Auteur: Sacha Stavenuiter

  • Mediation bij act legal

    Mediation bij act legal

    Mediation bij act legal

    28 augustus 2021, door Sascha Stavenuiter

     

    act legal breidt uit! Niet alleen met mensen deze keer, maar ook wat betreft expertise. Naast juridische dienstverlening bieden we voortaan ook mediation aan. Hebt u een zakelijk conflict? Dan zou mediation zomaar eens een goed alternatief voor een juridische procedure kunnen zijn.

    Wat is dat precies, mediation?

    Mediation is een proces, waarbij partijen die een conflict hebben onder begeleiding van een onafhankelijk  en onpartijdig mediator samen proberen een oplossing te zoeken waarin beide partijen zich kunnen vinden. De mediator begeleidt partijen bij dit proces.

    Verschillen tussen mediation en juridische procedures zijn groot

    In het bedrijfsleven kunnen flinke conflicten ontstaan, bijvoorbeeld tussen aandeelhouders, bestuurders of externe partijen. Niet zelden leidt dit tot juridische procedures die veel tijd en geld kosten. Tijdens een juridische procedure staan partijen recht tegenover elkaar. Vaak graven ze zich steeds dieper in hun eigen loopgraven in, waardoor ze steeds verder uit elkaar komen te staan. Eenmaal bij de rechter blijkt dat het conflict niet wordt opgelost. Een rechter hakt tenslotte alleen maar een knoop door op de juridische punten. Eén van de partijen heeft dan juridisch gelijk gekregen, maar het conflict is vaak niet kleiner geworden.

    Tijdens een mediation richt de mediator zich vooral op het verbeteren van de communicatie tussen partijen en het in goede banen leiden van het gesprek. De mediator bemoeit zich niet of nauwelijks met de inhoud van het conflict. Als de communicatie wat hersteld is, kunnen partijen kijken of er een oplossing te vinden is die recht doet aan hun beider belangen. Er wordt gezocht naar een win-win-situatie. Niks is onmogelijk en alles mag: partijen zoeken zélf naar een oplossing en die hoeft niet in het recht gevonden te worden.

    Voordelen van mediation

    Het slagingspercentage van (zakelijke) mediations ligt hoog, op zo’n 75%. De kosten van mediation zijn veel lager dan die van een juridische procedure en de doorlooptijd is veel sneller. Meestal is er binnen zo’n 3 tot 4 gesprekken van een uur of 2 duidelijkheid.

    Zo bezien is mediation dus een manier om relatief snel en goedkoop een conflict op te lossen of hanteerbaar te maken. Zelfs indien de mediation niet tot een alles oplossend resultaat leidt, is de communicatie tussen partijen na afloop meestal wel verbeterd. Vanuit zakelijk oogpunt bekeken, is mediation dan ook al snel een goede keus.

    Nieuwsgierig geworden?

    Bent u benieuwd of mediation ook zou kunnen werken bij uw conflict of heeft u een vraag over zakelijke mediations? Neem dan vrijblijvend contact op met onze mediator Sascha Stavenuiter. Zij staat u met plezier te woord.

  • De Omgevingswet; zou ‘ie nu dan echt komen?

    De Omgevingswet; zou ‘ie nu dan echt komen?

    De Omgevingswet; zou ‘ie nu dan echt komen?

    29 januari 2021, door Sascha Stavenuiter

     

    Al vanaf 2011 wordt in de politiek gesproken over de grootschalige herziening van het omgevingsrecht. Het lijkt alweer oneindig lang geleden dat de Tweede Kamer instemde met de nieuwe Omgevingswet (2015). En ook de Eerste Kamer heeft al jaren geleden haar zegen gegeven aan de wet (2016). Toch werken we er nog steeds niet mee. Vooralsnog is het de bedoeling dat de wet op 1 januari 2022 in werking treedt. Of die datum daadwerkelijk wordt gehaald, is nog maar zeer de vraag. Woensdag 13 januari 2021 heeft de Eerste Kamer haar zorgen geuit over de haalbaarheid van die datum en is een debat hierover geschorst in afwachting van de beantwoording van een groot aantal vragen door – inmiddels demissionair – minister Ollongren. Het kan best zijn dat de val van het Kabinet van invloed is op het vervolg van dit traject. Datzelfde geldt natuurlijk voor de komende verkiezingen. Het is nu nog koffiedik kijken. Toch gaan we ervan uit dát de wet op enig moment in werking treedt en mogelijk zelfs op 1 januari 2022. We kunnen eigenlijk niet anders. Als de datum gehaald wordt, moeten we ruim voor die tijd voorbereid zijn.

