Auteur: Derk van Geel

  • Hoge Raad: faillissementspauliana geen grondslag voor vernietiging van een juridische splitsing

    Juridische afsplitsing

    Een vennootschap kan door een juridische afsplitsing haar vermogen overdragen aan een of meer nieuwe vennootschappen. De vennootschap waarvan wordt afgesplitst heeft normaal gesproken diverse contractspartijen, zoals bijvoorbeeld de verhuurder van haar winkelruimte. Bij een afsplitsing kan de huurovereenkomst dan worden overgedragen op een van de verkrijgende vennootschappen. Dit zorgt ervoor dat de verhuurder tegen zijn zin te maken krijgt met een nieuwe huurder. Deze kan financieel zwakker zijn dan zijn eerdere huurder. Mogelijk gaat de nieuwe huurder zelfs op korte termijn failliet.

    Verzet

    Voor de splitsing is geen medewerking van contractspartijen nodig. Deze partijen staan echter niet per se met lege handen: de wet geeft hen – in sommige gevallen – mogelijkheden in verzet te gaan tegen een (voorgenomen) splitsing. FORT heeft recent een artikel gepubliceerd waarin deze mogelijkheden worden besproken. Ook wordt in het artikel besproken hoe een verhuurder – in een vroeg stadium – waarborgen kan bedingen voor het geval een huurder over wil gaan tot splitsing.

    Naast de mogelijkheden van verzet en het bedingen van waarborgen kan een splitsing in beperkte gevallen ook (door de rechter) worden vernietigd (artikel 2:334u BW). In geval van faillissement is een belangrijke vraag of ook een curator de splitsing kan terugdraaien (op grond van artikel 42 Faillissementswet). Het idee van artikel 42 Fw is dat een curator onder omstandigheden een vroegere rechtshandeling van een vennootschap kan vernietigen als deze onverplicht was aangegaan en de schuldeisers van de failliete partij daardoor zijn benadeeld. Voor de verhuurder kan dit relevant zijn omdat bij een vernietiging van de splitsing de eerste (wellicht gezondere) vennootschap weer in beeld komt.

    Faillissementspauliana

    In een recent arrest van de Hoge Raad is deze vraag aan de orde gekomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat naast de gronden van artikel 2:334u BW, geen plaats is voor vernietiging van een splitsing op grond van de faillissementspauliana. De gronden om een splitsing te vernietigen zijn dus uitputtend geregeld in artikel 2:334u BW. Voor bijvoorbeeld een verhuurder is het daarom belangrijk direct in actie te komen zodra een huurder het voornemen tot splitsing kenbaar heeft gemaakt.

    In genoemd door Fort Advocaten gepubliceerd artikel over de juridische splitsing, wordt het splitsingstraject en de juridische positie van huurder en verhuurder uitgebreid behandeld.

  • Financieel in zwaar weer: het reddingsplan

    Een belangrijk deel van mijn praktijk bestaat uit het begeleiden en adviseren van ondernemers bij het zoeken naar een uitweg. De onderneming kan door allerlei omstandigheden in financieel zwaar weer zijn geraakt. De bank begint zich zorgen te maken. Soms is het krediet al opgezegd. Andere reorganisatiepogingen of herfinanciering is mislukt. Wat dan?

    Als er niets gebeurt lijkt een faillissement onafwendbaar. Maar game over is het zeker niet. Het doel is dan aan de ene kant om de onderneming de redden en aan de andere kant de ondernemer zelf te behoeden voor misstappen.

    Om hierin goed te adviseren is een belangrijke rol weggelegd voor de accountant. Deze is toch vaak de eerste adviseur en zit al lang dicht op de onderneming.

    Stappenplan en reddingsplan
    We gaan aan de slag. De eerste stap is om de onderneming financieel en juridisch in kaart te brengen. Op basis daarvan kunnen verschillende scenario’s worden bekeken die dan verder worden uitgewerkt. Ook wordt de ondernemer wegwijs gemaakt in de risico’s waarmee hij ineens te maken heeft.

    Vervolgens wordt bekeken of aan de voorwaarden van een bepaald scenario kan worden voldaan; waar liggen de beste kansen en waar de risico’s.

    Uiteindelijk wordt er één scenario (of wellicht twee, afhankelijk van de situatie) gekozen die in gang worden gezet. Dat kan impliceren eigen aangifte van faillissement met een doorstartplan. Maar de conclusie kan ook juist zijn dat faillissement te risicovol is; bijvoorbeeld wanneer in dat geval belangrijke contacten worden verloren.

