Auteur: Derk van Geel

  • Banken hebben nog volop te herstructureren

    De gevolgen van de herstellende economie zijn inmiddels goed zichtbaar. Zo loopt bijvoorbeeld het aantal faillissementen al een jaar lang sterk terug.

    Toch is er voor de herstructureringspraktijk nog voldoende werk. Een goede graadmeter is de omvang van de slechte leningen die banken op hun balans hebben staan, de zogeheten non performing loans.

    Non performing loans

    Non performing loans (NPL’s) zijn leningen die een bank heeft verschaft maar waarbij niet aan de financieringsvoorwaarden wordt voldaan. Doorgaans worden deze leningen overgeplaatst naar bijzonder beheer. Daar wordt gekeken of door het nemen van bepaalde maatregelen de leningvoorwaarden weer kunnen worden nagekomen, of wordt de lening opgezegd en wordt het uitstaande bedrag (zo veel mogelijk) teruggehaald.

    Uit de jaarrekeningen van de drie grootste Nederlandse banken (ING, ABN AMRO en Rabobank), blijkt dat de NPL’s op de balans ten opzichte van 2014 wel iets zijn gedaald maar nog steeds een enorme omvang kennen.

    Op de balans van ING staat een post van ruim 15 miljard euro aan NPL’s (in 2014 was dat ongeveer anderhalf miljard hoger). Ongeveer 5,5 miljard daarvan ziet op particuliere leningen. Opvallend is dat de branche ‘private resources’ juist is gestegen.

    ABN AMRO doet het aanmerkelijk beter. Deze bank heeft ultimo 2015 nog ‘slechts’ ongeveer 3,2 miljard euro aan NPL’s op de balans, een lichte daling ten opzichte van 2014 (3,6 miljard euro).

    Rabobank heeft ook nog een aanzienlijke post NPL’s. Eind 2015 was dat namelijk nog 19,5 miljard euro, ten opzichte van ruim 21 miljard eind 2014. Een lichte daling dus ook. Opvallend hierbij is dat uit het jaarverslag blijkt dat de dekkingsgraad wel is verslechterd, van 44,4% naar 43,5.

    In totaal is er bij deze drie banken dus nog een kleine 40 miljard euro aan NPL’s. Een deel daarvan zal afvloeien via herstructurering en faillissement.

    Werk aan de winkel!

  • Het functioneren van de klachtprocedure bij Bijzonder Beheer van banken

    Het rapport het functioneren van de klachtprocedure bij de afdelingen Bijzonder Beheer van banken

    ‘Een mooie voldoende’, zo zullen banken het rapport van EY dat vandaag verscheen ontvangen. EY schreef een rapport over het functioneren van de klachtprocedure bij de afdelingen Bijzonder Beheer van banken.

    Zelf zou ik het beoordelen als: ‘met de hakken over de sloot’. Het rapport uit op een aantal punten duidelijke kritiek die elke ondernemer zal herkennen. EY deelt punten uit op een schaal van 1 tot 5. De banken krijgen van EY 3 punten uit 5, gemiddeld. Dat is een 6 op de middelbare school. Geen topprestatie, maar EY vindt het prima.

    EY is echter zeer mild. Het gemiddelde van de scores op de vier verschillende onderdelen is 2.8 (dus geen 3), de banken scoren dus zelfs nog geen 6 maar een 6min op het Volwassenheidsmodel.

    De verbeterpunten doen sterk denken aan het ook al zeer milde rapport dat de AFM publiceerde over de afdelingen Bijzonder Beheer in maart 2015. Het gaat wederom om communicatie en informatievoorziening aan de ondernemer.

    Curieus is waarom dit rapport zo ver van mijn eigen beleving af staat en waarom ook ondernemers de contacten zo anders ervaren. Ik schrijf ook dat dan maar toe aan communicatie; de communicatie via onderzoek. Of EY ook bereid zou zijn harde conclusies te trekken is daarnaast nog de vraag. Zij is controlerend accountant van ABN AMRO.

  • Pas op voor de (uit)glijclausule!

    Een goed pauliana-advies bestaat niet, is een geluid dat advocaten wel laten horen. Daar zit een kern van waarheid in, wat een recent arrest ook laat zien.

