Auteur: Frank Barneveld

  • Huur van woonruimtes en oneerlijke (huurprijs)bedingen

    Huur van woonruimtes en oneerlijke (huurprijs)bedingen

    Huur van woonruimtes en oneerlijke (huurprijs)bedingen

    17 november 2023, whitepaper geschreven door Frank Barneveld

     

    Meer informatie over de whitepaper of andere vastgoed gerelateerde zaken? Neem contact op met onze sectie vastgoed.

    [pdf-embedder url=”https://www.actlegal-netherlands.com/wp-content/uploads/Huur-van-woonruimtes-en-oneerlijke-huurprijsbedingen_compressed-1.pdf”]

    Vul hieronder je mailadres in en je ontvangt direct de link waarmee u de whitepaper kunt downloaden in uw mailbox.

    [gravityform id=”10″ title=”false” description=”false” ajax=”false”]
  • Hospitality, een on- of genodigde gast voor verenigingen van eigenaars?

    Hospitality, een on- of genodigde gast voor verenigingen van eigenaars?

    Hospitality, een on- of genodigde gast voor verenigingen van eigenaren?

    3 oktober 2023, door Frank Barneveld en Dirk van den Berg

     

    Nederland bouwt steeds meer de hoogte in. Het aantal hoogbouwtorens zal in 2040 zijn verdubbeld ten opzichte van 2020.[1] In deze torens worden ook hotels gevestigd, zodat de gebouwen in toenemende mate een omgeving bieden voor werk, wonen en vermaak. Dit wordt hybridisering genoemd, een meerzijdige invulling van een gebouw met woonruimte, horeca en retail. Dit geeft een extra dynamiek aan een gebouw en aan de ervaring van de bewoner, gast en  omwonende.

    Maar hoe verhouden verschillende eigenaren van een pand en hun behoeftes zich tot elkaar? Wat als het hotel een verbouwing vereist of wil uitbreiden? Kan een hotelier dit naar eigen inzicht doen of dient hij rekening te houden met de wensen en belangen van de andere eigenaren van het pand? In dit artikel praten wij je bij over hoe hoteliers als eigenaar of als huurder van een appartementsrecht binnen een gebouw zich moeten verhouden tot de andere eigenaren. Hiervoor is het allereerst van belang om te weten hoe het gedeelde eigendom van een vastgoedobject werkt, vervolgens schetsen wij een aantal problemen en hun oplossingen.

    Appartementsrechten

    Bij onroerende zaken (zoals gebouwen) geldt het principe dat alles wat vastzit aan de onroerende zaak één geheel vormt. Omdat de behoefte bestaat om een gebouw met meerdere eigenaren te delen, kent het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (‘BW’) zogeheten ‘appartementsrechten’. Een appartementsrecht heeft niet alleen betrekking op een ‘appartement’, maar zorgt ervoor dat meerdere (rechts)personen eigenaar kunnen zijn van een gebouw. Naast een aandeel in het gebouw hebben zij een exclusief gebruiksrecht voor een bepaald gedeelte daarvan (bijvoorbeeld de eerste verdieping of een woning). De eigenaar van een appartementsrecht heeft daarnaast het medegebruik van de gemeenschappelijke ruimtes (zoals de ingang, het dak een lobby etc.) maar ook de gemeenschappelijke zaken (zoals ventilatie, leidingen, bekabeling enz.). De verschillende eigenaren van een gebouw delen veel met elkaar. Dit kan vanzelfsprekend leiden tot verschillende visies en bedoelingen en daarmee tot conflicten.

    Om het gesplitste eigendom van een gebouw zo geordend en democratisch mogelijk te laten verlopen, heeft de Nederlandse Wetgever een aantal artikelen binnen het BW opgenomen om de rechten van elke eigenaar te waarborgen. Een van die artikelen bepaalt dat elk gebouw dat in eigendom wordt gesplitst een vereniging van eigenaren moet hebben (‘VvE’).

