomst geeft vanaf dat moment geen zekerheid meer dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

    Verduidelijking 
    Het gepubliceerde wetsvoorstel dient het onderscheid tussen werknemers en zzp’ers te verduidelijken. De minister vindt de kwalificatie van de arbeidsverhouding belangrijk, omdat zij meent dat zelfstandigen nu vaak (ten onrechte) geen loonheffingen en sociale zekerheidspremies afdragen, terwijl zij feitelijk hetzelfde werk verrichten als werknemers. Hetzelfde geldt voor het afdragen van pensioenpremies. Daarnaast meent de minister dat de bescherming van zelfstandigen aan de onderkant van de markt zo niet kan worden gegarandeerd, en gelijke behandeling tussen werknemers en zelfstandigen niet kan worden gewaarborgd.

    Wettelijk toetsingskader
    Het wetsvoorstel bevat een wettelijk toetsingskader dat onder meer gebaseerd is op recente rechtspraak. Dit toetsingskader noemt een aantal hoofdelementen aan de hand waarvan dient te worden bepaald of iemand werkt op basis van een arbeidsovereenkomst. Het toetsingskader zou ertoe moeten leiden dat het onderscheid tussen werknemers en zzp’ers eenvoudiger kan worden gemaakt. Het wetsvoorstel introduceert ook een rechtsvermoeden. Dat houdt in dat op het moment een ‘werkende’ een uurtarief van minder dan € 32,24 heeft, de werkende wordt geacht een werknemer met een arbeidsovereenkomst te zijn. Dit betreft een rechtsvermoeden dat overigens gemotiveerd kan worden ontzenuwd.

    Aanmerkingen op het wetsvoorstel
    De beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 juli 2025. Als het wetsvoorstel in de huidige vorm wordt aangenomen, is de verwachting dat dit vergaande gevolgen zal hebben voor de praktijk. Momenteel gaat het echter nog om een wetsvoorstel dat in internetconsultatie is. Tot 10 november 2023 is het voor iedereen mogelijk om te reageren op het wetsvoorstel en eventuele suggesties te doen voor verbeterpunten. Daarna zal het wetsvoorstel – al dan niet in aangepaste vorm – worden behandeld door de (nieuwe) Tweede Kamer. To be continued!

  • Voorgenomen wetsvoorstel gaat concurrentiebeding aan banden leggen

    Voorgenomen wetsvoorstel gaat concurrentiebeding aan banden leggen

    Voorgenomen wetsvoorstel gaat concurrentiebeding aan banden leggen

    5 juni 2023, door Eva Bokslag

     

    Op 2 juni 2023 heeft minister Van Gennip (SZW) in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd dat zij een wetsvoorstel zal voorbereiden waarin het concurrentiebeding wordt gemoderniseerd. Er zullen nieuwe, strengere regels gaan gelden ten aanzien van de invoering en handhaving van het concurrentiebeding.

    Achtergrond

    Werkgevers komen steeds vaker een concurrentiebeding overeen met hun werknemers. Nederland telt naar schatting ruim 3,1 miljoen werknemers die aan een concurrentiebeding zijn gebonden. Het wordt hen op grond van een dergelijk beding kortgezegd verboden om na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in dienst te treden bij een concurrent.

    Het doel van een concurrentiebeding is werkgevers in staat te stellen hun bedrijfsbelangen, waaronder bijvoorbeeld bedrijfsgeheimen, beter te beschermen. Uit een onderzoek naar de werking van het concurrentiebeding in de praktijk blijkt echter dat het concurrentiebeding steeds vaker op oneigenlijke gronden wordt gebruikt. Zo hanteert één op de drie werkgevers een concurrentiebeding als standaardclausule in de arbeidsovereenkomst, terwijl werknemers niet altijd toegang hebben tot relaties en/of kennis hebben van bedrijfsbelangen die de concurrentiepositie van de werkgevers kunnen schaden. Daarnaast zegt 35% van de werkgevers dat zij een concurrentiebeding overeenkomen om schaars personeel vast te houden, terwijl het concurrentiebeding daar nadrukkelijk niet voor is bedoeld. Werknemers worden als gevolg hiervan onnodig beperkt in een overstap naar een andere werkgever, hetgeen de doorstroom op de arbeidsmarkt hindert.

    Aangekondigde wijzigingen

    Minister Van Gennip kondigt nu aan dat zij het concurrentiebeding wil hervormen om zo nodeloos gebruik van het concurrentiebeding tegen te gaan. Een concurrentiebeding dient alleen te worden ingezet ter werkelijke bescherming van een noodzakelijk bedrijfsbelang, en niet langer standaard, zonder noodzaak, in de arbeidsovereenkomst te worden opgenomen.