    Pauliana

    De ‘pauliana’ is een rechtsgrond die door de curator gebruikt kan worden om een transactie die dateert van (kort) voor het faillissement, terug te draaien als de schuldeisers daardoor zijn benadeeld. Dat komt in de praktijk vrij vaak voor.
    Om aan de voorwaarden voor de pauliana te voldoen moet dus sprake zijn van benadeling van de crediteuren. De hoge raad leert dat die benadeling er moet zijn op het moment dat de rechter dit toetst, in plaats van op het moment waarop de transactie wordt verricht. Dat heeft iets geks, want als je wil weten of een transactie door de beugel kan, moet je dus eigenlijk in de toekomst kunnen kijken. Vandaar de gevleugelde uitspraak, voornoemd.
    Benadeling vindt onder meer plaats als de bedongen prijs te laag blijkt te zijn. De prijs van een auto is nog vrij goed te bepalen. Maar de prijs van een bedrijf al veel minder. Dat hangt van vele factoren af en waardering is een mandarijnenwetenschap.

    De Glijclausule

    Bij een activatransactie in het zicht van faillissement van de verkoper bestaat het risico dat partijen de koopprijs te laag inschatten en dat de kopende partij in het faillissement van de verkoper te maken krijgt met een beroep op pauliana door de curator. De vraag rijst of dit risico kan worden weggenomen door het opnemen van een ‘nabetalingsclausule’ of ‘glijclausule’ in de koopovereenkomst. Zo’n bepaling zegt eigenlijk dat als achteraf blijkt dat de koopprijs te laag is, de koper gehouden is het verschil alsnog te voldoen.
    Partijen nemen deze bepaling op om enerzijds te voorkomen dat een te hoge prijs wordt betaald, maar zij willen anderzijds voorkomen dat de curator de gehele transactie terugdraait.

    Werkt dit nu?

    Het is een vraagstuk dat de literatuur verdeeld houdt. Het hof Den Bosch vindt dat zo’n beding wel kan worden toegepast bij een transactie met een externe partij (een echte derde) maar niet bij een transactie met een gelieerde partij, omdat van die partij mag worden verwacht te weten wat het verkochte waard is.

    Conclusie

    De Glijclausule kan uitkomst bieden bij een transactie voor faillissement, maar pas op hoe deze is vormgegeven én met wie de transactie wordt verricht.

     

  • Moet de OR advies worden gevraagd bij een doorstart?

    Dit is de vraag die speelde in een rechtszaak over de doorstart van DA Drogisten. Op 29 december 2015 is DA failliet verklaard. Dezelfde dag heeft de curator de onderneming verkocht in het kader van een doorstart. Daarbij is een deel van de werkgelegenheid behouden (maar dus ook een deel verloren).

    De OR wilde meepraten
    De OR van DA kon zich daar niet mee verenigen en is naar de Ondernemingskamer gestapt omdat zij vond dat de OR had moeten worden geraadpleegd door de curator. De doorstart is volgens de OR namelijk een overdracht van de zeggenschap en beëindiging van de onderneming. Op grond van artikel 25 WOR had de curator de ondernemingsraad dan om advies moeten vragen. Ook bij faillissement en een doorstart door de curator.

    Helaas, zegt de OK
    De Ondernemingskamer (OK) is het daar niet meer eens. Hoewel de wet daar onduidelijk over is, gaat de OK er toch van uit dat het adviesrecht bedoeld is voor de situatie dat de onderneming niet failliet is. Het adviesrecht zou volgens de OK ook geen zin hebben omdat de curator zich daar niet door hoeft te laten leiden. De curator heeft een andere, wettelijke taak dan het belang van de onderneming. De curator zal het belang van de werknemers wel laten meewegen maar dit zal niet het primaire doel zijn. Ook vindt de OK dat niet denkbaar is dat de curator door de WOR kan worden gefrustreerd bij de uitoefening van zijn taak, door aan de OR bepaalde bevoegdheden toe te kennen.

    Conclusie
    De OR hoeft niet in te stemmen met een doorstart. Het is en blijft de curator die daarover zelfstandig beslist. De OK geeft nog wel mee, dat de curator er over het algemeen goed aan doet de OR te informeren en te betrekken. Een verplichting is dit niet.