    Succes
    Omdat niet alle omstandigheden zijn te controleren, is op voorhand niet vast te stellen of het reddingsplan zal slagen.

    Gedisciplineerd en zorgvuldig worden de verschillende stappen uitgetekend en uitgevoerd.

    Al met al is het een spannende periode. Niet alleen voor de onderneming maar ook voor ons. Dat maakt het werk erg leuk uitdagend. Uiteindelijk is de grootste beloning wanneer het reddingsplan succesvol was en de onderneming weer gezond is.

    Mission accomplished!

    Derk van Geel   is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Noodfinanciering minder snel paulianeus

    Het komt vaak voor dat bedrijven in moeilijkheden aankloppen bij een financier, zoals een bank om een aanvullende financiering te krijgen zodat zij een moeilijke periode kunnen overbruggen. De financier zal dan altijd zekerheden vragen zoals pandrechten op bedrijfsactiva. Waar mogelijk wordt het zekerhedenpakket van de bank dus uitgebreid vanwege de aanvullende financiering.

    Wanneer geen sprake is van een faillissement, levert deze gang van zaken geen problemen op. Maar, niet zelden gaat het alsnog mis en gaat het bedrijf alsnog failliet.

    Als het wel misgaat
    De curator en de crediteuren zijn dan misschien wel slechter af: zij zien zich geconfronteerd met een situatie waarbij niet maar een deel maar alle activa zijn verpand aan de bank. Dit is namelijk gebeurd in het kader van de noodfinanciering. De opbrengst van de activa zal dan vrijwel geheel naar de financier gaan en niet naar de overige crediteuren. Bovendien is dit allemaal gebeurd in de periode kort voor het faillissement.

    Onder omstandigheden kan het vestigen van die aanvullende zekerheden voor een nieuwe lening onrechtmatig ofwel ‘paulianeus’ zijn. De faillissementswet stelt de curator in staat om bepaalde rechtshandelingen te vernietigen als deze onverplicht zijn gebeurd, de schuldeisers zijn benadeeld en de beide partijen hadden behoren te weten dat die benadeling zou volgen. Bovendien wordt de curator enorm geholpen in zijn bewijspositie wanneer sprake is van een geval als bedoeld in artikel 43 van de faillissementswet (Fw).

    Daarin staan verschillende situaties vermeld die door de wetgever als ‘verdacht’ zijn aangemerkt. Is van zo’n situatie sprake dat geldt het vermoeden dat er sprake is van benadeling en van wetenschap daarvan bij beide partijen. Zoals gezegd levert dit de curator een aanzienlijk gemakkelijkere positie op.

    Oordeel Hoge Raad
    Er werd veel gediscussieerd of de hierboven beschreven situatie (het vestigen van extra zekerheden voor nieuw krediet) nu wel of niet onder artikel 43 Fw viel. Onlangs heeft de Hoge Raad beoordeeld dat dit niet het geval is.

    Dat maakt het voor de curator moeilijker zo’n constructie aan te tasten en stelt partijen in staat met minder risico’s een noodlening te verstrekken.

    Derk van Geel  advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

     

  • Fiscale tips: (3) Betalingsonmacht melden

    Als ondernemer, bent u verplicht om per maand of per kwartaal belasting en premies aan te geven bij de Belastingdienst. De aangegeven belasting en premie moet vervolgens worden afgedragen. Indien uw onderneming in financiële problemen raakt, kan het zijn dat er onvoldoende geld is om de belasting of premies te voldoen. In dat geval moet u betalingsonmacht melden.

    De melding betalingsonmacht moet “onverwijld” worden gedaan. Praktisch gezien moet de melding plaatsvinden binnen twee weken nadat de aangegeven belasting of premie had moeten worden betaald. Nadat de Belastingdienst uw melding ontvangt, beoordeelt zij deze op juistheid. Pas als de Belastingdienst u dit bevestigt, is de betalingsonmacht rechtsgeldig geregistreerd.