    Met inachtneming van het bovenstaande is minister Van Gennip voornemens om de volgende wijzigingen uit te werken in een wetsvoorstel:

    • Het concurrentiebeding wordt wettelijk begrensd in duur;
    • Het concurrentiebeding dient in de arbeidsovereenkomst geografisch te worden afgebakend en gemotiveerd;
    • Werkgevers dienen ook in arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd te motiveren dat en welk zwaarwichtig bedrijfsbelang zij hebben bij het overeenkomen van een concurrentiebeding, zoals dat momenteel ook al is vereist voor het opnemen van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd; en
    • Als een werkgever een vertrekkende werknemer aan een concurrentiebeding wil houden, dient hij in beginsel een vergoeding te betalen aan die werknemer. Deze vergoeding wordt vastgesteld op een wettelijk bepaald percentage van het laatst verdiende salaris.

    Hoewel de aangekondigde plannen nog nader moeten worden uitgewerkt in een wetsvoorstel, is duidelijk welke kant de regering op wil met het concurrentiebeding. Werkgevers zullen in de toekomst beter moeten afwegen met welke werknemers zij een concurrentiebeding overeen willen komen. Het wetsvoorstel zal naar verwachting eind 2023 worden aangeboden voor internetconsultatie.

  • Nieuwe klokkenluiderswetgeving: wat is er veranderd?

    Nieuwe klokkenluiderswetgeving: wat is er veranderd?

    Nieuwe klokkenluiderswetgeving: wat is er veranderd?

    5 april 2023, door Lize van de Werken en Eva Bokslag

     

    Werkgevers opgelet: op 18 februari 2023 is de Wet bescherming klokkenluiders (“Wbk”) in werking getreden. Deze nieuwe wet is een implementatie van de Europese Klokkenluidersrichtlijn en heeft de sinds 2016 bestaande Wet huis voor klokkenluiders vervangen. De Wbk geeft klokkenluiders meer mogelijkheden om misstanden in een onderneming te melden en omvat nieuwe, meer beschermende maatregelen voor deze melders.

    De Wbk is van toepassing op werkgevers die minimaal 50 werknemers in dienst hebben. Voor veel werkgevers in de hospitality sector brengt de Wbk dus (nieuwe) verplichtingen met zich mee. Zij zullen een interne meldprocedure moeten opstellen of aanpassen in lijn met de Wbk.

    In deze bijdrage worden de belangrijkste wijzigingen uit de Wbk op een rij gezet en worden de voor werkgevers praktische gevolgen van de nieuwe wet toegelicht.

    Doel Wbk

    Het doel van de Wbk is om klokkenluiders beter te beschermen. Hiermee wordt getracht bij te dragen aan meer integriteit op de werkvloer, een veiliger werk- en meldklimaat en het oplossen van maatschappelijke misstanden. Een klokkenluider is iemand die, al dan niet anoniem, misstanden binnen een bedrijf of organisatie aan de kaak stelt of openbaar maakt.

    Wie kan melden?

    De Wbk heeft het toepassingsbereik van de klokkenluiderswetgeving sterk uitgebreid. Zo merkt de Wbk een grotere groep personen als ‘melder’ aan. Waar voorheen alleen reguliere werknemers een beschermde melding van een misstand konden doen, kan onder de Wbk iedereen die een werkrelatie heeft met de organisatie waarover de melding gaat een beschermde melding doen. Onder een werkrelatie vallen naast werknemers ook vrijwilligers, zzp’ers, stagiairs, uitzendkrachten en leveranciers. Het is overigens niet verplicht dat de werkrelatie bestaat op het moment dat de melding wordt gedaan. Er kan ook een melding worden gedaan naar aanleiding van informatie die is verkregen in een potentiële werkrelatie (zoals een sollicitatieprocedure) of in een al beëindigde werkrelatie.

    Waarover kan worden gemeld?

    Een klokkenluider kan op grond van de Wbk een melding doen indien sprake is van een vermoeden van een misstand. De definitie van het begrip ‘misstand ’is door de Wbk uitgebreid. De Wbk kwalificeert een misstand als (i) een inbreuk op een verordening of een richtlijn van de Europese Unie, of (ii) een situatie waarbij het maatschappelijk belang in het geding is.