    Wat houdt die nieuwe wet eigenlijk in en waarom duurt het allemaal zo lang? De Omgevingswet bundelt een groot aantal lokale en regionale regelingen met betrekking tot ruimtelijke ordening en milieu in één nieuw wettelijk stelsel. Het is een van de grootste wettelijke veranderingstrajecten van de afgelopen decennia, aldus de Eerste Kamer. Onder meer het stelsel zoals we dat nu kennen met bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor bouwen e.d. gaat op de schop. Bestemmingsplannen komen niet meer terug. Omgevingsvergunningen wel, maar niet zoals we ze nu kennen.

    Het motto van de nieuwe wet is: ‘ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit’. Een prachtig uitgangspunt! Bundeling van alle regelingen in 1 wet moet de inzichtelijkheid van de regelgeving vergoten en de leefomgeving centraal stellen. Er komt ruimte voor maatwerk en procedures zijn korter.

    De praktijk zal gaan uitwijzen of de ambitieuze doelen van de regering daadwerkelijk kunnen worden waargemaakt met de nieuwe wet. We moeten er in ieder geval rekening mee houden dat er nog veel onduidelijk zal zijn de eerste tijd na inwerkingtreding van de wet. Dat kan een reden zijn om voor die tijd – en misschien dus wel dit jaar nog – aanvragen voor nieuwe ontwikkelingen in te dienen. Niet dat ons huidige stelsel nou uitblinkt in duidelijkheid. Jarenlange ervaring met het stelsel heeft ons alleen wel zicht op de mogelijke knelpunten gegeven. Zeker voor ontwikkelaars van vastgoed is dat toch vaak van groot belang.

    Om voorbereid te zijn op de mogelijke komst van de Omgevingswet, hebben we voorzichtig de datum van donderdag 3 juni a.s. gemarkeerd voor een workshop van ca. 2 uur over de nieuwe Omgevingswet en de praktische toepassing daarvan voor (ver)bouwen en ontwikkelingen. Als we tegen die tijd weer bij elkaar mogen komen, al dan niet in een ruime zaal om de 1,5 meter te kunnen waarborgen, dan hopen we u over dit onderwerp te kunnen bijpraten. Mocht u zich voor deze workshop alvast willen inschrijven, mailt u dan naar: sascha.stavenuiter@actlegal-fort.com.

     

  • Uitstel invoering Omgevingswet

    Uitstel invoering Omgevingswet

    De geplande ingangsdatum van de Omgevingswet is verplaatst. Dit heeft demissionair minister van Infrastructuur & Milieu Schultz aangekondigd in een interview met Binnenlands Bestuur.

    Het plan was dat de nieuwe Omgevingswet per 1 juli 2019 in werking zou treden. Deze planning zal dus niet gehaald worden. Minister Schultz doet geen uitspraken over wanneer de wet dan wel zal worden ingevoerd. Wel geeft zij aan dat deze zomer een definitief besluit volgt over de termijn van invoering.

    Het doel van de Omgevingswet

    Het doel van de Omgevingswet is het vereenvoudigen en samenvoegen van de regels voor ruimtelijke ontwikkeling in één wet. De wet moet leiden tot betere mogelijkheden voor integraal beleid, tot een betere bruikbaarheid en substantiële vereenvoudiging van het omgevingsrecht. Plannen en vergunningen worden zo veel mogelijk gebundeld en procedures worden sneller. Met de Omgevingswet wordt – ter vervanging van het huidige bestemmingsplan – een belangrijk nieuw instrument geïntroduceerd waarmee regels worden gesteld: het omgevingsplan. De gemeenteraad is verplicht hierin de regels op te nemen voor de ‘fysieke leefomgeving’.

    De Omgevingswet is het fundament voor de hiervoor genoemde doelen, maar een groot deel van de voordelen zal worden gerealiseerd door het opstellen van de bijbehorende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Het is daarom cruciaal dat de uitvoeringsregelgeving op zorgvuldige wijze tot stand komt en daar is meer tijd voor nodig, aldus minister Schultz. De benodigde complexe juridische aanpassingen zijn de reden voor het uitstel van de invoering. Hiermee doelt minister Schultz op de complexiteit van de ministeriële regelingen en de aanvullingswetten.

