Auteur: act legal

  • Doorstart na faillissement: let op de ketenregeling!

    Ketenregeling bij faillissement

    Bij een doorstart na faillissement kan de doorstarter er baat bij hebben om bepaalde werknemers van de failliet te behouden voor zijn bedrijfsvoering. Vaak wordt die werknemers door de doorstarter een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangeboden.

    Doorstarters kunnen vervolgens geconfronteerd worden met de zogenaamde ketenregeling van artikel 7:668a BW. Het gevolg van die regeling kan zijn dat een met een voormalig werknemer van de failliet gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, achteraf blijkt een contract voor onbepaalde tijd te zijn, dat dus niet op enig moment vanzelf tot een einde komt!

    Dat is het geval als de doorstarter een “opvolgend werkgever” van de failliet moet worden beschouwd  en (1) de werknemer al drie arbeidsovereenkomsten heeft gehad bij de failliet of (2) de werknemer al langer dan drie jaar in dienst was bij de failliet.

    De vraag is wanneer een doorstarter moet worden beschouwd als de “opvolgend werkgever” van de failliet.

    Opvolgend werkgeverschap?

    Er is volgens ons hoogste rechtscollege sprake van een opvolgend werkgeverschap indien voldaan is aan twee voorwaarden. Enerzijds moeten de arbeidsovereenkomsten van de werknemer met respectievelijk de doorstarter en de failliet wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden van de werknemer eisen. Anderzijds moeten tussen de doorstarter en de failliet zodanige banden bestaan dat het door de failliet ‘op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid’ in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de doorstarter.

    Aan die laatste voorwaarde zal bijvoorbeeld al snel zijn voldaan indien de failliet en de doorstarter tot hetzelfde concern behoren of in ieder geval achter de doorstarter dezelfde personen (als aandeelhouders en directie) zitten als bij de failliet het geval was.

    Onvoldoende is de enkele omstandigheid dat de doorstarter de voormalig directeur van de failliet als bedrijfsleider in dienst heeft genomen, zo overwoog de kantonrechter te Amsterdam onlangs. Daarbij was volgens de kantonrechter onder meer van belang dat niet gebleken was dat die voormalige directeur aanwezig was geweest bij het sollicitatiegesprek tussen de werknemer en de doorstarter. Ook was niet gebleken dat die directeur op andere wijze (voorafgaand aan de indiensttreding van de werknemer) inhoudelijk met de doorstarter had gesproken over de werknemer.

    Twijfelt u als doorstarter of u een werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kunt aanbieden of wilt u advies hoe u e.e.a. vorm kunt geven in de praktijk? Neem dan contact op met ons.

  • Loonsanctie: arbodienst aansprakelijk voor de schade?

    Loonsanctie: arbodienst aansprakelijk voor de schade?

    Veel werkgevers maken bij de verzuimbegeleiding gebruik van een arbodienst.

    Hoewel werkgevers daarmee de re-integratie uitbesteden aan een professionele partij, komt het in de praktijk toch regelmatig voor dat de (beleids)regels die voortvloeien uit de Wet Verbetering Poortwachter niet worden nageleefd.

    Een voorbeeld waarbij het fout ging blijkt uit een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland. De werkgever kreeg een loonsanctie opgelegd van het UWV omdat de re-integratieactiviteiten voor de zieke werknemer die gericht zijn op het vinden van werk bij een andere werkgever (“re-integratie tweede spoor”) te laat waren opgestart. De werkgever stelde haar arbodienst 365 aansprakelijk voor de uit de loonsanctie voortvloeiende schade.

    De rechter oordeelde dat 365 inderdaad niet als een redelijk handelend arbodienst had gehandeld door te verzuimen om bij de eerstejaarsevaluatie een aanvang te maken met de re-integratie tweede spoor. 365 diende volgens de rechter als professionele arbodienst immers bekend te zijn met de toepasselijke beleidsregels van het UWV waarin die verplichting is opgenomen.

    Om haar schadevergoedingsplicht te beperken deed 365 vervolgens een beroep op een exoneratiebeding in haar algemene voorwaarden waarmee zij haar aansprakelijkheid had gemaximeerd. De rechter oordeelde evenwel dat het beroep van 365 op dat beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Omstandigheden die bij dat oordeel een rol speelden waren onder andere dat de fout van 365 ernstig te noemen was, van een professionele arbodienst mag worden verwacht dat zij op de hoogte is van het toetsingkader van het UWV en dat 365 niet aan die vanzelfsprekende verwachting had voldaan. Ook stond de schade van de werkgever in schril contrast tot het bedrag waartoe 365 haar aansprakelijkheid had beperkt.