    Bij de eerste categorie, schending van het Unierecht, gaat het om specifieke gebieden van het Unierecht waar krachtigere handhaving nodig is. Denk bijvoorbeeld aan Unierecht op het gebied van consumentenbescherming, gegevensbescherming en witwaspraktijken.

    Bij de tweede categorie, een situatie waarbij het maatschappelijk belang in het geding is, kan het ten eerste gaan om een (gevaar) voor schending van een wettelijk voorschrift of van interne regels van een werkgever met een wettelijke basis. Hieronder vallen ter verduidelijking ook toepasselijke cao’s, interne gedragsregels of bedrijfsvoorschriften van de werkgever. De categorie ziet daarnaast op onbehoorlijk handelen dat een gevaar vormt voor de volksgezondheid, de veiligheid van personen, aantasting van het milieu of voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming. Denk hierbij aan ernstige schendingen van integriteit, zoals fraude en corruptie, met een groot maatschappelijk belang. Indien enkel persoonlijke belangen in het geding zijn, is geen sprake van een maatschappelijk belang. Er moet dus sprake zijn van een situatie die uitstijgt boven individuele kwesties of persoonlijke belangen en/of conflicten.

    Voor beide categorieën geldt dat slechts vereist is dat een melding gaat over een vermoeden van een misstand. Het gaat er niet om dat een melder harde bewijzen aandraagt die zijn melding ondersteunen. De melding dient natuurlijk wel betrouwbaar te zijn. De melder dient daarom redelijke gronden te hebben om aan te nemen dat de gemelde informatie op het moment van de melding juist was.

    Interne en externe meldprocedures

    Meldingen op grond van de Wbk kunnen zowel intern als extern worden gedaan. Voor meldingen binnen de organisatie dienen werkgevers een interne meldprocedure voorhanden te hebben. Hoewel deze verplichting ook al gold op grond van de oude Wet huis voor klokkenluiders, stelt de Wbk strengere eisen aan de interne meldregeling. Zo dient in de interne meldregeling te worden vastgelegd:

    •        dat de melder binnen 7 dagen een ontvangstbevestiging van de melding dient te krijgen;
    •        dat de werkgever de melder binnen maximaal 3 maanden dient te informeren over de beoordeling van de melding en de eventuele opvolging van de melding;
    •        via welke onafhankelijke functionaris(sen) binnen de onderneming een melder anoniem kan melden.

    Daarnaast geldt een registratieplicht voor de werkgever, op grond waarvan de werkgever de interne melding dient te registreren.

    Een melding kan ook extern worden gedaan bij een daartoe bevoegde autoriteit. De Wbk heeft hiervoor naast het Huis voor Klokkenluiders ook andere, meer branche specifieke, autoriteiten aangewezen. Dit betreffen bijvoorbeeld de Autoriteit Consument & Markt en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

    Een belangrijke wijziging in de Wbk is dat een klokkenluider niet langer verplicht is om een misstand eerst intern te melden. Een misstand mag op grond van de Wbk direct extern worden gemeld. Het (wenselijke) uitgangspunt blijft echter wel dat een melding eerst intern wordt gedaan.

    Indien een onderneming onderdeel is van (internationale) groep, is het voldoende om één centrale meldprocedure te hanteren. Iedere dochtermaatschappij met 50 werknemers of meer dient wel een eigen meld- en onderzoekspunt in te richten.

    Bescherming voor de klokkenluider

    Als een melding op een juiste manier is gedaan, mag een werkgever de melder niet benadelen omdat hij een melding heeft gedaan. Er geldt dus een benadelingsverbod. Onder dit benadelingsverbod valt elke vorm van benadeling. Denk hierbij aan ingrijpende maatregelen als schorsing en ontslag, maar ook aan minder vergaande maatregelen zoals intimidatie en pesterijen, het onthouden van een promotie en overplaatsing naar een andere vestiging. Ook een dreiging met en een poging tot benadeling vallen onder het benadelingsverbod.

    Belangrijk is bovendien dat het benadelingsverbod niet alleen geldt voor de melder zelf, maar ook ten aanzien van personen die de melder hebben bijgestaan, zoals een betrokken collega of een vertrouwenspersoon.

    Aan de slag met de Wbk

    Zoals vermeld is de Wbk op 18 februari 2023 in werking getreden. Werkgevers met minimaal 250 werknemers dienen nu al aan de Wbk te voldoen. Werkgevers met 50 tot 250 werknemers hebben nog tot 17 december 2023 om hun interne procedures voor meldingen van misstanden in lijn te brengen met de nieuwe wet.