    De vraag is in hoeverre het uitstel van de invoering van de Omgevingswet problemen oplevert. Volgens Schultz heeft het uitstel vooralsnog in ieder geval geen gevolgen voor de uiteindelijke einddatum van de transitie in 2029. Vanaf 2029 kan dus niet langer worden teruggegrepen op het oude stelsel. Alle gemeenten moeten vanaf dat moment onder andere een omgevingsvisie hebben vastgesteld en moeten werken met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO): het Omgevingsloket.

    Het uitstel van de invoering van de Omgevingswet betekent dus niet dat overheden nu achterover kunnen leunen. Overigens is de transitie al in volle gang, met het leren werken met de Omgevingswet en het nieuwe digitale loket. Alle overheden geven aan op schema te lopen met de implementatie.

    Op verschillende plaatsen wordt in de Crisis- en Herstelwet momenteel al bij wijze van experiment vooruitgelopen op de Omgevingswet. Artikel 7c Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet omvat bijvoorbeeld het experiment ‘bestemmingsplan met verbrede reikwijdte’. Het experiment is bedoeld om een ‘omgevingsplanachtig’ bestemmingsplan vast te stellen. Bij vaststelling van zo’n bestemmingsplan mag worden afgeweken van een aantal wetten en besluiten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, het besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op deze manier kunnen overheden alvast ‘oefenen’ met de op handen zijnde wet.

    Het is dus nog even afwachten wat de nieuwe datum van invoering van de Omgevingswet zal zijn: in de tussentijd gaat de transitie gewoon door.

    Bekijk hier het interview met minister Schultz.

  • Het relativiteitsbeginsel: roet in de ontwikkeling van de concurrent?

    Het relativiteitsbeginsel: roet in de ontwikkeling van de concurrent?

    Achtergrond relativiteitsbeginsel

    In de praktijk komt het regelmatig voor dat partijen niet blij zijn met de komst van een nieuwe speler op de markt. Dit hebben we de laatste jaren veelvuldig gezien bij bijvoorbeeld nieuwe vestigingen van bouwmarkten en supermarkten. Zodra een supermarkt een nieuwe vestiging op een nieuwe locatie wil openen, wordt tegen de daarvoor benodigde bestemmingsplanwijziging of omgevingsvergunning bezwaar gemaakt dan wel beroep ingesteld door concurrerende supermarkten.

    Ook in andere branches worden plannen van een concurrent soms tegengehouden dan wel vertraagd door het instellen van bestuursrechtelijke procedures tegen de benodigde omgevingsvergunningen of wijzigingen van het bestemmingsplan. Partijen dienen bij dergelijke procedures rekening te houden met het zogenaamde ‘relativiteitsbeginsel’, in dit blog meer hierover.

    In dit blog heb ik het omwille van de leesbaarheid alleen over (bezwaar maken/(hoger) beroep instellen tegen) omgevingsvergunningen. Vaak zal het echter eveneens gaan over het indienen van zienswijzen tegen ontwerp-omgevingsvergunningen dan wel tegen ontwerp-bestemmingsplannen en (hoger) beroep tegen de vastgestelde besluiten.

    Concurrenten als bezwaarmakers

    Mag je als concurrent zomaar de plannen van een ander dwarsbomen door bezwaar te maken tegen een verleende omgevingsvergunning of beroep in te stellen tegen een bestemmingsplanwijziging? Op zichzelf staat deze handelswijze de concurrenten vrij. In het bestuursrecht kan een concurrent als ‘belanghebbende’ aangemerkt worden bij een omgevingsvergunning of bestemmingsplan, zodat daartegen bezwaar kan worden gemaakt en (hoger) beroep worden ingesteld.

    Het moet dan wel gaan om een concurrent die in dezelfde markt en hetzelfde verzorgingsgebied opereert als de partij aan wie de omgevingsvergunning is verleend. Wat als dezelfde markt en hetzelfde verzorgingsgebied heeft te gelden, staat niet op voorhand vast. Een supermarkt in Amsterdam heeft  immers een heel ander verzorgingsgebied dan een supermarkt in een dorpje in Friesland. Dit zal dan ook per geval moeten worden beoordeeld.