     

     

  • Civielrechtelijk bestuursverbod treedt per 1 juli 2016 in werking

    De Wet civielrechtelijk bestuursverbod treedt in werking op 1 juli 2016. Dit zat er al een tijdje aan te komen, maar nu het wetsvoorstel op 5 april 2016 is aangenomen door de Eerste Kamer gaat het echt gebeuren. Op 25 april 2016 is de wet civielrechtelijk bestuursverbod van 8 april 2016 in het Staatsblad gepubliceerd. Er zullen nieuwe artikelen (106a t/m 106e) worden ingevoerd in de Faillissementswet. Bij koninklijk besluit van 27 mei 2016 is geregeld dat de wet per 1 juli 2016 van kracht is.

    Wat regelt deze wet?
    De wet geeft limitatief de situaties weer wanneer een bestuursverbod kan worden opgelegd. Het verbod kan door een rechtbank worden uitgesproken op initiatief van de curator of het OM. Het verbod kan worden opgelegd als tijdens of in de drie jaren voorafgaand aan het uitspreken van het faillissement de bestuurder aansprakelijk is of paulianeus heeft gehandeld. Het verbod kan ook worden opgelegd aan de rechtspersoon die als bestuurder geldt en de bestuurder daarvan, etc. Een persoon aan wie een bestuursverbod is opgelegd, kan gedurende een bepaalde periode dan niet meer tot bestuurder of commissaris worden benoemd. Gebeurt dit toch, dan is die benoeming nietig. Een onherroepelijk geworden bestuursverbod, wordt bij de Kamer van Koophandel gemeld die de veroordeelde persoon als bestuurder van de rechtspersoon uit het Handelsregister uitschrift.

    Bestrijding fraude
    De wet maakt deel uit van een breder wetgevingsprogramma om faillissementsfraude te bestrijden. In navolging van diverse andere landen wordt het met de invoering van deze wet mogelijk om malafide bestuurders een verbod op te leggen, voor de duur van maximaal 5 jaar, als bestuurder van een rechtspersoon ingeschreven te staan. De bedoeling is om op deze manier te voorkomen dat malafide bestuurders met rechtspersonen deelnemen aan het rechtsverkeer en schade toebrengen.

    Faillissementsfraude is een groot probleem. De schade loopt jaarlijks in de miljarden. Of deze wet het gewenste remedie is valt te betwijfelen. De wet lijkt eenvoudig te omzeilen door bijvoorbeeld een stroman in te schakelen of een buitenlandse rechtspersoon in te schrijven. Ook geldt het verbod pas als de uitspraak definitief is. Door het instellen van hoger beroep kan de bestuurder dus nog gewoon verdergaan.

     

     

  • Laat u niet verrassen door Bijzonder Beheer

    Het doel van de afdeling Bijzonder Beheer

    Een artikel op de website van Rabobank over Bijzonder Beheer kopt in grote oranje letters: ‘Ons doel is om een bedrijf te laten overleven’.

    Dit is onjuist. Neemt u van mij aan dat het overleven van het bedrijf niet het doel is van de afdeling bijzonder beheer. Natuurlijk, er wordt met de klant gekeken wat de mogelijkheden zijn maar het doel is anders. Het doel van bijzonder beheer is om de risico’s voor de bank te beperken en te zorgen dat de leningen worden terugbetaald.

    Laat u niet verrassen door Intensief Beheer

    Dat is op zich helemaal niet gek. Een bank leent geld uit aan een ondernemer en heeft er recht op dit terug te krijgen. Gaat het slecht met een bedrijf dan is het logisch dat de bank er extra op gericht is haar positie te beschermen.

    Het probleem is: zegt dit dan gewoon.

    Een van de problemen waar ondernemers tegen aan lopen is dat zij door intensief beheer voor verrassingen worden gesteld. Ze worden verrast door kosten, de werkwijze en de maatregelen. Dat is begrijpelijk want -in mijn ogen- komt het maar al te vaak voor dat bijzonder beheer geen open kaart speelt. Bijvoorbeeld door de man van restructuring (reorganisatie) het woord te laten voeren terwijl de mevrouw van recovery (afwikkeling) zich al voorbereid op de verkoop.

    Kom beslagen ten ijs bij Intensief Beheer

    Het zelf inschatten van je positie en mogelijkheden is daarom cruciaal bij het proces. Overleven is soms hard en het is verstandig daar rekening mee te houden.