    Kortom, de arbodienst was aansprakelijk voor de volledige schade van de werkgever die het gevolg was van de loonsanctie.

  • Securitisatie van geldleningen

    Dit blog is geschreven naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 mei 2013 over de securitisatie van geldleningen. Klanten van een bank hadden zich op het standpunt gesteld dat ze hun ‘hypotheek’ niet meer hoefde af te lossen, omdat hun geldlening met de daarbij behorende hypotheek door de bank was verkocht in een securitisatie transactie.

    In de kern komt securitisatie erop neer dat een bank de vordering uit de geldleningovereenkomst met de bijbehorende hypotheek overdraagt aan een speciaal hiervoor opgerichte vennootschap, een special purpose vehicle (SPV) genaamd. Hiervoor betaalt de SPV een koopprijs. Deze koopprijs financiert de SPV door de uitgifte van obligaties. Houders van de obligaties hebben doorgaans recht op betaling van rente en – uiteindelijk – terugbetaling van het door hen geïnvesteerde bedrag.

    Doordat de vordering van geldlening was verkocht dachten de klanten van de bank zich op het standpunt te kunnen stellen dat de bank al was voldaan en dus geen vordering meer op hen had.

    Banken zijn in beginsel op grond van artikel 3:83 BW bevoegd om de vordering voortvloeiende uit de geldleningenovereenkomst over te dragen. Dat die vordering uit het vermogen van de bank is verdwenen betekend uiteraard niet dat de vordering zelf niet meer bestaat en dat bijgevolg is dat men niet meer hoeft te betalen.

    Van het hele securitisatie proces heeft de klant vaak geen weet. Het heeft in beginsel ook geen gevolgen voor de betaling van de maandelijkse aflossingen en hypotheekrenten. Men kan ook gewoon bevrijdend blijven betalen aan de bank, omdat er sprake is van een stille cessie (artikel 3:94 lid 3 BW).

    De zorgplicht van de bank brengt ook niet mee dat de bank klanten bij het aangaan van een geldleningovereenkomst moet meedelen dat zij mogelijk overgaat tot securitisatie.

    De conclusie van de rechtbank Rotterdam in deze zaak  was ook niet verrassend. De klanten moesten gewoon hun ‘hypotheek’ blijven aflossen, omdat door de securitisatie de vordering op de klanten niet teniet was gegaan. [rechtbank Rotterdam 1 mei 2013, LJN CA2973].

    Auteur: Dagmar Meijers

    Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met Bob Heijne. Bob Heijne is sinds 2013 werkzaam bij FORT als advocaat bij de sectie Faillissementsrecht.

  • Dubbele beloning bij oproepcontracten!

    Dubbele beloning bij oproepcontracten!

    Oproepkrachten hebben onder omstandigheden een minimumaanspraak op drie uur loon per oproep, ook al duurt de oproep feitelijk korter. Dat is aan de orde indien een arbeidsomvang van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht niet zijn vastgelegd. En ook indien de omvang van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd (artikel 7:628a BW).

    Meerdere korte oproepen op één dag

    Maar wat nu indien een oproepkracht op één dag meerdere keren wordt opgeroepen voor een periode van (telkens) korter dan drie uur?

    Een voorbeeld dat recent ter beoordeling voorlag aan de rechter betrof de werkzaamheden van een taxichauffeur. Zij werd op één dag voor meerdere taxiritjes – die kort na elkaar volgden – van minder dan drie uur opgeroepen. De taxichauffeur stelde dat volgens de wet voor iedere rit van die dag steeds ten minste drie uren moesten worden uitbetaald, ongeacht de tussen de ritten gelegen tijd. Voor een rit van 10:35 tot 11:05 uur en een daaropvolgende rit van 11:15 tot 11:30 wilde zij dus in totaal zes uur uitbetaald krijgen.

    Die uitleg had dus tot gevolg dat bepaalde door haar gewerkte dagdelen dubbel aan haar diende te worden uitbetaald. Het hof oordeelde dat de wetgever dat niet bedoeld kon hebben met artikel 7:628a BW en wees de vordering van de taxichauffeur af. Een naar mijn mening alleszins redelijk oordeel van het hof.