    Als je eenmaal bestuursrechtelijk gezien als concurrent wordt aangemerkt, kun je vrij makkelijk roet in het eten van je concurrent strooien. Het indienen van bezwaar en (hoger) beroep is een eenvoudige manier om je concurrentie (een tijdje) buiten spel te zetten.

    Relativiteitsbeginsel

    Er zitten echter wel wat beperkingen aan de mogelijkheden om bezwaar en (hoger) beroep in te stellen. Sinds 1 januari 2013 geldt in het bestuursrecht het zogenaamde ‘relativiteitsbeginsel’. Dit vereiste houdt in dat een bestuursrechter een overheidsbesluit niet mag toetsen aan een norm, die kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van de partij die een beroep doet op die norm.

    Op grond van het relativiteitsbeginsel moet er een verband bestaan tussen de gronden die de concurrent aanvoert en de belangen waarin hij door de ontwikkeling dreigt te worden geschaad. Als een dergelijk verband niet aanwezig is, dan mag de bestuursrechter het overheidsbesluit niet vernietigen vanwege de aangevoerde grond van de concurrent.

    Een voorbeeld: als het bestemmingsplan dat een nieuwe supermarkt mogelijk maakt in strijd is met de regelgeving die te weinig parkeerplaatsen voorschrijft, dan kan de concurrent-supermarkt dit wel aanvoeren als beroepsgrond tegen het bestemmingsplan, maar zal dit niet voor vernietiging daarvan kunnen zorgen. De concurrerende supermarkt heeft er immers zelf geen belang bij dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Dit is slechts anders als de supermarkt zo dichtbij de concurrent is gelegen dat hij zelf last zal ondervinden van het tekort aan parkeerplaatsen, bijvoorbeeld als door het parkeertekort de straten rondom de supermarkt zelf vol worden geparkeerd.

    De concurrent moet derhalve wel zelf in een belang worden geschaad om bij de rechter uiteindelijk een vernietiging van het overheidsbesluit ten behoeve van de ontwikkeling van de concurrent te kunnen bewerkstelligen.

    Uitspraak van 16 maart 2016

    Op woensdag 16 maart 2016 heeft de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), uitspraak gedaan in een zaak over een nieuwe vestiging van Hornbach in Zwolle. Met het oog op die nieuwe vestiging heeft de gemeenteraad van de gemeente Zwolle het bestemmingsplan ‘Blaloweg en Katwolderweg (voormalig Shell-terrein en omgeving)’ vastgesteld.

    Tegen dit besluit hebben twee concurrerende bouwmarkten en omwonenden beroep ingesteld. Een van die bouwmarkten stelt dat het besluit onder meer in strijd is met regelgeving op het gebied van milieu en veiligheid, omdat  de bouwmarkt deels kan worden ontwikkeld vlakbij een vestiging van Argos Oil. Volgens de gemeenteraad  van Zwolle strekken deze normen op het gebied van milieu en veiligheid niet tot bescherming van de concurrentiebelangen van de bouwmarkt, zodat het besluit niet op die gronden kan worden vernietigd vanwege het relativiteitsbeginsel.

    In de uitspraak van afgelopen woensdag geeft de Afdeling nu aan dat de toepassing van het relativiteitsvereiste gecorrigeerd moet worden bij een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. In zo’n geval kan een concurrent bereiken dat de rechter toch beoordeelt of een norm is geschonden terwijl die norm niet geschreven is om zijn belangen te beschermen. Deze correctie op het relativiteitsvereiste in het bestuursrecht is geïnspireerd op de zogenoemde correctie Langemeijer die in het civiele recht al langer bestaat.

    Wil zo’n beroep kunnen slagen, dan moet wel aan bepaalde vereisten worden voldaan. In dit geval heeft de bouwmarkt niet aannemelijk gemaakt dat bij haar concrete verwachtingen zijn gewekt dat zij zou worden beschermd door de normen waarop zij een beroep doet. De enkele stelling dat zij mocht verwachten dat de overheid in overeenstemming handelt met de geldende normen is daarvoor niet genoeg. Ook heeft de bouwmarkt niet gesteld dat zij in vergelijkbare gevallen aan normen moet voldoen die vergelijkbaar zijn aan de normen waarop zij in deze procedure een beroep doet.