    Realiseer dat de bank altijd en uiteindelijk alleen haar eigen belang zal dienen. De maatregelen die de bank vergt, de voorstellen die de bank doet en de informatie die de bank wenst, dienen primair het doel om haar positie veilig te stellen. Het is prachtig als dit hand in hand gaat met de overleving van het bedrijf en in de praktijk is dat gelukkig ook regelmatig de uitkomst. Maar laat er geen misverstand over bestaan: intensief beheer is er voor de bank, niet voor u.

  • Herfinanciering? Neem een NRVT taxateur

    Het NRVT kwaliteitswaarborg

    De taxatie van vastgoed voor bijvoorbeeld een herfinanciering is altijd een heikel punt. De ene taxateur is de andere niet en is de taxateur van de bank wel te vertrouwen?

    Sinds 1 januari 2016 is het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) van start gegaan. Het NRVT registreert gekwalificeerde taxateurs. Het kent een eigen gedragscode, beroepsregels en tuchtrecht. De organisatie probeert zo bij te dragen aan het maatschappelijke belang van goede taxaties van vastgoed.

    “Door toezicht op het naleven van de regels en reglementen en het toepassen van tuchtrecht ontstaat voor opdrachtgevers de noodzakelijke zekerheid over de kwaliteit van de geregistreerde taxateur.” Aldus Karel Schiffer, voorzitter van de Centrale Raad van het NRVT. “Tegen de achtergrond van de grote financiële en maatschappelijke betekenis van taxaties voor alle daarbij belanghebbende partijen, is deze kwaliteitswaarborg van groot publiek belang.”

    NVB positief over de NRVT

    De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft zich hier ook positief over uitgelaten en verwacht dat toezichthouders erop zullen aansturen dat het NRVT in de toekomst algemeen gebruikt zal worden.  De uniforme regelgeving en de handhaving hiervan door toezicht en een centraal tuchtstelsel biedt banken zekerheid over de kwaliteit van de betrokken vastgoedtaxateur.

    Conclusie NRVT

    Ieder jaar wordt vastgoed gewaardeerd met een totale geschatte waarde van ruim 500 miljard euro. Het is een goede zaak dat deze waarderingen nu objectief en onafhankelijk tot stand kunnen komen en worden uitgevoerd door in het NVRT geregistreerde en gekwalificeerde taxateurs, die handelen op basis van erkende regels en richtlijnen. Ik raad dan ook iedereen aan om bij taxatie van vastgoed voor bijvoorbeeld een herfinanciering gebruik te maken van een NRVT taxateur.

     

    Derk van Geel is de schrijver van dit blog
    Derk van Geel is advocaat en partner binnen de sectie insolventierecht. Derk is breed opgeleid maar vooral gespecialiseerd in het faillissementsrecht. Zo treedt Derk vaak op als curator in faillissementen. Derk staat daarnaast vele bedrijven en particulieren bij die vaak ongevraagd met een faillissement te maken krijgen, of dit willen voorkomen.

     

  • Wat te doen als uw afnemer uitstel van betaling aanvraagt

    Financiering door leveranciers

    Wanneer een onderneming uitstel van betaling aanvraagt worden in de regel de leveranciers van deze onderneming het hardst geraakt. Vaak wordt de onderneming in moeilijkheden al gefinancierd door haar leveranciers omdat zij lange betaaltermijnen hanteert, soms wel van 60 of 90 dagen. In de praktijk is dat gewoon renteloos krediet van haar leveranciers.

    Vooruitzichten bij een uitstel van betaling

    In de regel mondt een uitstel van betaling uit in faillissement. Dit hebben we bijvoorbeeld recent gezien bij V&D. Wanneer een uitstel van betaling overgaat in een faillissement komt het scenario van liquidatie om de hoek kijken. Er zal worden geprobeerd een doorstart te maken, waarna de curatoren de boedel zullen afwikkelen. Voor gewone schuldeisers (de leveranciers) is dat een triest vooruitzicht want in bijna geen enkel geval ontvangen zij dan nog een uitkering. De vraag is dus wat leveranciers nu wel én juist niet moeten doen wanneer hun afnemer uitstel van betaling aanvraagt.

    Meest gemaakte fout

    Wat leveranciers niet moeten doen is afwachten. Afwachten en hopen op goed nieuws. Statistisch en in de praktijk is die kans zo klein dat het onverstandig is om niets te doen. Een leverancier dient (pro)actief te handelen om zijn rechten veilig te stellen.