    De VvE houdt toezicht op de rechten van de appartementsrechthouders en voert het beheer over de gemeenschappelijke delen van het gebouw; dus niet over de delen die bestemd zijn om afzonderlijk door een eigenaar te worden gebruikt. Elke appartementseigenaar kan zijn eigen gedeelte dus inrichten als hij zelf wil. Zo is het mogelijk om het eigen appartementsrecht – bijvoorbeeld een hotel dat gebruikmaakt van de eerste vijf verdiepingen van een gebouw – zo te gebruiken en in te richten als de eigenaar van dat appartementsrecht wil. Hier zitten wel een aantal mitsen en maren aan. Zo moet een eigenaar van een appartementsrecht er altijd op letten dat zijn gebruik of gewenste veranderingen aan het gebouw niet botsen met de rechten van andere eigenaren. In dergelijke gevallen moet een hotelier eerst goedkeuring krijgen van de VvE om zijn plannen uit te voeren. Hier kan het in de praktijk nog wel eens misgaan.

    Botsende rechten en gevolgen – een aantal praktijk voorbeelden

    Met enige regelmaat komt het voor dat een eigenaar of huurder van een hotel zijn plannen niet kan realiseren omdat deze indruisen tegen de wensen van de VvE. Hieronder schetsen wij een tweetal voorbeelden.

    Verbouw van het gemeenschappelijke pand

    Een hotelexploitant bezit een aantal verdiepingen van een gebouw. Om de algehele ventilatie van de kamers en de afzuiging in de keuken van het restaurant te optimaliseren, wil de exploitant een nieuw ventilatiesysteem installeren. Om zijn plannen te realiseren, heeft hij een bouwkundig tekenaar en een aannemer plannen laten opstellen en heeft hij een vergunning van de gemeente aangevraagd en ontvangen.

    Ondanks dit alles is het voor de hotelexploitant niet mogelijk het ventilatiesysteem te installeren zonder goedkeuring van de VvE, omdat de veranderingen gevolgen hebben voor het gehele gebouw en de eigenaren van de overige appartemensrechten.

    Aankoop en exploitatie van andere delen van een pand

    Ook wanneer er in een pand al een hotel zit en de hotelexploitant extra appartemensrechten aankoopt om zijn exploitatie uit te breiden, geldt dat eerst toestemming nodig is van de andere eigenaren van het pand. In veel splitsingsaktes staat namelijk opgenomen dat een eigenaar van een appartementsrecht dat niet commercieel mag verhuren.

    Elke afzonderlijke ruimte in het gebouw heeft een bepaalde functie: de bestemming. Denk hierbij aan een woonbestemming, hotelbestemming of kantoorbestemming. Het kan dus zo zijn dat de eigenaar van het hotel die meer appartementen in een gebouw koopt, die uiteindelijk niet mag gebruiken voor de uitbreiding van het hotel, omdat de bestemming in de splitsingsakte zich hiertegen verzet.

    Vervangende machtiging van de rechter

    Een hotelexploitant doet er verstandig aan om zich goed in te lezen en rekening te houden met de regels in de splitsingsakte en (als dit er is) het huishoudelijk reglement. Een VvE kan niet zomaar een stokje voor de plannen van een hotelexploitant steken. Daarvoor moet een redelijke grond zijn. Bijvoorbeeld dat de eigenaren kunnen aantonen dat het pand, althans hun appartementsrechten, in waarde zullen dalen. Vaak wordt het argument gebruik dat (uitbreiding van de) exploitatie zal leiden tot overlast van gasten. Wanneer kan worden aangetoond dat de waarde niet zal dalen, of er afdoende maatregelen zullen worden getroffen om overlast tot een minimum te beperken, dan mag een VvE de plannen niet blokkeren. Mocht een VvE niet met de plannen van de hotelexploitant willen meewerken, dan kan de bij de rechter om een vervangende machtiging worden gevraagd.

    Wat zegt de splitsingsakte en het koop/huurcontract

    Het is van groot belang om goed te kijken naar de bepalingen in de splitsingsakte over het gebruik van het gemeenschappelijke pand. De splitsingsakte wordt tekstueel uitgelegd. Staat iets niet expliciet in de splitsingsakte opgeschreven, dan kan het zijn dat dit naar de tekstuele uitleg niet mag. Kijk dus goed of het is toegestaan om bepaalde appartementsrechten commercieel en voor hoteldoeleinden te verhuren.