    Daarom kan de bouwmarkt geen geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Als gevolg hiervan heeft de Afdeling niet beoordeeld of de normen die de belangen van de bouwmarkt niet beschermen, in deze zaak geschonden zijn. Het beroep van de bouwmarkt faalt. Het bestemmingsplan dat de Hornbach mogelijk maakt, blijft dan ook in stand.

    Conclusie

    Concurrenten hebben de afgelopen jaren flink tegen elkaars omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen geprocedeerd. Het relativiteitsbeginsel dat per 1 januari 2013 in het leven is geroepen, heeft de mogelijkheden daartoe wel beperkt. Helemaal uitgekristalliseerd is één en ander nog niet, maar er lijkt nu toch weer wat ruimte te zijn voor concurrenten. Het zal evenwel niet makkelijk worden om aan de voorwaarden te kunnen voldoen om het relativiteitsbeginsel aan de kant te zetten. Ik ben benieuwd hoe deze nieuwe lijn van de Afdeling de komende tijd zal uitwerken.

  • Waarom de publicatie van vergunningen bijhouden?

    Waarom de publicatie van vergunningen bijhouden?

    Het is van belang dat u de publicaties van (voornemens tot) besluiten goed bijhoudt. Zo kan het zijn dat de gemeente een vergunning verleent om de mooie boom aan de straat voor uw huis te kappen of een vergunning aan het café op de hoek van de straat om het terras uit te breiden. Als u bezwaar wilt maken dan moet dat binnen de termijn: 6 weken na bekendmaking van de vergunning. Daarom is het verstandig om de gemeentelijke publicaties goed in de gaten te houden zodat u tijdig bezwaar kan maken.

    Hoe publicatie van vergunningen bijhouden?

    Publicaties bijhouden kan op een aantal manieren.

    Vele gemeenten publiceren nog altijd een papieren versie, die aan huis wordt bezorgd. Daarin worden alle (voornemens tot) besluiten van de  gemeente (en soms ook van andere bestuursorganen) gepubliceerd.

    Maar let op:  Veel gemeenten maken de overstap van een papierenversie van het publicatieblad naar een digitale versie. Zo heeft de gemeente Amsterdam onlangs aangegeven dat per 1 januari 2015 de Verordening elektronische kennisgeving en bekendmaking in werking is getreden. Officiële bekendmakingen van de gemeente Amsterdam worden niet langer in het papieren gemeenteblad, Stadsblad de Echo of andere huis-aan-huisbladen gepubliceerd maar op www.amsterdam.nl/bekendmakingen.

    Op de website www.overheid.nl is het mogelijk om een e-mail alert in te stellen voor aangevraagde en verleende vergunningen of wijzigingen in de bestemmingsplannen binnen een bepaalde straal rondom uw woning.

    Op www.officielebekendmakingen.nl kunt u gepubliceerde officiële bekendmakingen uit de Staatscourant, het Staatsblad en het Tractatenblad plus het gemeenteblad, provinciaal blad, waterschapsblad en blad gemeentelijke regeling van deelnemende overheden terugvinden.

    Niet eens met een (voornemen) tot een besluit?

    Leest u in het gemeentelijk publicatieblad of digitaal dat er een (voornemen) tot een besluit is waar u het niet mee eens bent, dan kunt u hiertegen bezwaar maken/ een zienswijze indienen. Wij zijn u daar graag bij van dienst.

  • Speelgoed behoort niet tot eerste levensbehoeften

    Speelgoed behoort niet tot eerste levensbehoeften

    Er is weer nieuws over branchering, leegstand en bestemmingsplan: een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 18 september 2013.

    De casus
    Een aantal bedrijven, waaronder speelgoedwinkel Toychamp, heeft beroep ingesteld tegen bestemmingsplan ‘De Zeeland’. Toychamp gaat in beroep omdat in het bestemmingsplan binnen een afstand van 1km van Toychamp een nieuwe speelgoedwinkel van Intertoys mogelijk wordt gemaakt. Volgens Toychamp zal dat tot ontwrichting van de markt leiden en bestaat er geen marktruimte voor Intertoys. Dit alles zal leiden tot banenverlies en leegstand volgens Toychamp.

    De gemeenteraad stelt daartegenover dat uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen reden bestaat te vrezen voor ontwrichting van de (speelgoedwinkel)markt. Volgens de raad blijft een voldoende voorzieningenniveau behouden en behoeft voor leegstand niet te worden gevreesd.