    Hoge Raad: dubbele beloning kan

    De taxichauffeur vond evenwel gehoor bij de Hoge Raad.

    De Hoge Raad oordeelde op 3 mei 2013 namelijk dat de oproepkracht die meerderde malen per dag wordt opgeroepen werk te verrichten, over elke afzonderlijke periode van arbeid recht heeft op loon voor een periode van minimaal drie uur. Dat wordt niet anders doordat de mogelijkheid ontstaat dat over bepaalde tijdvakken van die dag “dubbel” wordt beloond.

    Voorkom dubbeltellingen

    Bij oproepkrachten die meerdere keren per dag voor korte duur worden opgeroepen én die gemiddeld 15 uur of meer per week werken, kan het raadzaam zijn expliciet een arbeidsomvang van 15 uur per week overeen te komen. Dan zijn dubbeltellingen namelijk van de baan. Werkt zo’n oproepkracht gemiddeld minder dan 15 uur per week, dan lijkt het raadzaam bij iedere oproep expliciet te melden dat die voor drie uur is. Die drie uren moeten immers toch betaald worden.

    Judith Markus

  • Zorgplicht van makelaars bij de selectie van kandidaat-huurders

    Zorgplicht van makelaars

    In Nederland kiezen steeds meer huiseigenaren ervoor om hun te koop staande woning tijdelijk te verhuren. In veel gevallen wordt voor de bemiddeling bij de verhuur een makelaars- of bemiddelingskantoor ingeschakeld.

    Onbetrouwbare huurders

    Deze tijdelijke verhuur is nooit vrij van risico’s. Eigenaren hebben natuurlijk belang bij nette huurders die tijdig de huurpenningen betalen en aan het einde van de huur de woning volgens afspraak opleveren. Toch gebeurt het met regelmaat dat huurders nalatig blijven met het betalen van de huur ofwel met de noorderzon blijken te zijn vertrokken. Ook komt het op steeds grotere schaal voor dat huurders de woning uitsluitend huren om daar een hennepplantage aan te leggen. De schade aan de woning is vaak aanzienlijk.

    Zorgplicht makelaar

    De makelaar die in opdracht van de verhuurder bemiddelt bij de verhuur heeft een zorgplicht jegens de verhuurder. Hij moet onderzoek doen naar de solvabiliteit en geschiktheid van de kandidaat-huurder. Concreet houdt dit in dat een makelaar in ieder geval moet proberen te achterhalen op welke manier de kandidaat-huurder zijn inkomen verkrijgt, bijvoorbeeld door het opvragen van een werkgeversverklaring en een recente loonstrook bij de kandidaat-huurder. Zie voorbeeld van deze uitspraak van het gerechtshof Arnhem. Er valt veel voor te zeggen dat deze zorgplicht nog verder reikt en dat de makelaar ook moet vragen naar het voorgenomen gebruik. Als de makelaar ook de huurpenningen incasseert, zal deze alert moeten zijn dat de persoon die betaalt dezelfde is als de huurder. Als dat niet zo is, kan dat een indicatie zijn voor verboden onderverhuur, verboden ingebruikgave of zelfs georganiseerde hennepteelt.

    Persoonsverificatie door extern bureau

    Sommige makelaars kiezen ervoor om de persoonsverificatie te laten uitvoeren door een extern bureau. Als later blijkt dat dit bureau fouten heeft gemaakt bij de verificatie dan is het makelaarskantoor hier jegens de verhuurder toch voor aansprakelijk. Dit neemt niet weg dat er grond zal kunnen zijn voor het makelaarskantoor om op haar beurt het extern bureau aan te spreken voor de schade.

    Dit alles geldt natuurlijk behoudens andersluidende afspraken tussen de makelaar en diens opdrachtgever. De makelaar doet er verstandig aan dergelijke afspraken schriftelijk vast te leggen zodat hij deze kan bewijzen.