    Ook bij gehuurde hotelruimte geldt dat goed moet worden gekeken of de verhuurder wel aan een hotelexploitant mag beloven dat deze in het gebouw een hotel mag exploiteren. Is dit niet het geval, dan kan het zomaar zijn dat de huurovereenkomst wel geldig is, maar de hotelexploitant als huurder geen gebruik kan maken van het gebouw en zijn schade bij de verhuurder verhaalt.

    Conclusie

    Wees je ervan bewust dat het delen van een pand met zich meebrengt dat je je als appartementsrechteigenaar moet verhouden tot de overige eigenaren van het pand. Bij uitbreiding van de hotelexploitatie, wijzigingen en verbouwingen kan het goed mogelijk zijn dat eerst toestemming moet worden verkregen van de VvE.

    [1]        Stichting Hoogbouw, Hoogbouw in Nederland 2020, december 2020.

  • De Wet Vaste Huurcontracten maakt huurcontracten voor onbepaalde tijd weer de norm

    De Wet Vaste Huurcontracten maakt huurcontracten voor onbepaalde tijd weer de norm

    De Wet Vaste Huurcontracten maakt huurcontracten voor onbepaalde tijd weer tot norm

    17 mei 2023, door Frank Barneveld, Dirk van den Berg en Helma Sengers

     

    Vlak voor de stemming in de Tweede Kamer op 18 april 2023 over de initiatiefwet vaste huurcontracten van Kamerleden Nijboer (PvdA) en Grinwis (CU) kwamen Kamerleden De Groot (VVD) en Geurts (CDA) met onverwachte amendementen op het voorstel. De wet is op 11 mei 2023 opnieuw besproken in een plenair debat in de Tweede Kamer en later dan gepland in stemming gebracht. Op 16 mei 2023 is de initiatiefwet aangenomen in de Tweede Kamer met enerzijds meer specifieke uitzonderingen en anderzijds een bredere beperking van tijdelijke contracten.

    Bij de vorige stemming waren slechts zelfstandige woonruimten onderdeel van het wetsvoorstel, maar op 16 mei 2023 kon er een Kamermeerderheid worden gevonden om daaraan onzelfstandige woonruimten toe te voegen. In dit blog praten wij je bij over het wetsvoorstel, de recente wijzigingen en wat het voor jou als verhuurder zou kunnen betekenen. Wij staan stil bij (i) de aanleiding van het wetsvoorstel, (ii) de beoogde uitzonderingen, (iii) de overgangsperiode en (iv) de mogelijke gevolgen voor de vastgoedmarkt.

    (i) Wetsvoorstel vaste huurcontracten en de aanleiding daartoe

    Het initiatiefwetsvoorstel vaste huurcontracten houdt in dat de mogelijkheid om tijdelijke huurcontracten af te sluiten die automatisch eindigen na het verloop van de bepaalde duur voor zowel zelfstandige als onzelfstandige woningen komt te vervallen. Momenteel kunnen huurders en verhuurders nog tijdelijke huurovereenkomsten met elkaar aangaan voor de duur van maximaal twee (2) jaar voor zelfstandige woonruimte en vijf (5) jaar voor onzelfstandige woonruimte.[1] Deze tijdelijke huurovereenkomsten hoeven niet te worden opgezegd, en eindigen van rechtswege als de verhuurder de huurder binnen het voorgeschreven tijdvak bericht dat de huurovereenkomst zal eindigen.

    De Tweede Kamer heeft, zoals gezegd, gisteren het wetsvoorstel aangenomen. De verwachting is dat het voorstel ook zal worden aangenomen in de Eerste Kamer.

    Door het aannemen van het wetsvoorstel zal een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd weer ‘de norm’ worden. Tijdelijke contracten werden steeds vaker afgesloten en zorgden volgens de initiatiefnemers voor onzekere situaties voor huurders en te hoog vastgestelde huurprijzen. Wanneer het voorstel daadwerkelijk wet wordt kunnen woningen en kamers in beginsel alleen nog voor onbepaalde duur (lees: zonder vaste einddatum) worden verhuurd en kan niet meer worden afgesproken dat het huurcontract automatisch eindigt.