    Het oordeel van de Afdeling
    De Afdeling herhaalt eerst haar vaste jurisprudentie: de Wro is niet bedoeld om bedrijven tegen concurrentie te beschermen. Concurrentieverhoudingen zijn bij een planologische belangenafweging in beginsel niet relevant, tenzij zich een duurzame ontwrichting van het voorzieningenpatroon zal voordoen.

    Onder duurzame ontwrichting wordt verstaan: dat er zoveel winkels moeten sluiten (door de over-concurrentie) dat voor de inwoners van een bepaald gebied geen voldoende voorzieningenniveau behouden blijft in die zin dat zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun ‘dagelijkse én hun niet–dagelijkse maar wel geregelde inkopen’ kunnen doen.

    In deze uitspraak haalt de Afdeling echter een streep door het criterium van de dagelijkse en niet-dagelijkse maar wel geregelde inkopen. Vanaf nu zijn alleen de eerste levensbehoeften nog relevant, als het gaat om het oordeel of sprake kan zijn duurzame ontwrichting. Spijtig voor Toychamp, want de Afdeling oordeelt dat speelgoed niet tot de eerste levensbehoeften behoort.

    Leegstand
    Maar Toychamp heeft nog een ijzer in het vuur (zie ook mijn blogs van maart en juni). Toychamp heeft namelijk ook vrees voor leegstand aangevoerd. De Afdeling overweegt dan dat onder omstandigheden overcapaciteit inderdaad kan leiden tot (een toename van) leegstand en dat dit tot negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat en het ondernemersklimaat kan leiden. Maar, zo oordeelt de Afdeling, uit de berekeningen van Toychamp blijkt onvoldoende dat de komst van Intertoys zal leiden tot dergelijke leegstand.

    Ook hier vangt Toychamp dus bot.  Op naar de volgende ronde.

    Auteur: Floor Frank
    Voor vragen kunt u zich wenden tot Sascha Stavenuiter of per telefoon via nummer 020-66455111.

  • Amsterdam mag erfpacht aanpassen

    Onrust onder erfpachters in Amsterdam. De gemeente Amsterdam mag de canon – de jaarlijkse vergoeding voor de erfpacht – op basis van de huidige marktwaarde herzien. Dat heeft de rechtbank op 5 juni 2013 bepaald in een rechtszaak die verschillende huiseigenaren tegen de gemeente hadden aangespannen.

    De rechtbank vat de kwestie als volgt samen (Bron: rechtspraak.nl) http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Amsterdam/Nieuws/Pages/Amsterdam-mag-erfpacht-aanpassen.aspx):
    “In Amsterdam staan verreweg de meeste woningen op grond die eigendom is van de gemeente. Voor het gebruik van die grond betalen de bewoners een jaarlijkse pachtsom: de canon. Bij het afsluiten van de canon werd destijds afgesproken dat de gemeente deze na een termijn van 75 jaar kon herzien op basis van een onafhankelijk deskundig oordeel. Die termijn is verlopen en nu wil de gemeente de canon aanpassen.

    De Stichting Erfpachters Belang (SEBA) en een aantal particuliere bewoners zijn het daarmee oneens. Omdat er destijds geen herzieningsbepaling met die strekking in de vestigingsakte was opgenomen, mag de canon volgens hen nu niet worden herzien op basis van de huidige marktwaarde van de grond. Ook menen zij dat de deskundigenrapporten, waarop de gemeente de huidige herziening baseert, uitgaan van verkeerde uitgangspunten en rekenmethoden.

    De rechtbank Amsterdam oordeelt anders: omdat een herziening van de canon wel is voorzien in de Algemene Bepalingen mag de gemeente deze wel degelijk doorvoeren. Daarnaast geldt dat de deskundigen zelf mogen bepalen welke uitgangspunten en methoden ze hanteren. Kortom: herziening van de canon op grond van de huidige marktwaarde van de grond is toegestaan. Wel vindt de rechtbank dat de deskundigen beter hadden moeten uitleggen hoe ze tot hun oordeel zijn gekomen.”

    Naar verwachting volgen er komende tijd nog meer uitspraken over dit onderwerp. En: de gemeente is momenteel ook bezig met een herziening van het erfpachtstelsel; daarover binnenkort meer.