    Vertrouw ook niet op de algemene (pers)berichten van de bewindvoerders. Deze zijn vaak met name bedoeld om leveranciers ‘rustig’ te houden. Deze berichten zijn er vooral op gericht om de bewindvoerders te helpen en niet per se de leveranciers.

    Tips & trucs voor leveranciers bij uitstel van betaling afnemer

    Leveranciers kunnen het beste meteen actie ondernemen, nog voor de uitstel van betaling overgaat in een faillissement. Hier volgen een aantal tips voor leveranciers om hun positie te verbeteren.

    • Breng uw exposure in kaart. Hoeveel staat er open? Denk daarbij ook aan de geplaatste maar nog niet geleverde orders. Meld de totale vordering aan bij de bewindvoerders.
    • Breng de juridische situatie in kaart. Hebt u een eigendomsvoorbehoud via de algemene voorwaarden? Roep anders het ‘recht van reclame’ in. Dit laatste moet snel gebeuren omdat er wettelijke termijnen lopen. Zo kan een leverancier weer eigenaar worden van de geleverde goederen. In principe kunnen de goederen dan worden opgeëist.
    • Staak in eerste instantie alle leveringen; geef aan dat u zich op het opschortingsrecht beroept. Lever pas weer uit als u een schriftelijke bevestiging hebt ontvangen dat u ook wordt betaald.
    • Probeer de goederenstroom in kaart te brengen. Waar bevinden de door u geleverde goederen zich? Als wel en niet betaalde goederen samen bij uw afnemer liggen moet u de niet betaalde goederen kunnen identificeren.
    • Verbied de verdere verkoop van de goederen. Sta dat alleen toe als er zekerheid voor betaling bestaat.

    Heeft u als leverancier te maken met een uitstel van betaling of faillissement van uw afnemer dan kunnen de advocaten van FORT u verder helpen.

     

    Derk van Geel is de schrijver van dit blog
    Derk van Geel is advocaat en partner binnen de sectie insolventierecht. Derk is breed opgeleid maar vooral gespecialiseerd in het faillissementsrecht. Zo treedt Derk vaak op als curator in faillissementen. Derk staat daarnaast vele bedrijven en particulieren bij die vaak ongevraagd met een faillissement te maken krijgen, of dit willen voorkomen.

     

  • Waarom de rechtbank de claim van de aandeelhouder van OAD afwees

    Claim aandeelhouder OAD afgewezen

    Onlangs heeft de rechtbank een claim van de aandeelhouder van het failliete OAD tegen Rabobank afgewezen. Link naar de uitspraak.

    De aandeelhouder vond dat Rabobank expres en onnodig het faillissement heeft veroorzaakt en de kredietovereenkomst niet mocht opzeggen. Volgens de aandeelhouder moet Rabobank dan ook haar schade vergoeden, bestaande uit de waardedaling van haar aandelen.

    Dit klinkt redelijk. Als dit juist is, waarom wijst de rechtbank de claim dan af?

    Dat komt omdat (al) in 1994 is bepaald dat je als aandeelhouder geen ‘afgeleide schade’ kunt vorderen bestaande uit de waardedaling van je aandelen als een derde (hier de bank) een fout begaat tegenover de vennootschap waarin je de aandelen houdt. Als er een fout is gemaakt moet de vennootschap daartegen opkomen, niet haar aandeelhouder.

    Hoe had het dan wel gemoeten?

    De aandeelhouder had een claim niet moeten instellen als ‘aandeelhouder’ maar als anderszins benadeelde, zoals schuldeiser, financier of contractspartij van OAD. De aandeelhouder heeft dat ook (subsidiair) geprobeerd maar de rechtbank prikte daar doorheen en zei dat de aandeelhouder feitelijk de waardedaling van haar aandelen vordert.

    Derk van Geel is de schrijver van dit blog
    Derk van Geel is advocaat binnen de sectie faillissementsrecht . Derk is breed opgeleid maar vooral gespecialiseerd in het faillissementsrecht. Zo treedt Derk vaak op als curator in faillissementen. Derk staat daarnaast vele bedrijven en particulieren bij die vaak ongevraagd met een faillissement te maken krijgen, of dit willen voorkomen.