    (ii) De beoogde uitzonderingen

    Volgens het aangenomen wetsvoorstel mag er onder specifieke voorwaarden toch een tijdelijk contract worden overeengekomen dat bij een tijdige mededeling van de verhuurder van rechtswege eindigt wanneer het gaat om  bij AMVB aan te wijzen categorieën waarbij gedacht kan worden aan:

    • (buitenlandse) huurders die voor studie en werk tijdelijk in een andere gemeente gaan werken of studeren;
    • huurders die wegens sloop of renovatie hun woning moeten verlaten en een tijdelijke woning moeten betrekken;
    • huurders uit de maatschappelijke opvang die in een sociale noodsituatie behoefte hebben aan een tijdelijke woonruimte of huurders met een tweede of laatste kans-huurovereenkomst.

    Gehandhaafd blijven de opzeggingsgronden gebaseerd op dringend eigen gebruik (de huurovereenkomst eindigt dan dus niet van rechtswege maar er moet worden opgezegd en indien de huurder niet in de opzegging toestemt moet de rechter de overeenkomst beëindigen) bij:

    • het opnieuw bewonen door de verhuurder of voorgaande huurder (tussenhuur/diplomatenclausule);
    • doelgroepencontracten van vijf jaar op basis van specifieke categorieën voor dringend eigen gebruik, bijvoorbeeld: voor jongeren, studenten, promovendi, ouderen en gehandicapten;
    • latere bewoning van een eerstegraads familielid (kinderen of ouders)

    Er komt een nieuwe opzeggrond bij voor partners die gaan samenwonen en – tijdens een proefperiode –hun woning willen verhuren. Zij kunnen bij het mislukken van de samenwoning een beroep doen op dringend eigen gebruik en bij het wel succesvol zijn van de samenwoning de huurovereenkomst beëindigen om de woning vrij van huur te kunnen verkopen. Zij moeten daarvoor wel trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan en zij kunnen deze grond maar één keer gebruiken, bovendien niet later dan twee jaar na ingang van de huurovereenkomst.

    Verder blijven er tijdelijke contracten bestaan voor verhuringen die naar hun aard van korte duur zijn, zoals vakantieverhuur en woningen die worden verhuurd krachtens de Leegstandwet.

    Er zijn dus enkele uitzonderingen, maar huurcontracten zullen voortaan in beginsel voor onbepaalde tijd worden gesloten.

    (iii) Overgangsperiode en handhaving

    Bij inwerkingtreding van de wet zal deze direct (!) van toepassing zijn op alle huurovereenkomsten die vanaf dat moment worden afgesloten. Voor huurovereenkomsten die daarvóór zijn gesloten blijft de oude (huidige) wetgeving met betrekking tot de tijdelijke duur van twee (2) of vijf (5) jaar nog wel gelden. Bij een volgende verhuring zal een tijdelijk contract echter niet meer mogelijk zijn, zodat de tijdelijke contracten na verloop van twee jaar vanzelf zullen uitsterven (voor onzelfstandige woonruimte na vijf jaar).

    De mogelijkheid om huurcontracten te sluiten die automatisch eindigen komt dus voor een groot deel te vervallen. Deze regels zijn van dwingend recht, zodat verhuurder en huurder daarvan niet kunnen afwijken. Doen partijen dit – buiten de toegelaten uitzonderingen – wel, bijvoorbeeld door toch af te spreken dat de huurovereenkomst automatisch eindigt als een bepaalde periode is verstreken, dan is dat deel van de overeenkomst niet van toepassing (nietig) en zal een rechter geen rekening houden met de afspraak dat het huurcontract automatisch eindigt.