    Auteurs: Dick de Gelder en Floor Frank
    Voor vragen kunt u zich wenden tot de sectie Bestuursrecht.

  • Actualiseringsplicht bestemmingsplannen

    Actualiseringsplicht bestemmingsplannen

    In ‘gemeenteland’ was 1 juli 2013 een belangrijke datum. Op die datum moesten bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar geactualiseerd zijn. Als een gemeente niet tijdig heeft  voldaan aan die plicht, dan staat daar een sanctie op:  de gemeente mag in veel gevallen geen leges vorderen voor  diensten die verband houden met het bestemmingsplan.  Als eenmaal een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld dan herleeft de bevoegdheid tot het heffen van leges. Die bevoegdheid ziet dan alleen op verzoeken die betrekking hebben op het nieuwe bestemmingsplan en na de vaststelling van dat nieuwe plan zijn ontstaan.

    Diensten die verband houden met het bestemmingsplan
    Over welke diensten gaat het hier dan? De wet omschrijft dat niet exact, maar denk vooral aan het in behandeling nemen van aanvragen van een omgevingsvergunning waarbij moet worden getoetst aan het  niet tijdig geactualiseerde bestemmingsplan.

    Volgens ons geldt de legessanctie niet alleen voor bouwplannen die binnen het (niet geactualiseerde) bestemmingsplan passen, maar ook voor bouwplannen die niet binnen het bestemmingsplan passen en waarvoor een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is.

    Kortom: de legessanctie geldt indien de legesheffing verband houdt met het niet tijdig geactualiseerde bestemmingsplan, ongeacht de vraag of het bouwplan volgens dat bestemmingsplan wel of niet is toegestaan.

    Tip: mocht u bouwplannen hebben, dan kan het zinvol zijn snel een aanvraag in te dienen voordat een bestemmingsplan geactualiseerd is.

    Auteur: Gerben Schut.

    Voor vragen kunt u zich wenden tot Sascha Stavenuiter of per telefoon via nummer 020-66455111.

  • Nieuwsupdate illegale hotels

    Nieuwsupdate illegale hotels

    In Amsterdam doen de Dienst Wonen, Zorg en Samenleven en het Stadsdeel Centrum gezamenlijk onderzoek naar illegale hotels. Uit onderstaand artikel – dat is gepubliceerd op de website van de gemeente Amsterdam – blijkt dat streng wordt gehandhaafd. Bij constatering van een illegaal hotel volgen hoge bestuurlijke boetes.

    Onze tip: maak direct bezwaar tegen een opgelegde boete!

    “Recordboete voor illegaal hotel

    De gemeente Amsterdam heeft de eigenaar en beheerder van een pand aan de Keizersgracht deze week een recordboete van € 144.000 opgelegd voor het illegaal exploiteren van een hotel.

    Eind februari werd het illegale hotel gesloten na een gezamenlijke controle van de dienst Wonen, Zorg en Samenleven (WZS), Stadsdeel Centrum en Brandweer Amsterdam-Amstelland. Tijdens de controle bleken zes brandonveilige appartementen in het pand zonder vergunningen aan toeristen te worden verhuurd.

    Illegale hotels vormen een steeds groter probleem in de stad. Wethouder Freek Ossel (Wonen): “Brandonveiligheid en overlast in de buurt komt nog teveel voor in deze stad. Ook worden duizenden woningen zo vrijwel permanent aan de woningvoorraad onttrokken. Door middel van strenge handhaving willen we dit stevig aanpakken.”

    Door de samenwerking tussen verschillende gemeentelijke onderdelen wordt er strenger gecontroleerd op illegale hotels. Samen met hoge boetes en in veel gevallen sluiting van een pand wil de gemeente eigenaren dwingen om de regels te volgen en de overlast terug te dringen. Vanaf eind 2012 zijn er zes illegale hotels met totaal 42 appartementen gesloten en beboet. Meestal ontbraken essentiële brandveiligheidsvoorzieningen waardoor gebruikers van het pand in geval van brand onvoldoende tijd hebben om veilig buiten te komen. De illegale hotels werden ondermeer gevonden door meldingen en klachten van bewoners, door internetonderzoek en door onderzoek op straat.

    Op dit moment doen de dienst WZS en Stadsdeel Centrum onderzoek naar enkele honderden vermoedelijk illegale hotels in de stad. In de komende weken volgen er meerdere boetes voor eigenaren waarvan de hoogste € 96.000 bedraagt.