     

     

  • Faillissementsfraude: voorkom dat u slachtoffer wordt!

    Hoe voorkomt u dat u slachtoffer wordt van faillissementsfraude

    Het nemen van risico’s hoort bij het ondernemerschap. Dat geldt ook als u nieuwe relaties aangaat met klanten. Het volledig vermijden van  risico’s is onmogelijk; toch moet u zich behoeden voor onverantwoorde risico’s of beschermen tegen onaanvaardbare risico’s. Kijk maar. Hoe voorkomt u bijvoorbeeld dat u het slachtoffer wordt van faillissementsfraude?

    Wat is faillissementsfraude?

    Faillissementsfraude komt (onder meer) neer op handelen dat is gericht op het benadelen van de schuldeisers in het faillissement of het opzettelijk maken van schulden waardoor het bedrijf ten onder gaat. U kunt denken aan het onttrekken van goederen zonder dat daarvoor (voldoende) betaling wordt ontvangen. Of bijvoorbeeld het inkopen van (uw) goederen, terwijl de koper al weet dat voor die goederen niet kan worden betaald. In faillissement blijkt vervolgens dat de door u geleverde goederen zijn verdwenen. Ook het niet (behoorlijk) voeren van een administratie kwalificeert als faillissementsfraude.

    Faillissementsfraude komt in verschillende vormen en in verschillende gradaties voor. Ingeval u slachtoffer wordt kan dit een weerslag hebben op de financiële positie van uw onderneming en in het uiterste geval zelfs haar faillissement veroorzaken. Het is dus zaak dat u het risico dat u slachtoffer wordt van faillissementsfraude beperkt.

    Hoe kunt u zich tegen faillissementsfraude beschermen?

    Om het risico slachtoffer te worden van faillissementsfraude zoveel als mogelijk te beperken kunt u zich bij het aangaan van een transactie en/of nieuwe relatie  de volgende vragen stellen:

    Met wie heb ik eigenlijk van doen?
    Het is verstandig om te onderzoeken met wie u precies van doen hebt. Wat is er zoal over uw nieuwe handelspartner terug te vinden op het internet? En komen die gegevens overeen met die uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel? Wees alert wanneer recent een ander bestuur is aangetreden. En vertrouw op uw intuïtie.

    Is mijn nieuwe klant goed voor zijn geld?
    Daarnaast is het van belang om vooraf de kredietwaardigheid van uw nieuwe handelspartner te onderzoeken. Zijn de jaarrekeningen gepubliceerd en wat staat erin? Vraag zo nodig nadere financiële informatie. U kunt een professionele partij een kredietwaardigheidsonderzoek laten doen.

    Zijn de afspraken helder?
    Maak heldere (betalings)afspraken en leg deze vast. Zorg daarnaast dat uw algemene voorwaarden van toepassing zijn op de te sluiten overeenkomst. Kom de nodige zekerheden overeen, zoals bijvoorbeeld een eigendomsvoorbehoud, een pandrecht of een (bank)garantie.

    Volgt uit voornoemde onderzoeken dat sprake is van een verhoogd risico, dan kunt u kiezen om striktere voorwaarden te hanteren, aanvullende zekerheden te vragen of de klant (deels) vooruit te laten betalen. Uiteraard kan een en ander ook leiden tot het besluit om niet met die partij in zee te gaan.

    Is mijn debiteurenbewaking op orde?
    Is er een overeenkomst gesloten en zijn er goederen geleverd? Dan is het van belang dat u strak de hand houdt aan de debiteurenincasso. Alleen dan heeft u zicht op het betalingsgedrag van uw klanten en blijft u scherp op eventuele wijzigingen in dat gedrag en overschrijdingen van het leverancierskrediet.

    Tot slot

    Mocht u onverhoopt toch het slachtoffer worden van een faillissementsfraudeur, dan kan dat zowel civiel- als strafrechtelijk worden aangepakt. De aangestelde curator of een advocaat kan u daarbij helpen.

    Bob Heijne is de schrijver van dit blog
    Bob Heijne is advocaat bij de sectie Faillissementsrecht. Hij is sinds 2013 werkzaam bij FORT. Daarvoor werkte hij zes jaar bij de rechtbank Rotterdam, laatstelijk bij het Team Insolventie.