    Werkgevers dienen zich hierbij te realiseren dat zij de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging dienen te betrekken in het proces tot vaststelling of aanpassing van een interne meldregeling. Hun instemming is vereist bij het invoeren van een dergelijke regeling.

    Het is tot slot van belang dat de Wbk werkgevers een informatieplicht oplegt. Deze informatieplicht houdt in dat werkgevers hun werknemers op schriftelijke of elektronische wijze moeten voorzien van informatie over de interne meldprocedure, de wijze waarop een vermoeden extern kan worden gemeld en de rechtsbescherming die een werknemer toekomt in het geval van een melding. Van belang is dat de informatie duidelijk en gemakkelijk toegankelijk is. Zo kan de informatie bijvoorbeeld worden geplaatst op het intranet.

    Kortom: werk aan de winkel!

  • Nieuwe klokkenluiderswetgeving: wat is er veranderd?

    Nieuwe klokkenluiderswetgeving: wat is er veranderd?

    Nieuwe klokkenluiderswetgeving: wat is er veranderd?

    5 april 2023, door Lize van de Werken en Eva Bokslag

     

    Werkgevers opgelet: op 18 februari 2023 is de Wet bescherming klokkenluiders (“Wbk”) in werking getreden. Deze nieuwe wet is een implementatie van de Europese Klokkenluidersrichtlijn en heeft de sinds 2016 bestaande Wet huis voor klokkenluiders vervangen. De Wbk geeft klokkenluiders meer mogelijkheden om misstanden in een onderneming te melden en omvat nieuwe, meer beschermende maatregelen voor deze melders.

    De Wbk is van toepassing op werkgevers die minimaal 50 werknemers in dienst hebben. Voor veel werkgevers in de hospitality sector brengt de Wbk dus (nieuwe) verplichtingen met zich mee. Zij zullen een interne meldprocedure moeten opstellen of aanpassen in lijn met de Wbk.

    In deze bijdrage worden de belangrijkste wijzigingen uit de Wbk op een rij gezet en worden de voor werkgevers praktische gevolgen van de nieuwe wet toegelicht.

    Doel Wbk

    Het doel van de Wbk is om klokkenluiders beter te beschermen. Hiermee wordt getracht bij te dragen aan meer integriteit op de werkvloer, een veiliger werk- en meldklimaat en het oplossen van maatschappelijke misstanden. Een klokkenluider is iemand die, al dan niet anoniem, misstanden binnen een bedrijf of organisatie aan de kaak stelt of openbaar maakt.

    Wie kan melden?

    De Wbk heeft het toepassingsbereik van de klokkenluiderswetgeving sterk uitgebreid. Zo merkt de Wbk een grotere groep personen als ‘melder’ aan. Waar voorheen alleen reguliere werknemers een beschermde melding van een misstand konden doen, kan onder de Wbk iedereen die een werkrelatie heeft met de organisatie waarover de melding gaat een beschermde melding doen. Onder een werkrelatie vallen naast werknemers ook vrijwilligers, zzp’ers, stagiairs, uitzendkrachten en leveranciers. Het is overigens niet verplicht dat de werkrelatie bestaat op het moment dat de melding wordt gedaan. Er kan ook een melding worden gedaan naar aanleiding van informatie die is verkregen in een potentiële werkrelatie (zoals een sollicitatieprocedure) of in een al beëindigde werkrelatie.

    Waarover kan worden gemeld?

    Een klokkenluider kan op grond van de Wbk een melding doen indien sprake is van een vermoeden van een misstand. De definitie van het begrip ‘misstand ’is door de Wbk uitgebreid. De Wbk kwalificeert een misstand als (i) een inbreuk op een verordening of een richtlijn van de Europese Unie, of (ii) een situatie waarbij het maatschappelijk belang in het geding is.

    Bij de eerste categorie, schending van het Unierecht, gaat het om specifieke gebieden van het Unierecht waar krachtigere handhaving nodig is. Denk bijvoorbeeld aan Unierecht op het gebied van consumentenbescherming, gegevensbescherming en witwaspraktijken.

    Bij de tweede categorie, een situatie waarbij het maatschappelijk belang in het geding is, kan het ten eerste gaan om een (gevaar) voor schending van een wettelijk voorschrift of van interne regels van een werkgever met een wettelijke basis. Hieronder vallen ter verduidelijking ook toepasselijke cao’s, interne gedragsregels of bedrijfsvoorschriften van de werkgever. De categorie ziet daarnaast op onbehoorlijk handelen dat een gevaar vormt voor de volksgezondheid, de veiligheid van personen, aantasting van het milieu of voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming. Denk hierbij aan ernstige schendingen van integriteit, zoals fraude en corruptie, met een groot maatschappelijk belang. Indien enkel persoonlijke belangen in het geding zijn, is geen sprake van een maatschappelijk belang. Er moet dus sprake zijn van een situatie die uitstijgt boven individuele kwesties of persoonlijke belangen en/of conflicten.