    (iv) Gevolgen voor de huur- en vastgoedmarkt

    Hoewel het doel van het wetsvoorstel is om de positie van huurders te versterken, blijft het onzeker of de praktische gevolgen daadwerkelijk positief zullen zijn. Het is algemeen bekend dat veel verhuurders ervoor kiezen om hun woningen alleen op tijdelijke basis te verhuren en deze van de markt halen (bijvoorbeeld door verkoop) als het voorstel daadwerkelijk wet wordt. Dit zal resulteren in een afname van het aantal beschikbare huurwoningen, aangezien een deel van deze woningen wordt gekocht voor eigen bewoning bij verkoop. Bovendien zal de voorgestelde regelgeving waarschijnlijk negatieve gevolgen hebben voor nieuwkomers op de woningmarkt, omdat de mogelijkheid om enkele jaren op basis van tijdelijke contracten te huren voordat ze doorstromen naar reguliere verhuur of een koopwoning, wordt beperkt. Ook ten aanzien van studenten die vaak in een onzelfstandige huurwoning wonen is het maar de vraag of er wel voldoende kamers en huizen beschikbaar zullen zijn, aangezien de doorloop naar alle waarschijnlijkheid een stuk minder zal zijn. Een andere groep die nadelige gevolgen zal ondervinden door deze plannen, is de groep mensen die dringend behoefte heeft aan tijdelijke woonruimte, zoals bijvoorbeeld na een scheiding.

    Het is afwachten welke daadwerkelijke impact de wet zal hebben. In het wetsvoorstel is  een evaluatiemoment opgenomen. Binnen vijf jaar nadat de wet in werking is getreden, zal de minister moeten beoordelen hoe de wetgeving heeft uitgepakt.

    Conclusie

    Doordat de ‘Wet vaste huurcontracten’ door de Tweede Kamer is aangenomen is het tijdperk waarin tijdelijke huurcontracten die automatisch eindigen tot een einde gekomen, op de hierboven genoemde uitzonderingen na. Het enige dat daaraan in de weg zou kunnen staan is een veto van de Eerste Kamer. Gelet op de samenstelling daarvan zal dat waarschijnlijk niet gebeuren.

    [1]        Artikel 7:271 lid 1 sub a BW & artikel 7:271 lid 1 sub b BW.

  • Is het einde van de tijdelijke huurcontracten nabij?

    Is het einde van de tijdelijke huurcontracten nabij?

    Is het einde van de tijdelijke huurcontracten nabij?

    13 april 2023, door Helma Sengers en Frank Barneveld

     

    Wetsvoorstel vaste huurcontracten

    Op 11 april 2023 is het initiatiefwetsvoorstel vaste huurcontracten in de Tweede Kamer behandeld. Het voorstel houdt in dat de mogelijkheid om tijdelijke huurcontracten voor zelfstandige woningen af te sluiten komt te vervallen. Momenteel kunnen huurders en verhuurders nog tijdelijke huurovereenkomsten met elkaar aangaan voor de duur van maximaal twee (2) jaar.[1]

    Wat betekent de wet voor de huidige huurcontracten en voor verhuurders?

    In deze blog willen wij u meer vertellen over het wetsvoorstel en wat het voor u als verhuurder zou kunnen betekenen. Wij staan stil bij (i) de aanleiding voor het wetsvoorstel, (ii) de beoogde uitzonderingen, (iii) de overgangsperiode en (iv) de mogelijke gevolgen voor de vastgoedmarkt.

    (i) De aanleiding voor het wetsvoorstel

    Volgens de initiatiefnemers van het wetsvoorstel, Nijboer (PvdA) en Grinwis (CU), moet een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd weer ‘de norm’ worden. Tijdelijke contracten zorgen volgens hen op dit moment voor onzekere situaties voor huurders en te hoog vastgestelde huurprijzen. Doel van het voorstel is dus dat zelfstandige woningen alleen nog voor onbepaalde duur kunnen worden verhuurd.

    Hoewel de wet nog niet door de Tweede Kamer is aangenomen lijkt het erop dat er voldoende steun is voor het wetsvoorstel. Aanstaande dinsdag (18 april 2023) wordt hierover gestemd.