    Geldigheid melding betalingsonmacht

    De melding die u maakt, ziet op belasting of premies over een bepaald tijdvak. De kans bestaat dat de betalingsproblemen langer duren dan dit tijdvak, zodat u ook in de volgende tijdvakken niet kunt betalen. De melding betalingsonmacht blijft daarom geldig zolang u niet kunt betalen of totdat de Belastingdienst u laat weten dat zij van mening is dat er geen betalingsonmacht meer is. Mocht u tussentijds een (deel)betaling verrichten, dan gaat de Belastingdienst ervan uit dat u weer kunt betalen en vervalt de gemelde onmacht. Als u vervolgens opnieuw niet kunt betalen, dan moet u dus weer betalingsonmacht melden.

    Gevolgen melding betalingsonmacht

    Het gevolg van een tijdige melding is niet dat u geen aangifte meer hoeft te doen of dat de belasting niet meer verschuldigd is. Melding betalingsonmacht leidt zelfs niet tot uitstel van betaling. Indien u kwijtschelding of uitstel wil, dan moet u daar een apart verzoek voor indienen. Van uw aangifteplicht kunt u nooit worden ontslagen; blijft u dus vooral op tijd aangifte doen om naheffingen en boetes te voorkomen.

    Het belangrijkste gevolg van rechtsgeldige melding van betalingsonmacht is dat u, als bestuurder, minder makkelijk aansprakelijk kunt worden gesteld door de fiscus. Zie daarover tip 4 die binnenkort verschijnt.

    Melding betalingsonmacht

    U kunt betalingsonmacht melden via een formulier op de website van de Belastingdienst.

  • Is de claim tegen het programma Miljoenenjacht kansrijk?

    Het nieuws bericht vanochtend dat een man die deelnam aan het tv-programma Miljoenenjacht, de programmamakers aansprakelijk stelt omdat hij een prijs van EUR 5 miljoen misloopt. Hij zou per ongeluk op de verkeerde knop gedrukt hebben en de programmamakers houden hem aan zijn actie waardoor hij in plaats van EUR 5 miljoen EUR 125.000 opstrijkt.

    Hoe zit dit juridisch?

    Het programma draait erom dat een kandidaat elke speelronde een keuze moet maken tussen het accepteren van een voorstel van de ‘bank’, waardoor hij zeker een bepaald bedrag ontvangt, of het behouden van een kans op een hoger bedrag een volgende ronde (dit kan dan ook minder zijn). Deze keuze wordt gemaakt door op knop te drukken die voor de kandidaat op het podium is geplaatst, ofwel het kastje waar de knop in zit te sluiten. Drukt hij op de knop, dan accepteert hij het voorstel van de ‘bank’ en laat hij de kans op meer, voor wat het is.

    Wil
    Het accepteren van het voorstel van de ‘bank’ moet worden gezien als het sluiten van een overeenkomst. Volgens de wet komt een overeenkomst tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Het voorstel van de ‘bank’ is daarbij het aanbod. Het aanvaarden van een aanbod is een rechtshandeling. Een rechtsgeldige rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Met andere woorden: de handeling tot aanvaarding van het aanbod door de kandidaat moet corresponderen met zijn wil het voorstel ook daadwerkelijk te accepteren.

    De kandidaat zegt dat hij per ongeluk de knop indrukte en dat zijn wil niet was gericht op de acceptatie van het bod. Zijn wilsuiting (indrukken van de knop) stemt immers niet overeen met zijn wil (weigeren van het aanbod). De beelden lijken dit te bevestigen. Op zichzelf is deze stelling daarom niet ondenkbaar. In dat geval zou er geen overeenkomst tot stand gekomen zijn tussen de kandidaat en de ‘bank’ en kan de kandidaat niet worden gedwongen ‘genoegen te nemen’ met EUR 125.000.

    Dit kan anders zijn wanneer daarover in de door de kandidaat geaccepteerde voorwaarden tot deelnemen een bepaalde regeling is opgenomen. Daarmee ben ik niet bekend.

    Bekijk ook de NOS-berichtgeving over dit onderwerp.

    Derk van Geel  is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Bestuurders, deponeer!

    Het lijkt zoiets kleins, maar het kan grote gevolgen hebben: het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekeningen bij het Handelsregister. In veel faillissementen wordt nog altijd geconstateerd dat dit speelt. Bestuurders denken mijns inziens te lichtvaardig over de publicatieplicht.

