Hoge Raad: Aansprakelijkheid bestuurder bij eigen onzorgvuldigheid sneller aangenomen
Als een bestuurder van een rechtspersoon een op hemzelf rustende zorgvuldigheidsnorm schendt, kan hij persoonlijk aansprakelijk worden gehouden voor de schade die daarvan het gevolg is. Daarvoor geldt niet het zware vereiste dat hem daarvan een (voldoende) ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor iedere vertegenwoordiger van een rechtspersoon. Zo heeft de Hoge Raad recent in een uitspraak beslist.
Op het eerste gezicht lijkt dit arrest niet een nieuwe regel voor aansprakelijkheid van bestuurders te bevatten. Belangrijk is echter vast te stellen dat de bestuurder in deze zaak zuiver handelde in het kader van de bedrijfsactiviteiten van de BV. Desondanks werden de gewone regels voor onrechtmatige daad op hem toegepast.
Waar ging het in deze zaak om? De bestuurder van een makelaardij, ondergebracht in een BV, bemiddelde tot twee keer toe bij de koop van een villa in Spanje. Bij de eerste koop bleek dat het niet toegestaan was de villa (af) te bouwen. Deze koop werd ontbonden en daarvoor in de plaats werd een andere, reeds afgebouwde villa gekocht. Kort daarna bleek dat de villa vanwege een ontoereikende bouwvergunning moest worden afgebroken. Het gerechtshof oordeelde dat de bestuurder persoonlijk onrechtmatig had gehandeld. Hij had zich gepresenteerd als deskundige op het gebied van de Spaanse vastgoedmarkt, maar had zich de belangen van de koper onvoldoende aangetrokken. Met name werd de bestuurder verweten zelf geen nader onderzoek te hebben gedaan naar de bouwvergunningen, de koper niet te hebben geïnformeerd over hem bekende risico’s omtrent dreigende afbraak en de koper ook niet te hebben geadviseerd ter plaatse nadere inlichtingen in te winnen. Daarmee had de bestuurder volgens het gerechtshof een op hemzelf rustende zorgvuldigheidsnorm geschonden en werd hij daarom aansprakelijk gehouden.
Bij de Hoge Raad klaagt de bestuurder dat het gerechtshof de zware maatstaf van ‘ernstige verwijtbaarheid’ had moeten toepassen. De Hoge Raad verwerpt echter de klacht en legt nog eens uit wanneer ‘ernstige verwijtbaarheid’ aan het adres van de bestuurder vereist is voor zijn aansprakelijkheid. Het moet dan gaan om benadeling van een schuldeiser van een vennootschap bij onverhaalbaarheid van zijn vordering, ingeval (i) de bestuurder namens de vennootschap de verbintenis is aangegaan terwijl hij wist of had moeten weten dat de vennootschap deze niet na zou kunnen komen en geen verhaal zou bieden voor de schade, (ii) de bestuurder belemmert of toelaat dat de vennootschap haar contractuele of wettelijke verplichting niet nakomt of (iii) de vennootschap onrechtmatig handelt en de bestuurder dit had behoren te voorkomen. Ernstige verwijtbaarheid is echter niet vereist als de door de bestuurder geschonden zorgvuldigheidsnorm op hemzelf rust en losstaat van zijn taakuitoefening als bestuurder. Dat was volgens het gerechtshof hier aan de orde, waardoor de Hoge Raad het arrest in stand hield.