  • Wetsvoorstel tot limitering van de ontslagvergoeding ingetrokken

    Wetsvoorstel tot limitering van de ontslagvergoeding ingetrokken

    De media besteedden in 2009 heel veel aandacht aan het wetsvoorstel tot limitering van de ontslagvergoeding. Bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst van werknemers met een jaarsalaris van € 75.000 bruto of meer zou de door de kantonrechter toe te kennen vergoeding bij wet worden gemaximeerd tot één jaarsalaris. Zo’n politiek correct onderwerp doet het op vele voorpagina’s goed. Daarbij krijgt de ‘gemiddelde lezer’ al snel de indruk dat inmiddels sprake is van actuele wetgeving, terwijl dergelijke plannen van de regering in het algemeen nog niet eens in een wetsvoorstel zijn vastgelegd en dus nog een (langdurig) wetgevingsproces moet volgen.

    De regering meende dat met het wetsvoorstel zou worden voorkomen dat de kosten van ontslag onnodig worden opgedreven door hoge vergoedingen voor werknemers met een hoog jaarsalaris. De huidige vergoeding (berekend volgens de kantonrechtersformule) zou in die gevallen ook niet in verhouding staan tot de nadelen die dergelijke werknemers (van wie de arbeidsmarktpositie in de regel toch al goed is) ondervinden als gevolg van hun ontslag.

    De reuring bij de introductie van het wetsvoorstel staat in schril contrast tot de stilte in de media nu  minister Asscher het wetsvoorstel op 15 februari 2013 introk. Durven de betrokken partijen geen aandacht te geven aan het intrekken van een plan dat door vele stemmers zal worden gedragen?

    Maximering nog niet van de baan

    Met het huidige regeerakkoord is een limitering van de ontslagvergoeding overigens nog niet helemaal van de baan. Onderdeel daarvan is immers dat indien de rechter een ontslag onterecht vindt of in hoofdzaak aan de werkgever te wijten, hij slechts een ontslagvergoeding kan toekennen van maximaal een half maandsalaris per dienstjaar, met een bovengrens van € 75.000 bruto. Die grens zou voor iedere werknemer gelden, dus niet alleen voor diegenen met een jaarinkomen van meer dan € 75.000 bruto. Maar ook voor dit onderdeel van het regeerakkoord is momenteel nog niet eens een wetsvoorstel aanhangig. Zal dat het staatsblad ooit halen, is dus de grote vraag. Wij denken in deze vorm in ieder geval niet.

  • Staat u op het punt om een overeenkomst op te stellen? Let hierop!

    Staat u op het punt om een overeenkomst op te stellen? Let hierop!

    Vaak ontstaat er tussen partijen achteraf een verschil van mening over de uitleg van (bepalingen van) een overeenkomst. Hier wordt dan ook geregeld over geprocedeerd.

    De rechter kijkt bij de beoordeling niet alleen naar wat er in de overeenkomst staat (de tekst), maar vooral ook naar wat partijen bedoeld hebben en wat ze over en weer van elkaar mochten verwachten. Dit vloeit voort uit de Haviltex-maatstaf, naar een arrest van de Hoge Raad uit 1981.

    De vraag: “Wat hebben partijen met de overeenkomst bedoeld?” ligt voor de hand: partijen hebben ieder vaak een belang bij een bepaalde uitleg van (bepalingen van) een overeenkomst.

    Als het om een overeenkomst tussen professionele partijen gaat, zal de rechter een groot gewicht toekennen aan de bewoordingen van de overeenkomst. Van een professionele partij mag namelijk worden verwacht, zeker als er juridische adviseurs bij het opstellen van de overeenkomst betrokken zijn, dat zij goed in staat zijn hun bedoeling schriftelijk vast te (laten) leggen. Daarbij blijft echter wel relevant welke betekenis partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en wat zij over en weer van elkaar mochten verwachten. De overeenkomst dient daarnaast als geheel te worden beschouwd en bepalingen daarvan moeten in onderlinge samenhang worden beoordeeld.

    Bij een overeenkomst gesloten tussen consumenten of semi- professionele partijen zal de rechter minder snel aansluiting zoeken bij de tekst en alle omstandigheden bij de uitleg van de overeenkomst betrekken.

    Hoe voorkom je voor het sluiten van de overeenkomst dat er in een later stadium onenigheid bestaat over de uitleg van de overeenkomst?

    • Overleg vooraf goed over wat er in de overeenkomst wordt opgenomen.

    Dit zorgt ervoor dat partijen in ieder geval bewust zijn van wat er nu daadwerkelijk wordt opgenomen in een overeenkomst.