    (ii) De beoogde uitzonderingen

    In het wetsvoorstel en tijdens de parlementaire behandeling wordt een aantal uitzonderingen genoemd op de voorgestelde hoofdregel dat een huurcontract voor een zelfstandige woonruimte alleen voor onbepaalde tijd kan worden afgesloten. Volgens het wetsvoorstel mag er onder specifieke voorwaarden toch een tijdelijk contract worden overeengekomen wanneer gaat om:

    • het opnieuw bewonen door de verhuurder of voorgaande huurder;
    • doelgroepencontracten van vijf jaar op basis van specifieke categorieën voor dringend eigen gebruik, bijvoorbeeld: voor jongeren, studenten, promovendi, ouderen en gehandicapten;
    • verhuringen naar hun aard van korte duur, zoals vakantieverhuur;
    • verhuur ter voorkoming en vermindering van onnodige leegstand;

    Tijdens het debat zijn er verdere uitzonderingen besproken, waaronder voor private verhuurders die een woning aanhouden voor toekomstig gebruik door hun kinderen of ouders en voor speciale groepen zoals mensen die noodopvang nodig hebben. Het is nog niet zeker welke uitzonderingen er exact gaan gelden. Dat zal in de loop van de verdere parlementaire behandeling duidelijk worden. De Kamer is het er in ieder geval over eens dat huur voor onbepaalde tijd weer regel moet worden.

    Het contracteren voor een maximale termijn van vijf (5) jaar bij onzelfstandige woonruimten blijft overigens wél mogelijk.[2]

    (iii) Overgangsperiode en handhaving

    Bij inwerkingtreding van de wet zal deze direct (!) van toepassing zijn op alle huurovereenkomsten die vanaf dat moment worden afgesloten. Voor huurovereenkomsten die daarvóór zijn gesloten blijft de oude (huidige) wetgeving met betrekking tot de tijdelijke duur van twee (2) jaar nog wel gelden. Maar bij een volgende verhuring zal een tijdelijk contract niet meer mogelijk zijn, zodat de tijdelijke contracten na verloop van twee jaar vanzelf zullen uitsterven.

    Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal in het Burgerlijk Wetboek worden opgenomen dat (in principe) alleen nog huurcontracten voor onbepaalde tijd mogen worden aangegaan. Deze regel is van dwingend recht, zodat verhuurder en huurder daarvan niet kunnen afwijken. Doen partijen dit wel, bijvoorbeeld door toch een bepaalde tijd overeen te komen, dan is dat deel van de overeenkomst niet van toepassing (nietig) en zal een rechter geen rekening houden met de afspraak dat het huurcontract voor bepaalde tijd geldt.

    (iv) Gevolgen voor de huur- en vastgoedmarkt

    Hoewel de plannen volgens de indieners van het wetsvoorstel bedoeld zijn om de positie van huurders te verstevigen, is het allerminst zeker of invoering van het wetsvoorstel ook in de praktijk positief zal uitpakken.

    Bekend is dat veel verhuurders hun woningen alleen op tijdelijke basis willen verhuren en deze van de markt zullen halen (bijvoorbeeld door verkoop) indien het wetsvoorstel wordt aangenomen. Hierdoor zal het aantal woningen dat beschikbaar is voor verhuur afnemen, onder meer omdat bij verkoop een deel ervan gekocht zal worden ten behoeve van eigen bewoning. Ook is de regelgeving waarschijnlijk slecht nieuws voor nieuwkomers op de woningmarkt; de kans dat zij hun wooncarrière kunnen beginnen door enkele jaren op basis van tijdelijke contracten te huren alvorens door te stromen naar de reguliere verhuur of een koopwoning neemt door de het voorstel af. Een andere groep die door de plannen getroffen zal worden is de groep van personen die snel tijdelijke woonruimte nodig heeft, bijvoorbeeld door een scheiding.

    Welke impact de wet daadwerkelijk heeft zal moeten worden afgewacht. Het wetsvoorstel voorziet in een evaluatiemoment. Binnen vijf (5) jaar nadat de wet in werking is getreden zal de minister moeten evalueren  hoe de wetgeving heeft uitgepakt.

    Conclusie

    De kans is groot dat de ‘Wet vaste huurcontracten’ binnenkort door de Tweede Kamer zal worden aangenomen en dat het tijdperk waarin tijdelijke huurcontracten mogelijk zijn tot een einde komt. Daarvoor is echter nodig dat ook de Eerste Kamer met het voorstel instemt. Gelet op de samenstelling van de Eerste Kamer lijkt dat waarschijnlijk.

    [1]        Artikel 7:271 lid 1 sub a BW.

    [2]        Artikel 7:271 lid 1 sub b BW.