     

    Bron: Gemeente Amsterdam: recordboete illegale hotels

  • Vrees voor leegstand

    Vrees voor leegstand
    Deze week aandacht voor een uitspraak waarin mogelijke leegstand een rol speelt. In dit geval bij de vraag of een eigenaar wegens vrees voor leegstand een beroep kan instellen tegen een bestemmingsplan (27 maart 2013, Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (LJN BZ7507).


    De casus 

    Wereldhave is eigenaar/verhuurder van winkelpanden in een winkelcentrum te Woensel. In dat winkelcentrum is een aantal sportwinkels. Er wordt een bestemmingsplan vastgesteld dat ziet op een plangebied 8 km verderop, waarin de mogelijkheid van een aantal sportwinkels wordt geregeld. Wereldhave stelt beroep in tegen het bestemmingsplan. Ook de VvE van panden in het winkelcentrum stelt beroep in. Zowel Wereldhave als de VvE stellen dat zij belanghebbende zijn bij het bestemmingsplan 8 km verderop, omdat er door dat bestemmingsplan concurrentie zal ontstaan voor de 2 sportzaken die al gevestigd zijn in ‘hun’ winkelcentrum Woensel. Ook stellen zij dat de verhuurbaarheid zal verminderen van de panden die nu als sportzaak worden verhuurd. Oftewel: vermogenssschade door mogelijke leegstand/ lagere huurprijzen.

    Helaas, niet ontvankelijk
    Helaas, dit redt het niet. De Afdeling oordeelt: de mogelijke aantasting van de concurrentiepositie van de 2 sportzaken in het winkelcentrum als gevolg van het bestemmingsplan, is een belang van de exploitanten van de 2 sportzaken. De verminderde verhuurbaarheid van die panden is evenmin voldoende om Wereldhave als belanghebbende aan te merken. Volgens de Afdeling is het mogelijk negatieve effect op de verhuurbaarheid van de panden van Wereldhave – in dit geval – geen rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang. De Afdeling vindt daarbij relevant dat de gevreesde nieuwe concurrentie op 8 km van het winkelcentrum ligt, én dat niet is gebleken dat de 2 panden van Wereldhave uitsluitend voor een sportzaak kunnen worden gebruikt. Kortom, Wereldhave heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk schade zal kunnen lijden door het bestemmingsplan. Conclusie: niet ontvankelijk.

    Nu weet ik niet met welke argumenten Wereldhave precies haar beroep heeft onderbouwd. Heeft zij bijvoorbeeld ook als argument naar voren gebracht dat de beide winkels specifiek geschikt zijn (gemaakt) als sportzaak en er daartoe forse investeringen zijn gedaan zodat de exploitatie niet makkelijk inwisselbaar is naar een ander type winkel, zodra de sportzaak weggeconcureerd wordt? Of heeft zij gesteld en onderbouwd (NB dat lijkt mij bijzonder lastig) dat alle andere branches al volop bezet zijn in het winkelcentrum en dat daarom eigenlijk alleen nog behoefte bestaat aan sportzaken? En: zouden die argumenten dan wél hebben geholpen om de Afdeling tot andere gedachten te brengen? Wellicht, maar al met al zal het een lastige kluif zijn.

    Ook de VVE redt het niet. De Afdeling overweegt dat uit de statuten van de VvE wel blijkt dat de vereniging ten doel heeft de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de leden in de ruimste zin des woords. De VVE komt dus op voor het collectief belang. De Afdeling oordeelt echter dat in dit geval de VvE niet is gebleken dat de VVE dat collectieve belang probeert te behartigen; volgens de Afdeling behartigt zij alleen het belang van Wereldhave. De VVE heeft dus geen rechtsreeks belang bij haar beroep en is niet-ontvankelijk.

    Tip
    Uit de uitspraak blijkt niet of ook de exploitanten van de sportzaken beroep hebben ingesteld. Ik weet ook niet of Wereldhave daarop heeft aangedrongen bij deze exploitanten; dat zou in elk geval verstandig zijn geweest. Mijn advies: altijd doen.

    Auteur: Floor Frank

    Voor vragen kunt u zich wenden tot Sascha Stavenuiter of per telefoon via nummer 020-66455111.