    • Zorg voor een overeenkomst die duidelijk (dus zo min mogelijk voor meerderlei uitleg vastbaar) en volledig is.

    Zo worden misverstanden en interpretatieverschillen zoveel mogelijk voorkomen.

     

  • Leegstand en bestemmingsplan: een ander perspectief

    Leegstand en bestemmingsplan: een ander perspectief

    In mijn eerdere blog over leegstand en bestemmingsplan gaf ik al aan dat het argument dat een bestemmingsplan geen leegstand mag bevorderen tegenwoordig meer kans op succes heeft bij de bestuursrechter.

     

    Andere relatie tussen leegstand en bestemmingsplan

    Recent kwam de relatie tussen leegstand en bestemmingsplan op een andere manier aan de orde bij de rechtbank Haarlem:

    LJN: BZ3736,Voorzieningenrechter Rechtbank Haarlem, 7 maart 2013).

    Partijen: New Style Meubelen Woonboulevard Cruquius B.V. en het College van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.

    Waar ging het om?

    New Style heeft in haar bedrijfspand een aantal appartementen gevestigd. De gemeente ontdekt dat, wil geen legaliserende ontheffing verlenen voor de appartementen en gaat over tot handhaving.

    New Style is het daar niet mee eens. Zij stelt dat de gemeente beter had moeten onderzoeken of legalisatie mogelijk is. New Style stelt dat het College had moeten meenemen dat het bestemmingplan het onmogelijk maakt om nog op een zinvolle wijze gebruik te maken van het bedrijfspand. New Style wijst daarbij op de huidige economische situatie die een gevaar voor leegstand met zich brengt. Zelf heeft New Style minder vloeroppervlak in gebruik moeten nemen en hebben andere detailhandelsbedrijven die ruimte van haar huurden, de huur opgezegd. Volgens New Style is het niet realistisch te denken dat bedrijven die vallen binnen de branches genoemd in het bestemmingsplan, het bedrijfspand van New Style zullen willen huren. Ook stelt New Style dat er landelijk meer wordt toegelaten op bedrijventerreinen om leegstand boven winkels tegen te gaan; door ingebruikname van de leegstaande ruimte in haar pand als woonruimte wordt leegstand tegengegaan en wordt ook nog eens tegemoetgekomen aan de grote tekorten op de woningmarkt, aldus New Style.

    Afdeling gaat niet mee

    De Afdeling geeft New Style uiteindelijk geen gelijk. Op zich is het standpunt van New Style wel relevant, maar de Afdeling vindt dat onvoldoende is aangetoond dat een zinvol gebruik overeenkomstig het bestemmingsplan objectief gezien niet meer mogelijk is.

    De Afdeling stelt (vaste jurisprudentie) dat er alleen dan sprake kan zijn van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan van handhaving moet worden afgezien, indien voldoende aannemelijk is dat exploitatie van een detailhandelsbedrijf conform bestemmingsplan vanuit economisch perspectief uitgesloten is.

    Dat laatste is volgens de Afdeling onvoldoende gebleken. New Style heeft weliswaar betoogd dat zij problemen heeft leeggekomen bedrijfsruimte te verhuren aan bedrijven, maar zij heeft niet bewezen dat geen enkel perspectief bestaat op rendabele bedrijfsvoering van een dergelijk detailhandelsbedrijf. Ook het feit dat een aantal andere panden op de meubelboulevard leeg staat, kan niet leiden tot de conclusie dat het pand van New Style objectief gezien niet meer voor detailhandel zou kunnen worden gebruikt.

    New Style vangt bot

    Kortom, New Style vangt bot wegens vermeend gebrek aan bewijs. Dit neemt niet weg dat het een goede poging is van New Style om zich te verweren tegen handhaving. Je kunt immers zeker betogen dat het onredelijk is en geen goed bestuur om een ontheffing te weigeren en te eisen dat een perceel wordt gebruikt conform het bestemmingsplan, indien dat gebruik vrijwel onmogelijk is door een totaal gebrek aan vraag vanuit de markt.

    Voor vragen over dit blog kunt u contact opnemen met de sectie Bestuursrecht.

    Auteur, Floor Frank

     

  • Tips voor werknemers (2) ontslag tijdens faillissement

    Hebt u een ontslagbrief van de curator ontvangen? Wat kunt u of moet u doen?