    De wet is op dit punt keihard: is een jaarrekening binnen drie jaren voor het faillissement niet (tijdig) gedeponeerd – dat betekent niet binnen dertien maanden na afloop van het boekjaar – dan staat vast dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Tevens wordt vermoed dat het faillissement in belangrijke mate door onbehoorlijk bestuur is veroorzaakt.

    3-0 achter
    Het bestuur krijgt dan de kans om aan te tonen dat andere oorzaken dan behoorlijk bestuur het faillissement hebben veroorzaakt. Lukt dat, dan ontspringt hij alsnog de dans. Dit is niet eenvoudig; hoe dan ook staat het bestuur met 3-0 achter. Lukt dit niet, dan is het bestuur aansprakelijk voor het gehele tekort in het faillissement.

    Langere termijnoverschrijding, hogere eisen
    Deze gevolgen blijven achterwege wanneer sprake is van een ‘onbelangrijk verzuim’. Daarbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld een geringe termijnoverschrijding van slechts enkele dagen terwijl voor deze overschrijding een goede reden bestaat. Naarmate de termijnoverschrijding langer wordt, worden er hogere eisen gesteld aan de redenen die tot de overschrijding hebben geleid. Op 1 november 2013 heeft de Hoge Raad dat nog bevestigd.

    Aantredende bestuurder
    In deze uitspraak van de Hoge Raad kwam verder naar voren dat ook een bestuurder die slechts enkele weken in functie was gedurende de periode van de overtreding, te maken heeft met de gevolgen daarvan. Het feit dat hij pas enkele weken is aangetreden, kwalificeert niet als een ‘onbelangrijk verzuim’.

    Als nieuw aantredende bestuurder is het daarom raadzaam te onderzoeken of er een gebrek bestaat bij de deponering van de jaarrekeningen.

    Derk van Geel is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Contractsoverneming bij doorstart

    Onderdeel van een doorstart is vaak dat contracten worden overgenomen. Dat kunnen contracten zijn met bijvoorbeeld leveranciers of klanten, maar ook duurovereenkomsten zoals leasecontracten. De wet staat toe dat contracten overgaan op een derde. Daar zitten wel voorwaarden en beperkingen aan. Het is belangrijk om deze voor ogen te houden.

    Akte
    De wet eist voor een geldige contractsoverneming een akte tussen de overdragende partij en de overnemende partij; bij een doorstart zijn dat de curator en de koper. Aangezien een doorstart sowieso in een akte zal worden vastgelegd, is al gauw aan dit vereiste voldaan.

    Medewerking derde
    Daarnaast heeft contractsoverneming pas effect wanneer de derde (ofwel: de wederpartij) medewerking aan de contractsoverneming heeft verleend. De wetgever heeft de wederpartij daarmee willen beschermen. De wederpartij is vrij om wel of niet akkoord te gaan met de contractsoverneming; hij kan daartoe niet worden gedwongen.

    Aan de medewerking zijn geen vormvereisten gebonden. Dat betekent dat de medewerking zowel schriftelijk als mondeling als stilzwijgend kan worden gegeven. De Hoge Raad heeft bovendien bepaald dat de medewerking ook kan worden afgeleid uit gedragingen van de wederpartij. Als de overnemende partij bijvoorbeeld het contract met een klant overneemt, deze klant daarvan vervolgens op de hoogte stelt en dan op verzoek van die klant werkzaamheden verricht, kan daaruit worden afgeleid dat de klant akkoord is met de contractsoverneming.

    Afwijkende afspraken
    Als de contractsoverneming slaagt, gaan in principe alle rechten en verplichtingen over. Partijen kunnen over bijkomstige of reeds opeisbare rechten echter afwijkende afspraken maken. In sommige gevallen kan dat zinvol zijn. Belangrijk is daarom de gehele rechtsverhouding die wordt beoogd over te nemen, eerst goed tegen het licht te houden.

    Derk van Geel is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.

  • Fiscale tips: (2) fiscale eenheid omzetbelasting en faillissement

    Als uw onderneming financieel, organisatorisch en economisch verweven is met een of meer andere ondernemingen, dan kunt u een fiscale eenheid voor omzetbelasting (BTW) vormen. Belangrijke voordelen zijn dat onderling geen BTW hoeft worden gerekend zodat de BTW niet op de liquiditeit drukt en dat kan worden volstaan met één OB-aangifte namens de hele fiscale eenheid.