    Voor beide categorieën geldt dat slechts vereist is dat een melding gaat over een vermoeden van een misstand. Het gaat er niet om dat een melder harde bewijzen aandraagt die zijn melding ondersteunen. De melding dient natuurlijk wel betrouwbaar te zijn. De melder dient daarom redelijke gronden te hebben om aan te nemen dat de gemelde informatie op het moment van de melding juist was.

    Interne en externe meldprocedures

    Meldingen op grond van de Wbk kunnen zowel intern als extern worden gedaan. Voor meldingen binnen de organisatie dienen werkgevers een interne meldprocedure voorhanden te hebben. Hoewel deze verplichting ook al gold op grond van de oude Wet huis voor klokkenluiders, stelt de Wbk strengere eisen aan de interne meldregeling. Zo dient in de interne meldregeling te worden vastgelegd:

    •        dat de melder binnen 7 dagen een ontvangstbevestiging van de melding dient te krijgen;
    •        dat de werkgever de melder binnen maximaal 3 maanden dient te informeren over de beoordeling van de melding en de eventuele opvolging van de melding;
    •        via welke onafhankelijke functionaris(sen) binnen de onderneming een melder anoniem kan melden.

    Daarnaast geldt een registratieplicht voor de werkgever, op grond waarvan de werkgever de interne melding dient te registreren.

    Een melding kan ook extern worden gedaan bij een daartoe bevoegde autoriteit. De Wbk heeft hiervoor naast het Huis voor Klokkenluiders ook andere, meer branche specifieke, autoriteiten aangewezen. Dit betreffen bijvoorbeeld de Autoriteit Consument & Markt en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

    Een belangrijke wijziging in de Wbk is dat een klokkenluider niet langer verplicht is om een misstand eerst intern te melden. Een misstand mag op grond van de Wbk direct extern worden gemeld. Het (wenselijke) uitgangspunt blijft echter wel dat een melding eerst intern wordt gedaan.

    Indien een onderneming onderdeel is van (internationale) groep, is het voldoende om één centrale meldprocedure te hanteren. Iedere dochtermaatschappij met 50 werknemers of meer dient wel een eigen meld- en onderzoekspunt in te richten.

    Bescherming voor de klokkenluider

    Als een melding op een juiste manier is gedaan, mag een werkgever de melder niet benadelen omdat hij een melding heeft gedaan. Er geldt dus een benadelingsverbod. Onder dit benadelingsverbod valt elke vorm van benadeling. Denk hierbij aan ingrijpende maatregelen als schorsing en ontslag, maar ook aan minder vergaande maatregelen zoals intimidatie en pesterijen, het onthouden van een promotie en overplaatsing naar een andere vestiging. Ook een dreiging met en een poging tot benadeling vallen onder het benadelingsverbod.

    Belangrijk is bovendien dat het benadelingsverbod niet alleen geldt voor de melder zelf, maar ook ten aanzien van personen die de melder hebben bijgestaan, zoals een betrokken collega of een vertrouwenspersoon.

    Aan de slag met de Wbk

    Zoals vermeld is de Wbk op 18 februari 2023 in werking getreden. Werkgevers met minimaal 250 werknemers dienen nu al aan de Wbk te voldoen. Werkgevers met 50 tot 250 werknemers hebben nog tot 17 december 2023 om hun interne procedures voor meldingen van misstanden in lijn te brengen met de nieuwe wet.

    Werkgevers dienen zich hierbij te realiseren dat zij de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging dienen te betrekken in het proces tot vaststelling of aanpassing van een interne meldregeling. Hun instemming is vereist bij het invoeren van een dergelijke regeling.

    Het is tot slot van belang dat de Wbk werkgevers een informatieplicht oplegt. Deze informatieplicht houdt in dat werkgevers hun werknemers op schriftelijke of elektronische wijze moeten voorzien van informatie over de interne meldprocedure, de wijze waarop een vermoeden extern kan worden gemeld en de rechtsbescherming die een werknemer toekomt in het geval van een melding. Van belang is dat de informatie duidelijk en gemakkelijk toegankelijk is. Zo kan de informatie bijvoorbeeld worden geplaatst op het intranet.

    Kortom: werk aan de winkel!