    Ontslag tijdens faillissement

    Indien de curator moet constateren dat er niet genoeg geld is om alle lopende verplichtingen van de werknemers te voldoen, is de curator genoodzaakt om de werknemers te ontslaan. Voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst door de curator moet een machtiging van de rechter-commissaris zijn verkregen. Een werknemer heeft de mogelijkheid om in beroep tegen de machtiging van de rechter-commissaris te gaan bij de rechtbank. De termijn waarbinnen dit beroep moet zijn ingediend, beloopt vijf dagen vanaf de dag dat de werknemer kennis heeft kunnen nemen van de machtiging. Dit is meestal het moment waarop de werknemer de ontslagbrief van de curator ontvangt. Voor het in behandeling nemen van een eventueel beroep zal bij de werknemer griffierecht in rekening worden gebracht. Hier dient een werknemer wel rekening mee te houden. Het bedrag voor het griffiegeld bedraagt per 1 januari 2013 EUR 274,- (de hoogte van het griffiegeld wijzigt).

    In de praktijk wordt niet vaak gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen de machtiging. Eén van de belangrijkste redenen hiervoor is dat men gedurende het beroep geen uitkering van het UWV krijgt (zie blog 1 over de uitkering van het UWV). Ook neemt de curator een weloverwogen besluit om tot ontslag over te gaan. Een werknemer moet dus goed kunnen onderbouwen waarom de machtiging zou kunnen worden aangevochten. Een dergelijk beroep kan mogelijk in het geval er evident sprake is van een misbruiksituatie. Het faillissement is dan bijvoorbeeld door de werkgever aangevraagd om van de werknemers af te komen. Op dat moment kan het voor werknemers lonen om een beroep in te stellen tegen de machtiging van de rechter-commissaris. Zie meer over het mogelijk misbruik maken van de faillissementsaanvraag onze volgende blog: Hebt u het idee dat uw werkgever enkel het faillissement heeft aangevraagd om van het personeel af te komen? Wat zijn uw mogelijkheden?

    Leest u ook onze andere blogs met tips:
    Blog 1. Tips voor werknemers 1: is uw werkgever failliet verklaard en hebt u nog loon tegoed mogelijk kunt u een-beroep doen op de loongarantieregeling van het uwv.
    Blog 3. Tips voor werknemers : misbruik faillissementsaanvraag

  • Fiscale tips: (1) BTW terugvragen

    Fiscale tips: (1) BTW terugvragen

    Als u goederen of diensten levert, dan bent u in principe verplicht de koopprijs met BTW te verhogen. Andersom brengen uw leveranciers u BTW in rekening. De BTW die aan u wordt betaald door uw afnemers, moet u afdragen aan de Belastingdienst. De BTW die u aan uw leveranciers betaalt, mag u terugvragen. Meestal verrekent u de af te dragen en terug te vragen BTW en rekent u met de fiscus af over het saldo.

    Maar wat gebeurt er als uw crediteur uw factuur niet betaalt, terwijl u de BTW al wel heeft afgedragen?

    In dat geval kunt u de BTW terugvragen aan de Belastingdienst. Dit kunt u op zijn vroegst doen zodra duidelijk is dat uw crediteur niet zal betalen en uiterlijk wanneer u in rechte geen betaling meer kan vorderen. Omdat dit laatste moment moeilijk is te bepalen, is het handig om zo spoedig mogelijk de BTW terug te vragen.

    Indien uw crediteur failliet is verklaard, is meestal vrijwel direct duidelijk dat u niet betaald zult worden. De kans op een uitkering uit een faillissement is namelijk helaas vaak bijna nihil. Dit betekent dat u meteen de BTW kunt terugvragen over de facturen die onbetaald zijn gelaten en die u indient in het faillissement. Het terugvragen kunt u doen via uw BTW-aangifte. Het bericht van de curator waarin hij de indiening van uw vordering bevestigt, is voldoende bewijs van het feit dat uw crediteur u niet zal betalen. U hoeft niet een speciale mededeling te hebben dat niets zal worden uitgekeerd.

    En mocht u op enig moment toch een (gedeeltelijke) betaling krijgen uit het faillissement, dan kunt u eenvoudigweg opnieuw de BTW aangeven en afdragen. Zo hoeft u in elk geval niet de BTW zelf te dragen indien uw crediteur failleert.