    Maar wat gebeurt er als één van de ondernemingen uit de fiscale eenheid in een faillissement terechtkomt? In dat geval wordt de fiscale eenheid ten aanzien van die failliet automatisch verbroken. U hoeft hiervoor niets te doen. Voor zover er meer ondernemingen verbonden waren in de fiscale eenheid, blijft de fiscale eenheid gewoon bestaan voor de niet-failliete ondernemingen.

    Voor schulden die zijn ontstaan tijdens de looptijd van de fiscale eenheid, is de fiscale eenheid aansprakelijk. Dat geldt ook voor naheffingsaanslagen en boetes die worden opgelegd na het verbreken van de fiscale eenheid, maar die zien op de periode van daarvoor.

    Omdat de fiscale eenheid zelf geen vermogen heeft, komt dit er praktisch op neer dat alle ondernemingen die onderdeel uitmaakten van de fiscale eenheid hoofdelijk verbonden zijn. De Belastingdienst mag dan zelf kiezen bij wie zij de fiscale schuld invordert. Dat kan ertoe leiden dat een onderneming wordt aangesproken voor schulden die feitelijk zijn veroorzaakt door de failliete onderneming. Als de niet-failliete onderneming de schuld voldoet, heeft zij een regresvordering op de failliet. Die vordering heeft hetzelfde voorrecht (preferentie) als de vordering van de Belastingdienst had, maar kan alleen geldend worden gemaakt door indiening in het faillissement.

    Na het verbreken van de fiscale eenheid is elke onderneming weer zelf aansprakelijk voor zijn BTW. Als de fiscale eenheid uit meer dan twee ondernemingen bestond, blijft die voortduren voor de ondernemingen die niet failliet zijn gegaan. Voor de schulden van deze ondernemingen is dan gewoon nog de fiscale eenheid aansprakelijk.

    Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met Duco van Dongen. Duco van Dongen werkt sinds mei 2014 als advocaat bij FORT binnen de sectie Faillissementsrecht.

     

  • De pre-pack wordt geregeld!

    Wettelijke basis voor pre-pack

    De nieuwe hit in faillissementsland, de zogenaamde pre-pack ofwel stille bewindvoering, krijgt een wettelijke basis. Minister Opstelten heeft woord gehouden en op 22 oktober 2013 een wetsvoorstel gepubliceerd. Dat was hard nodig, want de huidige praktijk (denkt u aan Marlies Dekkers en Schoenenreus) had geen grondslag. Die komt er nu wel, maar daarmee zijn de problemen nog niet uit de wereld. Een voorbeeld bespreek ik in dit blog.

    De Nederlandse pre-pack komt erop neer dat een schuldenaar de rechtbank vraagt om te laten weten wie zal worden aangewezen als curator indien de schuldenaar failliet zou gaan. De rechtbank beslist hierover achter gesloten deuren. Een positieve beslissing komt terecht in een beschikking, die niet wordt gepubliceerd. Vervolgens bereiden de beoogd curator en schuldenaar een doorstart voor, die wordt voltooid nadat het faillissement is uitgesproken. Voor de buitenwereld is tot dat moment niet te achterhalen of er een beoogd curator is; de onderneming draait door alsof er niets aan de hand is.

    Knelpunt: onbekendheid leidt tot hogere schulden

    Een voorbeeld van een knelpunt onder de voorgestelde pre-packregeling is het volgende. Stel, er is een schoenenwinkel. Het gaat sinds 2012 heel slecht met de winkel omdat er veel concurrentie is van webshops. De winkel vraagt om een beoogd curator en krijgt die toegewezen door de rechtbank. De leverancier weet niet dat de winkel afstevent op faillissement, laat staan dat de leverancier weet dat er een beoogd curator is. In strijd met het wettelijke uitgangspunt, wordt de beschikking van de rechtbank immers niet in het openbaar uitgesproken. De leverancier blijft dus schoenen leveren. Na drie weken is een doorstart voorbereid en gaat de winkel failliet. De leverancier blijft zitten met een concurrente vordering, die aanzienlijk hoger is dan de vordering was ten tijde van de aanwijzing van de beoogd curator. De leverancier zit dus nu in een slechtere positie dan zonder pre-pack het geval zou zijn geweest.

    Rechtvaardiging is illusie
    Het wetsvoorstel zoekt de rechtvaardiging hiervoor in het realiseren van een hogere opbrengst dan zonder voorgekookte doorstart. Daardoor zouden de schuldeisers meer geld ontvangen. Dat is een mooi streven, vooral als je bedenkt dat in de huidige situatie slechts in 5% van de faillissementen enige betaling aan concurrente schuldeisers plaatsvindt.

    Alleen daar wringt de schoen: bijna altijd zijn de activa – machines, voorraden, debiteuren etc. – verpand aan de bank. Dat betekent dat de opbrengst naar de bank gaat, zonder dat de gewone schuldeisers daar iets van terugzien. Het wetsvoorstel brengt daar geen wijziging in, zodat de pre-pack er slechts toe zal leiden dat de bank meer opbrengst krijgt. De andere belanghebbenden vissen (nog steeds) achter het net.

    Oplossingen
    Hoe kan dit beter? Er zijn eenvoudige oplossingen te bedenken, bijvoorbeeld:
    – Laat de meerwaarde die wordt gerealiseerd ten goede komen aan alle crediteuren gezamenlijk.
    – Of laat de bank een vast deel van de opbrengst afstaan ten behoeve van de andere schuldeisers.

    Waardevol instrument
    Indien de voorgestelde pre-pack wordt ingevoerd, doet dit afbreuk aan de rechten die crediteuren in de loop der tijd hebben verworven. De verhaalspositie van schuldeisers verslechtert eerder dan dat deze verbetert. Naar mijn mening, biedt de pre-pack veel kansen en mogelijkheden, maar niet in de voorgestelde vorm. Het huidige voorstel leidt er slechts toe dat de (toch al) sterke positie van de banken verder wordt verstevigd en wel ten koste van de andere schuldeisers. Dat is zonde van het waardevolle instrument, dat de pre-pack in deze crisistijd zou kunnen zijn.

    Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met Duco van Dongen. Duco van Dongen werkt sinds mei 2014 als advocaat bij Fort Advocaten binnen de sectie Faillissementsrecht.

     

  • Hoe (on)voorspelbaar is de curator?

    Het is een vraag die betrokkenen bij een faillissement bezig houdt: Hoe denkt en handelt de curator?

    Kennis hierover is waardevol. Gedrag voorspellen stelt je in staat daarop te anticiperen en wellicht te kunnen sturen. Belangrijk is te begrijpen binnen welke kaders de curator opereert. Dat zijn er vele, waarvan ik er een paar zal bespreken.

    De faillissementswet
    Allereerst is dit de wet. De faillissementswet om precies te zijn. Deze schrijft voor dat de taak van de curator is: ‘het beheren en vereffenen van de boedel’. Simpel gezegd is het zijn taak een zo hoog mogelijke opbrengst te genereren om de schulden te kunnen voldoen. Het sleutelwoord is ‘opbrengst’. De curator is sterk gedreven door het genereren van baten en in mindere mate in het voorkomen of terugdringen van de schulden.

    De crediteuren
    Daarnaast is zijn taak gericht op ‘de gezamenlijke crediteuren’. De curator is er daarom op gericht zoveel mogelijk opbrengst te genereren waar alle crediteuren wat aan hebben. Dat is het zogenoemde ‘vrij actief’ wat betekent: opbrengsten waarop geen zekerheden of bijzondere voorrechten rusten.

    De rechter-commissaris
    Verder staat de curator onder toezicht van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris moet de curator voor bepaalde handelingen (zoals het realiseren van een doorstart) toestemming geven. Om die toestemming te verkrijgen zal de curator een goed gemotiveerd verzoek moeten doen. Daarbij wordt natuurlijk aangesloten bij de wettelijke taak van de curator. Maar ook maatschappelijke belangen, zoals werkgelegenheid, spelen daarbij een rol.

    Voor de curator is de rechter-commissaris een belangrijke speler in het faillissement. Het zelfstandig benaderen van de rechter-commissaris door een belanghebbende partij kan daarbij waardevol zijn. Hoe dit te doen zal in een volgend blog aan de orde komen.

    De mens
    Naast deze aspecten spelen nog veel meer beweegredenen een rol. Dit zijn wel erg belangrijke. Uiteindelijk is de curator ook gewoon een mens die zijn werk goed wil doen.

    Derk van Geel is advocaat binnen de sectie Ondernemingsrecht van FORT. Hij is gespecialiseerd in faillissementsrecht en treedt vaak op als curator in faillissementen. Voor vragen is hij bereikbaar op 020 – 664 5111 of via mail.